No. 413. 1885. WERKEN. Onze Logée FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN ITeusden. Z ij die zich met 1^^ 1 OCTOBER a.s. op dit blad wenschen te abon» neeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis. VOOR Een grasmaaier, die in de heete zon tus- schen groen-geel gras zijne zeis zwaait en aan den slootkant een luchtje schept en een praatje maakt met een voorbijgaand wandelaar, waarbij 't zware werk 't onder werp is, zou vreemd opzien indien deze heer, die professor aan de hoogeschool is, hem tegemoet voerde dat doceeren veel zwaarder werk is dan grasmaaienevenzoo kunnen de arbeiders eener fabriek met geen mogelijkheid begrijpen en gelooven dat hun chef, die eiken dag eenige uren op 't kan toor doorbrengt, wezenlijk werkt. Wanneer men de arbeidende klassen hoort is de heele maatschappij een bijen korf. In dien korf zijn werkbijen dat zijn zijbenevens hommels, die van den grooten hoop leven, dat zijn de andere klassen. De werkbijen vliegen van den morgen tot den avond uit en verzamelen honig en was, doch de hommels helpen hen deze opmaken. Volgens hen werken alleen zij, die naar het woord der schrift, in het zweet huns aanschijns hun brood eten, gelijk zij doen, die op het veld ploe gen en zaaien, maaien en oogsten en die in fabrieken of waar ook, met handenarbeid den kost verdienen. Alle anderen hebben een heercnleven. De landbouwer, zoowel als de fabrikant, ze bemoeien zich wel met do zaken, maar werken, dat behoeven ze toch niet te doen. Zij zijn de hommels, voor wie de nijvere bijen honig verzamelen. Zij en zoovele anderen, klerken aan den lessenaar, kooplieden in den winkel, predi kanten in den predikstoel, zij hebben het goed zonder werken verdienen ze een goed stuk brood, leggen nog voor de toekomst iets weg en worden geacht en gevreesd, terwijl al wat werkman is van den ochtend tot den avond meer dan hard tobben en zwoegen moet. De eenen hebben het goed, zitten in de schaduw, voeren weinig uit en verdienen al nietsdoende veel geld, de an deren werken en hebben nochthans niet zelden gebrek aan 't noodige. Zouden er wezenlijk veel lui zijn, die letter lijk niets uitvoeren, dan wat ze voor hun ge noegen doen, b. v. coupons knippen, voor hun venster zitten, uit rijden en wandelen gaan en er heerlijk van leven Bedroefd weinig, in vele steden en dorpen zelfs geen enkele. Daarentegen zijn er tal van echte luiaards, die uit afkeer van alle werk, langs de huizen bedelen en al bedelende door 't land trekken en op kosten van anderen leven De duizenden onder 't volk, die niet timmeren of metselen, geen straten of kaden aanleggen, geen verfkwast of naai- naald hanteeren, die zoo maar zonder wer ken aan den kost komen, eilieve, zouden die wezenlijk niet werken Zou de vader gelijk hebben, die zeide mijn jongen is te zwak om achter den ploeg te staan of op karwei te gaan, ik zal er een schoolmeester van maken, dan behoeft hij ten minste niet te werken, zou die man gelijk hebben Werken is zich inspannen om iets voort te brengen dat van nut is voor hem die er moeite voor doet en voor diens mede- menschen. Of iemand daarbij nu handen of voeten gebruikt dan wel de hersenen, is geheel onverschillig, in elk geval heet dat werken. Wie nu volstrekt geen moeite aan wendt en dus niets voor zich of anderen voortbrengt, die is een luiaard. De arts, die den heelen dag huis uit, huis in loopt, kranken bezoekt en zich inspant den verschillenden aard der ziekten te doorgronden en op middelen peinst ter genezing, werkt even goed als de man, die een langen tijd arbeidt in den grond om een lek te zoeken aan de gaspijp. De rechter, die zich voorbereidt tot de openbare ge rechtszitting ten einde een misdadiger te ontmaskeren of die in de plooien van een zeer ingewikkeld proces verloren is, werkt harder dan de ijverigste bediende achter eenigen toonbank ter wereld. De bouw meester, die dagen en nachten besteedt tot het in zijn verbeelding optrekken van een kerk, heeft ongelijk veel zwaarder werk dan zijn opperman die steenen op- en afdraagt. Koningen, ministers, hooge en lage amb tenaren, officieren, predikanten, onderwijzers zijn even zoo zeker arbeiders als zij, die den naam werklieden dragen. De eersten werken met het hoofd, de laatsten met de handen, dat is het eenige onderscheid. En dat nu hoofdwerk meer in aanzien is dan handenarbeid, wie zal dat wraken De man, die een stoommachine uitvindt en tot op de kleinste deelen toe alles berekent en aanwijst, staat toch immers ver boven hem, die het eens vervaardigde stuk met een handgreep regelt Maar de werkman moet zich met veel minder loon tevreden stellen Natuurlijk, vooreerst omdat hoofdwerk veel zwaarder is en van den mensch zooveel meer inspan ning vordert. Geestesarbeid pakt niet alleen de hersenen, maar ook het lichaam aan en geen week gaat er voorbij of ge kunt in de bladen van personen lezen, die door geestesinspanning volkomen afgemat en tot werken geheel ongeschikt geworden zijn De opperman, die steenen aandraagt en 's avonds vermoeid op zijn legerstede valt, staat den volgenden ochtend verfrischt op voor hem is een goede voeding nevens ongestoorde rust een alles afdoend genees middel. Ten tweede is tot hersenarbeid slechts een klein deel der menschheid bekwaam. Die daartoe door onverstandige ouders, of door eigen verkeerd inzicht gedreven wordt en er geen gave toe heeft, gaat ten gronde. Daarentegen is tot handenarbeid ieder be kwaam die niet door gebreken verzwakt is. En eindelijk behoeven de werklieden met het hoofd jarenlange voorbereiding, gedu rende welke van verdiensten geen, van leergeld wel sprake is. wDoch die nu werkelijk van zijn geld leeft en niet werkt, teert die niet ten koste van 't algemeen Volstrekt niet, anderen leven van hem. Hij heeft vroeger gearbeid en gespaard of zijn ouders hebben dat voor hem gedaan en nu bezorgt hij door zijn geld velen een kostwinning. Dat alles wat we hier over 't //werken" hebben aangestipt is zoo eenvoudig als het a-b c. Het is dan ook het a-b-c van ons maatschappelijk leven, van het gezonde socialisme. Toch mag het nog wel eens herhaald worden dat de werkman, die trouw voor de zijnen het dagelijksch brood verdient, evenveel eer toekomt als hij, die hetzelfde doet door arbeid des geestes. DE M van i eiisuen en Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs- vcrhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche ADVERT EN TIEN waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebrachtRij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. H NAAR 6) A. BARON VON ROBERTS. IV. Op eens echter onderging dit naïeve spel een geweli.jadigen en allerhatelijksten ommekeer. Het gebeurL op een Zondag-namiddag, gedurende ons zeer bereiden diner. Wij waren zeer opgewekt, ja, vrooL- en uitgelaten als kinderen. De karaf met wijn, natuurlijk van eene iets fijnere soort dan wij ion waren, zal haar deel wel gehad hebben aan e vroolijke stemming, en om de waarheid te >/gen, waarom zouden wij ook niet eens naai hartelust hebben mogon genieten in het vooruit/.m van onze schitterende toe komst Tot nog toe wengchen en begeerten slechts bij voorkome. s geiegenheden voor den dag gekomen en ze ha c heden eene beminne lijke bescheidenheid be\ r(J e]k onze eigene groote commo e waaTj papa?« vroeg een der meisjes, jjen zich tot nu toe met hun drieën moe on k ^jpen mo^ ^wee yan deze meubelen. »En Alphonse ryg mpleeten Buffon, niet waar, papa?» e g ,*gen droomde er reeds sinds jaren van, 4'tJ»*"?. te bezitten. En voor een confectie-mag ga ^yer_ rukkelijk, hë naama10 'i v<-jg zwanen- dons omzoomde forties a bajt pa goede kindoren a nog ao,-^ sc jju 0f blijk van een bal gezien maar nu, bij hot gezicht van do mollige pelerine was het of hun op een maal de schitterende, door betooverende muziek verhoogde heerlijkheid van een bal-avond geopen baard werd. Wij maakten meerder en langer halt voor de winkels op de boulevards en onder voorwendsel dat zij de een of andere kleinigheid moesten koo- pen die daar buitengewoon, uiterst buitengewoon goedkoop was, wisten de meisjes ons telkens weer op nieuw in het gedrang van het feeënpaleis te lokken dat men het »Magasin du Louvrenoemt. Ditmaal prikkelde de overmoed ons en de een had nog doller wenschen dan de ander. Allerlei plannen werden er gemaakt en lachend opeenge stapeld. Nu weer was er sprake van eene villa. »Ho maar!» riep mijne vrouw uit. Van een equipage, van groote reizen, van eene loge in den schouwburg. »Ho maar!» riep mijne vrouw weer, die hot bost van ons allen haar verstand bewaarde. Maar zij lachte toch ook. Allerlei dwaasheden worden opgeworpen. »Papa, wat zoudt u er van denken,lachte Lolotte, »als wij dan, om naar Parijs te gaan, eens een heelen tramwagen afhuurden. Dol prettig, hé? Wat zou den we eene ruime plaats hebben en wat zouden de menschen groote oogen opzetten als ze plaats wilden nemen en hoorden: Gereserveerd voor de familie Morques!» En dadelijk daarop had ze weer iets anders. »Als wij eens op een nacht al de huizen van de Rue Maresquille blauw, wit en rood lieten verwen, met dwarse banen net als do schilderhuis jes, met Karnaval natuurlijk. Dat zou een fameuse grap zijn, hoor!» Met die woorden bracht de deug niet haar glas aan de lachende ivoren tandjes en slurpte met een gebaar als van een geroutineerd driuker het fonkelend roode vocht naar binnen. En toen riep zij met de komische stentorstem vaneeu omroeper! »Goreserveerd voor de familie Morques Op eens, plof! slaat er in het zijvertrok iets zwaars, iets hards met een dreunenden slag op den vloer. Wij ontstelden allen. Wat was dat? Was or iemand vreemds in de kamer? Charles sprong het eerst op en ging do zaak onderzoeken. Spoedig kwam hij terug en zeide, alsof het niets te beteekenen had: »0, het is niets, de schildpad deed het.« »Wat?« riep ik. »Hoe zoo, de schildpad?» Zij zal van de tafel gevallen zijn,moende mijne vrouw. Ik voelde dat miju gezicht bloedrood werd. Ik rukte mijn servet los, veegde met woedende ge baren langs mijn mond en bulderde: »Wie heeft haar er af laten vallen?» »Het zal haar niet hiuderen, papa zoo trachtte Adeline mij te paaien. Zij is nog een» een keer...» Het was goed dat zij den zin niet voleindigde. »Dat zullen wij dan eens zien!» schreeuwde ik en in een staat van verschrikkelijke opwinding vloog ik de kamer uit. De anderen mij na. Daar lag de schildpad voor mij, aan den voet van een tamelijk hoog kastje; zij was volkomen roerloos en had hare ledematen ingetrokken, zoo dat zij een levenloozen klomp geleek. »Zij is dood!» schreeuwde ik en stond daar met van schrik gebalde vuisten. Ontzet staarden zij mij aan, m ij, do schildpad niet. »Wie heeft haar daar op gezet?» schreeuwde ik dreigend. Mijne slem klonk heesch en trilde. Adeline en Lucie braken in tranen uit. »Ik wil het weten. Dadelijk wil ik het weten!» En met mijne van toorn bliksemende oogen mon sterde ik de bleeke gezichten om mjj heen. Lolotte, die kleine vleister, wilde mij naderen om in eene liefkozing mijuen toorn te smoren. Doch zij week terug voor mijn gefronsd voorhoofd en mijue vlam mende blikken. Olivier!» zeide mijne vrouw en zij dwong zich met mooi te tot kalmte, sraaar mijn God, Olivier, wat bezielt je toch om zoo op te spelen. Wat wil je dan toch?» Met die woorden bukte zij zich, nam de schild pad van den vloer op en zotte haar op do tafel. Maar niet voorzichtig, zooals het met zulk eene kostbaarheid behoort, neen, met een ergerlijken, uittardenden plof, nog veel luider dan die met welke Larmotte'a brutale huishoudster het dier had neergesmeten. Dat bracht mij volkomen buiten mij zelvon. Tot het uiterste geprikkeld stond ik daarde woorden verstikten in mijne keel. Met een half minachtend gebaai trok mijne vrouw hare gevulde schouders op. Zij zal ons eindelijk nog altemaal dol maken, je ongelukkige schildpad,» stiet zij eindelijk geërgerd uit.. »M ij n e schildpad Met eene diepe ademhaling gaf ik mijn toorn lucht. »Zoo waarlijk, mijne schildpad En gaat hij jelui dan niet aan Is het jelui dan volkomen onverschillig of ze dood gaat of niet? Smijt ze dan maar liever dadelijk het raam uit en de achthonderdduizend francs er bij. Of nog beter, slacht zo en kook er soep van! Een schildpadsoepje dat achthonderdduizend francs kost! Een goedkoop soepje, parbleu, schandekoop!» ^wJuist de honende manier, waarop ik mijne woede lucht gaf, deed het 3nikken en schreien van de meisjes tot een waar gejammer aangroeien. Hare moeder trachtte ze tot kalmte te brengen door te zeggen: »Wat schrei jelui toch om dat ellendige amphibie! Wij zullen het laten vergulden en dan onder een glazen stolp zetten.» Ik sloeg de handen boven mijn hoofd in elkaar van vertwijfeling dat zij mijne ontroering niet be grepen. Neen, zij hadden er geen begrip van, het was nog niet tot hun bewustzijn doorgedrongen, welk ecue schrikkelijk"» verantwr iljj^heid met

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1