Woensdag- 30 September. Uit de oude doos* Onze Logée FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 8 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Velen zullen zich nog herinneren dat vroe ger, met name in de Ned. Hervormde ker ken bij het nagebed speciaal de Regeering, de Overheid van den hoogsten rang af aan te beginnen tot den laagsten toe, herdacht werd. Toen ik nog een kleine jongen was en Zondags naar de kerk ging, hadden voor mij en voor mijne kameraads het nagebed en vooral de gebeden voor het Vorstelijk Huis en de overheden een groote aantrek kelijkheid. Kinderen zijn maar kinderen en wanneer de beurt aan Z. M. onzen geëer- biedigden Koning, zooals onveranderlijk de titulatuur luidde, kwam, dan konden wij wei op de minuut af zeggen, hoe lang het nog duren zou. GrooLer geworden zijnde, veranderde ik van gevoelen en begon een hekel aan dat formulier te krijgen. Al spoedig toch kwam het begrip dat bijna niemand tegenwoordig was met zijne gedachten bij dat gebed voor het Vorstelijk Huis en wie dan ook, hij moge nog zoo volbloed Oranjeman zijn, kan maar zoo zonder aanleiding voor het Vórstelijk Huis gaan bidden. Daar kwam nog bij dat dit maar het begin ,was, alles Êasseerde de revue, om te eindigen met iurgemeester en Gemeenteraden en om niets te vergeten, //allen die in hoogheid gezeten zijn." Sommige conscientieuse predikers gaven dan als aanhangsel nog een toegift, waarin alle beroepen en ambachten vertegenwoor digd waren. Zoo kreeg ieder zijne beurt. Bij eene toevallige of liever toepasselijke gelegenheid liet zich dit goed aanhooren, maar week op week, onveranderlijk en in dezelfde volgorde hetzelfde formulier te hooren, werd op het laatst weerzinwekkend, te meer daar het duidelijk was dat zoo min de spreker als de hoorder zijn ziel in zoo'n gebed had nedergelegd. Maar het formulier was er nu eenmaal en was er onder eenigszins anderen vorm reeds zeer lang geweest. Zooals vele dingen, heeft ook dit formulier aanleiding gegeven tot groote twisten en hooggaande verdeeld heden. In de eerste tijden der Hervorming was de wijze van dit bidden overgelaten aan de z/sinnelijkheit" van de predikanten, maar langzamerhand kwamen er vaste regels voor en ging het over in een formulier en wel in een formulier, waar zich de we reldlijke overheid wel degelijk mede be moeide. Na de Unie van Utrecht begon het formulier aldus z/Insonderheid bidden wij U voor de Overheden, die het U beliefd heeft over ons te stellen, voor de Hoog Mogende Heeren Staten Generaal en voor den Raad van State voor N. onzen getrouwen Gou verneur (Stadhouder) voor Mijne Heeren de Staten van dezen lande (de Provinciale Staten) enz. enz. Toen in de dagen van De Witt, de Provinciale Staten zich de hoogste macht noemden in den Staat en de Alge- meene Staten slechts beschouwd werden als gedelegeerden van hunne lastgevers, was het voor de trotsche heeren een voortdu rende ergernis, dat zij in het nagebed eerst in de derde of vierde plaats genoemd werden en voornamelijk stuitte het hen erg tegen de borst, dat er voor den stad houder gebeden werd, die er N. B. in Hol land niet eens was. En toch ging het niet gemakkelijk dit te veranderen. Het volk was zeer Oranje-gezind en zoodra dit begon te bemerken, dat men veranderingen op het oog had, begon het zeer oplettend te worden, of er soms afbreuk gedaan werd aan den eerbied, dien men aan het Oranje huis verschuldigd was. Door Jan de Witt den neef en naamgenoot van den Raad pensionaris, werd eindelijk een formulier vervaardigd, dat doorgaans aan den Raad pensionaris zelf wordt toegeschreven. In dat formulier werd de Stadhouder niet meer genoemd, er werd niet meer in gesproken van de Staten-Generaal, maar er werd ge beden in de eerste plaats voor de Staten der Vereenigde Provinciën "in 'tGenerael" en dan //voornamentlijck" voor de Staten van Holland en West-Frieslandt,//de Souveraine Regieringedeserprovintie. "Maar verscheidene predikanten verklaarden, dat zij dit formu lier niet van buiten konden leeren en zij hielden zich maar aan het oude. Maar dan werden zij met schorsing in het ambt of inhouding der jaarwedde gestraft. De schouten en baljuws werden aangemaand goed acht te slaan op die eigenzinnige pre dikanten. In Alkmaar moest er eene com pagnie ruiters aan te pas komen en te Hoorn en te Amsterdam vielen er ook groote onaangenaamheden over deze zelfde zaak voor. Voornamelijk was het volk er over gebeten, dat de Prins van Oranje niet meer in het nagebed werd genoemd. Ein delijk bedaarde de opgewondenheid toch wat, maar zoo spoedig in 1672 een Prins van Oranje weer Stadhouder was, werd het formulier op zij gezet, en kreeg //onze ge trouwe Gouverneur", de Prins van Oranje, Willem III, de eereplaats. De Staatkundige verwikkelingen, de ver anderingen in den regeeringsvorm hadden ook op dit formulier later hunnen invloed. De bede voor Lodewijk Napoleon, den zoo- genaamden lammen Koning, zoo geheeten omdat hij een weinig hinkte, ging er nog al mede door: hij had zich in den korten tijd, dat hij hier Koning was, vrij bemind gemaakt, maar toen ons land ingelijfd was bij Frankrijk en in de kerken gebeden moest worden voor Keizer Napoleon, toen ging het zoo goed niet- Er waren natuur lijk, zooals altijd, pluimstrijkers genoeg, die er niet om gaven voor wien zij baden, maar er waren ook anderen, wien het niet zoo gemakkelijk afging. Zoo o. a. de Doopsgezinde Predikant in Haarlem, Matthias van Geuns. Nadat hij met buitengewonen nadruk en met aandrang de belangen van het Vader land aan Gods Albestuur had aanbevolen, daalde zijn stem plotseling verscheidene toonen en zeide hij, zoo onhartstochtelijk mogelijk//Ook heeft men ons bevolen te bidden voor Napoleon, den Keizer der Fran- schen die over ons en andere volken den schepter (de sch zoo scherp mogelijk uit gesproken) zwaait." Daarna werd de vurige toon van het gebed dadelijk weer hervat: Andere predikanten deden het weer anders. Een onder anderen weidde eerst lang uit over den plicht van den Christen zijne vij anden wel te doen en voor hen te bidden. Dan zonder eenigen anderen overgang kreeg de Keizer in het gebed eene beurt. Een predikant in Amsterdam maakte het nog grover. In zijn nagebed zeide hij//En na- demaal ons geboden wordt voor onze vij anden te bidden, zoo bidden wij voor den machtigen Keizer Napoleon, enz. En zoo iets had niet ééns plaats, maar Zondag op Zondagmen zondigde niet tegen den let ter van het gebod, dus kon men er niets aan doen de Hollanders die het hoorden, verklapten het niet en de Franschman, die ongeveer de Hollandsche taal machtig was, kon de ironie gewoonlijk niet vatten. Gelukkig dat de tijd voorbij is dat de beroeringen in den Staat op het preêkge- stoelte een weerklank binden. Geen gebod of verbod van de hooge Overheid wijst den prediker meer den weg A. BARON VON ROBERTS. 9) Zij lag nog altijd op hare knieön en keek voor zich heen met oogen, die vochtig waren van de tranen; om hare half geopende lippen speelde een zenuwachtig trekken. Er was geen woord meer uit te krijgen. Wjj zochten verder, steeds gejaagder, in toene mende ergernis, dat onze nachtrust op zulk eene schandelijke manier gestoord werd. Geen meubel of wij onderzochten het, geen voorwerp, dat wij niet van alle kanten bij het licht van de kaars bekeken. Ledige en half geledigde glazen, bordjes en allerlei vaatwerk genoeg in alle hoeken, op en onder de meubelen, waar het niet behoorde, maar van Margutta niets. Wij werden zeer opgewonden en verhit van het afmattende zoeken en eindelijk wisten wij geen raad meer. Daar viel mijn oog op het openstaande venster en een ijzige schrik verlamde mijne ledematen als het ware. Een enkel oogenblik staarde ik sprake loos in de gapende ruimte. Toen bulderde ik: »Zij is uit het venster gevallen, zij zal verplet terd op de straat liggen, -weg zijn de achtmaal honderdduizend Dadeljjk ging ik met de jongens naar beneden en begon bij het licht eener lantaarn te zoeken. De meisjes hadden geen rust, vóór zij ook naar omlaag gekomen waren en meêzochten. De nach telijke voorbijgangers bleven verwonderd staan, om toe te zien, hoe de »fameuse familie Morques« klokke twee uur in den nacht voet voor voet de straat afzocht, evenals eene familie van vodden rapers. Maar geen spoor van Margutta! Wij waren ten einde raad en doodmoö en gaven hot eindelijk op. En daar zaten wij dan weêr in onze salon, sprakeloos en bedrukt tegen de muren terugge schoven en staarden in stomme vertwijfeling voor ons. Soms sprong er een van ons op, als het hem of haar inviel, dat de vermiste zich in dezen of dien hoek, welke niet doorzocht was, verscholen zou kunnen hebben. »Eene mooie soirée!« bromde mijne vrouw, tel kens weêr op nieuw. Het begon reeds dag te worden, toen wij zwij gend onze legersteden opzochten. Maar ik weet zeker dat geen van ons den slaap vatte. Dien morgen begon het vertwijfelende gezoek van nieuws af aan. Wij haalden alles van zijne plaats, keerden het gansche huis het onderste bo ven. Het was eene chaos, alsof er eene vorkooping moest plaats hebben. Doch Margutta was en bleef weg. »Ik zal dien vriendelijken mijnheer Victorien eens hier laten komenU zoo dreigde ik. Kort daarop was de bedreiging reeds ten uit voer gelegd. Ik zond iemand naar het ministerie van landbouw, waar bedoelde heer een voor zijn leeftijd zeer goede betrekking bekleedde en ver zocht hem zeer dringend, zich zoo spoedig moge lijk te mijnent te vervoegen. Ik zou en moest hem op de plaats zelf over het verblijf van het dier ondervragen. Eerst des namiddags verscheen hij. Zijn fijn be sneden, arristocratisch gezicht was bleek en ge heel zpn voorkomen verried eene verlegenheid, die weinig in overeenstemming was met de ongedwon genheid en natuurlijkheid, welke hem anders ken merkten. Ook viel het mij op, hoe deftig en offi ciéél hij gekleed was. Ik ontving hem vrij koel en noodigde hem ter nauwernood uit om plaats te nemen, Mijnheer Victorien,zoo begon ik kalm maar beslist, »er is gisteren op onze soirée iets voorge vallen, dat mij hoogst onaangenaam is Hij stond van zijn' stoel ep, legde zijn geel ge pantserde hand met eene uitdrukking van berouw op zijne borst en stotterde: Mijnheer ik ben bereid alles weder goed te maken. »Zoo? Dus u bekent schuld! 't Is prachtig, mijnheerzoo viel ik hem in de rede. »Ik ver zoek u dan wel zeer vriendelijk, u dergelijke din gen niet meer te permitteeren, U heeft zich eene scherts veroorloofd, die mij volstrekt niet bevalt Eu ik keek hem aan, alsof ik hem met mijne blikken wilde doorboren. »Eene scherts, maar ik verzoek u wel ge looft u dat ik zulke dingen als scherts beschouw Zijne klankrijke stem trilde van bedwongen aan doening. »Niet Wat mag u dan wel daartoe bewogen hebbenHet was moedwil, overmoed, niet waar Ik echter noem het een onbeschofte inmenging in onze huiselijke aangelegenheden »Mijnheer, ik ben een fatsoenlijk manU ant woordde hij op zeer nadrukkelijken toon. Hij richtte zich hoog op en wierp het hoofd in den nek, terwijl een vlammend rood over zijn gelaat trok. »Ik ontzeg u het recht, aan mijne eerlijke bedoelingen te twijfelen En al is het waar, dat mijne genegenheid mij gisteren op eens de baas is geworden, ik heb u reeds gezegd, dat ik bereid beu, dat ongehoorde misdrijf terstond weder goed te maken. »Maar hadt u dan geen begrip er van, hoe zeer wij op haar gesteld zijn, en welke waarde wij aan haar bezit hechten?zoo viel ik hem met klimmond ongeduld in de rede. »Uwe liefde zal mij haar bezit des te dierbaarder maken, mijnheer Morquesantwoordde hij met eenige teederheid in zijue stem. »Hoe zoo, haar bezit? Wat bedoelt u? Wat meent u daarmede Ik keek hem verbluft aan. Ik begreep er niets van en begon al mijn geduld te verliezen. »Wil ik u eens wat zeggen,zoo bulderde ik hem ein delijk toe. »Maak er, wat ik u verzoeken mag, geen grapje van. Het is mij in de versie verte niet om komediespel te doen. Ik verzoek u mij onmiddelijk te antwoorden, onmiddelijk hoor je. Eu dadelijk, hier, op dit oogenblik doe-je afstand ven haar of Hij brak mijn dreigementen af met de volgende wooiden, die hem rechtstreeks uit het hart kwa men: t> Mijnheer Morques, u moogt zoo vertoornd op mij zijn, als u wilt, maar ik heb haar lief, ik aanbid haar, ik kan niet anders. Ik zweer udat ik haar gelukkig wil makenik wil haar beschermen en koesteren als een kleinood! Mijn heer Morques, ik verzoek u om de hand van uwe dochter LucieU De uitwerking, die deze woorden mij op maakten, was van dien aard, dat ik een paar stappen terug deinsde. Als verstomd mat ik zijne, nog smee- kend voorover gebogene gestalte. Neen, eerder had ik alles ter wereld, dan juist dit verwacht. »Wat? Hoe? Wie? En de schildpad dan?« wierp ik hem voor de voeten. Hij begreep mij niet. Hij meende mij verkeerd te hebben verstaan. Eene schildpad, zoo'n hatelijk dom schepselEn dat op dit oogenblik, nu zijn levensgeluk op het spel stond?! Neen, hij begreep er niets van. Zoo bleven wij sprakeloos tegenover elkander na ati

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1