IN o. 417. Zaterdag 3 October. 1885. Onze Logée FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 8 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche ADVERTENT IEN waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Bij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. Hebt gij 't reeds gelezen 't Stond gisteren in de courant. Te M. heeft een doodgraver een kind, 't welk bloemen plukte op 't kerk hof, tot straf in het lijkenhuisje opgesloten. Daar lagen vier lijken, 's Avonds vergat hij er het kind uit te laten en toen hij 's anderen morgens het gebouwtje opende, vond hij het van angst en schrik gestorven. De man liep gevaar door het volk gedood te worden, zoodat de politie hem ter nauwernood voor dit gevaar kon beveiligen. Is dat niet ont zettend Vier dagen later bevat datzelfde blad een brief uit M., waarin een ingezetene daar ter plaatse verklaart dat van de gru welijke gebeurtenis geen woord waar is en dat in den geheelen omtrek niets voorge vallen is, wat tot het vertellen van derge lijke schanddaad eenige aanleiding heeft kunnen geven. Alzoo een pertinente leugen, een geheel uit de lucht gegrepen stuk in de rubriek //misdaden en ongelukken,een stad op de tong gebracht en een man die totaal onschuldig is aan de kaak gesteld als een moordenaar. //Schandelijk," zegt een oprecht gemoed, //men kan toch niets meer gelooven." vWeer een leugen/' zegt de onverschillige, //niets nieuws." Ja, lieve hemel, niets nieuws. Roofaan- vallen, moordgeschiedenissen, ongelukken, uitvindingen, ontdekkingen worden ver zonnen. Verzonnen neen, om de zaak bij den waren naam te noemen, moet men zeggen gelogen. Courantenleugens schieten tusschen de berichten op als onkruid tus- schen het graan. Dikwijls tegen den wil der schrijvers, doch desniettemin komen ze in de wereld. Werd niet laatst Amsterdam tot in zijn binnenste ontroerd door een courantbericht, 't welk nog al extra gedrukt en verspreid was, dat even buiten de stad een spoorwegongeluk had plaats gehad Er bleek geen woord van waar te zijn, maar de leugen was den mond ontglipt en zijn tocht leeds begonnen. Zekere bladen maken met verzonnen berichten goede zaken. z/Of 't waar of niet waar, zedelijk of onze delijk is, gaat mij niet aan, wanneer 't slechts geld opbrengt", moet eenmaal een redac teur van een buitenlandsch blad gezegd hebben. Er wordt ons ook veel te lezen gegeven, dat half gelogen is. Uit de mug is een olifant gegroeid, de zandkorrel een berg geworden. Dikwijls om hare zusters een vlieg af te vangen en zich te houden als of ze er alles van weet en een streepje vóór heeft, komt ze met tijdingen die ten deele waar, ten deele onwaar zijn. In sommige gevallen worden ook wel de olifanten tot muggen herleid om ze door- zwelgbaar te maken. Is het waarheid dat de finantiën van onzen staat geen reden tot ongerustheid geven? Men zou het zeggen wanneer men de millioenenrede van ons ministerie doorleest. Doch die goed leest ziet de olifanten die ons als muggen voorgesteld worden. Ziet wel dat de enkele millioenen, die we heeten schuldig te zijn, bij elkaar 60 millioen uitmaken en dat alleen opper vlakkige finantiekunst zoo lichtvaardig over den toestand en de toekomst oordeelen kan. Ofschoon men hier slechts te doen heeft met verregaande en te ver gaande verzach ting der omstandigheden, is men in de po litiek toch niet afkeerig van leugens. Vooral in de dagen der verkiezingen komen ze welig op. Laat een politiek man over eenig onderwerp het woord voeren en zijn tegenpartij valt als een heirleger hongerige wolven op zijn rede aan. Ze wordt aan stukken gescheurd en de mooiste brokken genieten de eer afzonder lijk geciteerd te worden, dikwerf zonder slot noch zin, want een redevoering kan er evenmin tegen als eenig mensch of dier om bij stukken en brokken gepresenteerd te worden. Zijn woorden worden verdraaid, een enkel woordje of soms een enkele letter of een lees- teeken toevallig vergeten en aldus uitgekleed stelt men hem voor en roeptwat zal er van dien man te wachten zijn? Nog erger ge schiedt. Behalve zijn woorden komen ook dikwerf zijn doen en laten, zijn verleden en zijn familie ten tooneele en in zeer voor zichtige termen als //men zegt", of //het moet zoo zijn", wordt er dan op zeer juist uitge kozen tijd een of ander minder liefelijks te berde gebracht, zoodat de man ten slotte óf een hansworst óf een nietswaardige in de oogen der tegenpartij is geworden. Och, de leugens zijn schrikwekkend alge meen. Zelfs in onze eerste regeeringslicha- men dringen ze door, onbeschaamd als ze zijn. De hoffelijkheid verbiedt echter in de parlementaire debatten het woord leugen te gebruiken. Men bezigt daarom het woord //onjuistheid," indien een der leden zich ver oorlooft iets te verzinnen of te kleuren naar zijn welbehagen. Zoo heeft eens een lid der Kamer, die 't beter wist, omdat hij in een landbouwende streek woonde en zelf landbezitter was, in de Kamer verklaard dat het schoolverzuim ten platten lande niet veel beteekende. Deze verklaring werd in plaats van met den naam die ze ver diende, met den term onjuist gebrandmerkt. Een zeer aardig voorbeeld van liegen gaf voor een paar jaren de fabrikant van zeker elixer, dat in Breda gefabriceerd werd. Tal van deskundigen, apothekers, bij wie 't naar het prospectus luidde, ver krijgbaar gesteld was, kwamen daartegen op in een groote advertentie en waarschuwden 't publiek. Wat deed nu de fabrikant? Hij knipte een paar regels uit die verklaring en bezigde die als een aanprijzing zijns 10) A. BARON VON ROBERTS. VI Zij doet, wat zij wil!« Maar terwijl zij tot nu toe slechts met het brutale geweld van een schijn bare toevalligheid onzan huiselijkon vrede verstoord had, vond zij nu eene geheel andere manier uit om ons te kwellen. Zij werd met den dag stiller. Langzamer en minder veelvuldig werden hare bewegingenzwaar der en moeielijker sleepte zij zich voort. Zij bleef log on plomp liggen, waar men haar neerlegde. Meestal hield zij haar' kop ingetrokken en de oogen gesloten. Het was niet meer mogelijk haar aan het eten te krjjgen, eenvoudig omdat zij geen lid verroerde; wel is waar waren wij het altijd oneens geweest over de vraag of zij werkelijk at van het fijn ge sneden vleesch en de bladeren, die wij haar voor zetten, maar toen bleef dat toch altijd mogelijk, thans at zij zeker niet. Alphonse onderrichtte ons in hoog wetenschappelijke taal, hoe gevoelloos en weinigeischend deze dieren zijn. Goed, dat wil den wij laten gelden, zoo lang zij zich nog be- woog. Nu echter gaf dit uitblijven van elke levens uiting den schijn, alsof zij vrijwillig den honger dood won sterven. Ja, alleen om ons te kwellen wilde zij verhongeren. Geen enkel middel om het leven op te wekken mocht baten, wij gevoelden ons volkomen machte loos tegenover de onbeweeglijke hoornmassa. Met bekommerde gezichten, met bezorgd hoofdschudden, met heimelijk zuchten zagen wij, hoe het dier bij den dag stijver en roerloozer werd. Ten laatste lag het volkomen bewegingloos als een levenlooze steen. Ja, hoe zat het nu; was zij nu dood of niet Het schild belette ieder nauwkeurig onderzoek en uit de natuurlijke koude van het bloed konden wij even goed besluiten dat zij levend als dat zij dood was. Eene stomme vertwijfeling legerde zich over ons allen, wij keken altemaal verstoord, onze gesprek ken werden fluisterend gevoerd, geen spoor meer van gelach of gezang, wij verkeerden allen in een' overprikkelden toestand wij waren allen zenuw achtig en wij snauwden elkander toe bij elke ge legenheid. Doch waarom vatten wij de geheele zaak zoo zwaar op? Zes weken geleden noemden wij ons zelven nog de gelukkigste menschen van Paidjs, waarom zouden wij dien naam niet over een paar weken weder kunnen aanvaarden, zoodra Larmotte's tehuiskomst ons van de ontzettende nachtmerrie, die ons benauwde, bevrijd had? Het was de in het duister knagende vrees, dat de giftige adem der geldgierigheid, die als een verpestende moeras dauw op onze gemoederen was neergestreken, ons geluk voor eeuwig zou vergald hebben. Wij vrees den in het verborgene, nooit meer ons vroeger ge luk te zullen terugvinden. Lucies bleek en afgevallen gelaat was een duur zame aanklacht voor mij. Langzaam, met de dui delijkheid van eene tooneeldekoratie, verzonk voor onze oogen het schitterend luchtkasteel, dat wij op de achtmaal honderdduizend hadden opgetrokken. En met dit schijnschoon, dit klatergoud, zou ook ons geluk voor immer verzinken Was er dan niets aan te doen Soms scheen het, alsof zij zich toch bewogen had. Chailes meende te hebben waargenomen, dat zij in zekeren nacht wel een span van hare plaats gescharreld was, en met haar kop achter in het hoekje van de sofa was gekropen. Dus dan leefde zij tochOnmiddellijk steeg onze hoop weder. Tegelijkertijd echter sloop een gevoel van gloeienden haat tegen het ongelukkige schepsel onze zielen binnen. Heimelijk dus, in hot verborgene, achter onzen rug had zij zich bewo gen, als wilde zij ons toonen, dat zij naar be lieven met leven en dood speelde. Zij wreekte zich op ons op eene in waarheid duivelsche manier, omdat wij haar niet verzorgden om haar zelfs wille, maar alleen om het ellendige geld »Wij krijgen loon naar werk!» zeide mijne vrouw meer dan eens. »Wij zijn zóó, zij is zóó! Natuurlijk zal zij ons niet het genoegen doen, om tot Larmottes terugkomst toe in het leven te blijven. Wij hebben de achtmaal honderdduizend dan ook volstrekt niet verdiend. Er moest in ieder geval iets gedaan worden Wij moesten de hulp van de wetenschap inroepen, wij moesten het dier noodzaken, zich te verklaren. De marteling was reeds groot genoeg. Op zekeren dag vond ik Adeline bij mijne te huiskomst in tranen en in opgewondenheid. Lolotte en zij waren op hun eigen houtje naar een' vee arts geweest, om dien te consulteeren aangaande den toestand van de schildpad. Op een anderen tijd zouden wij allen ons vroolijk gemaakt hebben over zulk een idéé, en niet minder over de om standigheid, dat die veearts juist mijnheer Pipar- deau moest wezen. Men moet weten, dat deze Pipardeau eene blazende stoommachine was van zes voet lang, het levend zinnebeeld van de grove onbeschaafde kracht. Ik wilde hen gaarne gelooven, toen zij verhaalden, wolk een angst zij bij hem hadden uitgestaan. Hij had het lieve diertje let wel: »het lieve diertje« noemden zij de schildpad met zijne reuzenklauwen beetgepakt en hot bijna tusschen zijne vingers fijn gedrukt en daarna had hij het ding weer nijdig in het mandje ge smeten, bont en blauw van ergenis, dat men hem, Pipardeau, een der eerste veeartsen van Parijs, mot zulk een ellendig insekt» lastig durfde vallen. »Als u op oen anderen keer eens eene zieke vlieg hebt, dan moet u de patient ook maar bij mij brengen, dames had hij de arme meisjes nog nageroepen, Toch greep ook ik dit denkbeeld aan, en wilde mij althans door den ongunstigen uitslag van de poging der meisjes niet laten afschrikken. En zoo kwam ik op het idéo, om een dor professoren van den Jardin des Plantes te raadplegen. Met Adeline en Lolotte bij mij ging ik op weg. Aan het ge bouw van de directie vroegen wij naar professor Richard, een jong geleerde, dien Alphonse ons aangeduid had als buitengewoon knap.» Professor Richard was niet te spreken, zoo luidde het antwoord van den portier. De professor had juist den grooten walvisch onder behandeling.» »De groote walvischIk was verwonderd. Dat monsterdier moest dan toch eerst kortelings aangekomen zijn, want ik had er nog niets van gehoord of gelezen. Wij besloten te wachtenhet was een heete Augustusmiddag en wij zouden om terug te keeren wel van zes verschillende omnibussen gebruik hebben moeten maken, daar aan zulk een tweeden tocht te voet door de gloeiende straten niet te denken viel. Wij wandelden dus geduldig in den tuin op en neder. De zieke walvisch, waarvan de portier ge sproken had, prikkelde Lolotte's speelzieke phan- tasie. »Wat zou de professor met zulk een patient aanvangen?» keuvelde zij. »Ik denk dat hij hem wel pillen mag ingeven zoo groot als een kanons kogel. En van zijn drankje alle uren een okshoofd, vooraf goed te schudden.» Onze dwingelandes had den humor van het lieve kind nog niet geheel den kop in kunnen drukken. (Wordt vervolgd.) NIEUWSBLAD Het Land van neusden en Allen», DE LANGSTRAAT EN DE DOMMELEBWAARD NAAR

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1