No. 428.
Woensdag* 11 November.
1885.
Een gewichtig stuk.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
DE D WEEPERS.
VOOR
Pit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhoóging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
■w
Niemand zal ontkennen dat een begrooting
een gewichtig stuk is. Vraag het maar
eens aan den huisvader, die, nu de kinderen
groot worden en steeds meer behoeften
krijgen, waarmee de inkomsten niet ver
kiezen gelijken tred te houden, gebogen
zit over eenige onbarmhartige cijfers, die
klaar als de dag aautoonen, dat van de
ontvangsten, nadat al het noodzakelijke is
afgetrokken, waaronder steeds een sommetje
i/onvoorziene omstandigheden'' dient te
schuilen, bitter weinig overblijft voor de
behóeften der maag en des lichaams!
Bij hem vergeleken is een vereeniging,
een gemeente, een staat in bijzonder gun
stige omstandigheden. Wanneer de ver
eeniging voor volksvermaken haar finantiën
slinken ziet, wat ze allen op haar beurt
ondervinden wanneer 't nieuwtje harer
wording er af is, dan schrapt ze eenvoudig
eenige plannen die ze koesterde voor 't
komende jaar, en komt dan niet zelden
tot een batig slot. Indien de gemeente
de balans harer inkomsten en uitgaven naai
den kant der laatste ziet doorslaan, dan
kan ze al licht het evenwicht herstellen
door een gedeelte straat nog een jaar lang
in onbegaanbaren toestand te laten bestaan,
of de noqdige herstellingen aan het gemeente
huis wat uit te stellen. Maar een huisvader
is met déze goede voorbeelden niet gebaat.
Hij kan zijn kinderen geen honger laten
lijden, ook geen honger naar den geest, in
de meestal ongegronde hoop een volgend
jaar dubbele portie's te verstrekken. Neen,
men moet niet te licht over een begrooting
denken
Ook niet over een gemeente-begrooting.
Vraag het maar wederom aan de duizend
tallen gemeenteraadsleden in welke spanning
zo verkeeren, wanneer de dag of de dagen
komen, waarop ze zich zullen te bewegen
hebben tusschen de cijfers. In den zomer
is het lidmaatschap van den raad spelegaan.
Dan gaan de heeren naar den Hartz of
Parijs en verpoozen zich en doen onder
vinding op in gemeentezaken. Of ze zetten
voor een wijle deze apart en behartigen
hun eigene op het bouwland en op de
markt. Doch wanneer het schoone seizoen
ten einde spoedt, Parijs verlaten wordt, de
oogst binnengehaald is en de bieten ge
leverd, althans gedolven, zijn, dan komt de
gemeente en legt beslag op do edelachtbaren.
Zo ontvangen de begrooting en trekken
aan de studie.
Zoo'n begrooting is een schoon st.uk.
Niet voor degenen die ze behandelen moeten,
want niemand heeft ooit een gemeenteraads
lid verdacht van eerbied te gevoelen voor
den arbeid daaraan ten koste gelegd, maar
voor een onpartijdige, die niet mee behoeft
te betalen aan de hoofdsom van het tweede
hoofdstuk, dat der inkomsten. Menig bur
gervader brengt zijn nachtrust ten offer
aan de meer dan wanhopige poging, om
op de eene bladzij alles te brengen wat
ten voordeele der gemeente verricht en
betaald moet worden, en op de andere den
hoofdei ijken omslag niet hooger of liefst
wat lager uit te trekken dan 't vorige jaar.
De groote dag breekt aan. Met een
exemplaar van het eenjarig gewas gewa
pend, dat met vouwtjes en potloodstrepen
geïllustreerd is, komen de heeren ter zitting.
Vol ernst aanvaarden ze de taak, hun op
gelegd.
Bij de begrooting berijden de heeren
hun stokpaardjes, zelden allen tegelijk, doch
meestal bij troepjes. Sommigen doen dat
met smaak, anderen zonder. Enkelen met
zoo'n klaarblijkelijke liefhebberij, dat ze na
den rit hun paard zorgvuldig op stal zetten
met het doel een volgend jaar weer op 't
zelfde in het tournooiveld te verschijnen.
Een begrooting is een welkome gelegen
heid om al wat gemeentelijk heet overhoop
te halen. Gewoonlijk wordt dan ook al
maanden te voren aan belangstellenden ver
zocht te wachten tot do begrooting aan de
orde is, dewijl dan toch alle mogelijke
onder- en voorwerpen de revue passeeren
moeten. De leden overpeinzen hun gelief
koosde afdeelingen, schrijven op wat ze te
zeggen hebben en houden een redevoering.
Burgemeester en Wethouders moeten dan
maar niet te veel rekenen op de welwil
lendheid der heeren. De pijlen, door deze
klaar gemaakt, worden met opzet gepunt
om hen te raken. Ze moeten zorgen van
alles op de hoogte te zijn en voor de vuist
alle verlangd wordende inlichtingen geven.
Ze dienen geduld te oefenen en met een
ernstig gezicht alle terechtwijzigingen, op
merkingen, ook de stekelige en wijze lessen,
aan te hooren. Gelukkig behelst hun woor
denboek tal van zegswijzen, die als sleutels
op alle begrootingsredevoeringen passen.
„Daarop zal in 't vervolg gelet worden,"
LEOPOLD VON SACIIER MASOCH.
1)
Het dwaallicht.
Men was in Koniatyn zeer verrast, toen den vol
genden middag een rijtuig het erf opreed, waarin
mevrouw Malutin en hare dochter gezeten waren.
Wat heeft dat te beduiden9- mompelde mevrouw
Jadewska, zij zijn sinds jaren niet hier geweest.
Zij sloeg haastig eene Turksche sjaal om en ijlde
naar' buiten, om hare gasten te verwelkomen. Zesin,
die haar op den voet volgde, was niet weinig ver
wonderd, toen Dragomira hem met een beminnelijk
lachje hare hand toestak en hem vertrouwelijk toe
knikte. Wat was hier voorgevallen? Het schoone
meisje had als eene slang de eene huid afgestroopt
en eene andere aangetrokkenal het sombere
scheen uit haar' geest zoowel als uit haar voor
komen verbannen. Zij droeg een kleed dat frisch
en wit was als vcrsch gevallen sneeuw. Een helder
blauwe gordel hield hare leest omsloten en het prachtige
blonde haar viel in lange vlechten op haren rug ne
der. Haar blik stond vrolijk en haar bekoorlijk
mondje scheen te schitteren van onschuldige vreugd.
Laat toch uitspannen, beste vriendin,* zoo drong
mevrouw Jadewska aan, «zulke zeldzame gasten laat
men niet maar,, weer dadelijk gaan. |k .noodig u
dringend uit, bij ons te blijven soupeeren.
Mevrouw Malutin keek naar Dragomira, die haar
een' wenk gaf; eerst nu nam zij de uitnoodigingaan
en gaf haren koetsier de noodige bevelen.
Nadat men gezamenlijk de koffie gebruikt had, noo-
digdc Dragomira den jongen officier uit tot eene
wandeling in den tuin. Zoodra zij het bordes afge
daald waren, nam zij zijn' arm en drong zich ver
trouwelijk tegen hem aan.
«Wat is er toch aan de hand?« vroeg hij met
goedhartigen spot, «ge zijt van daag zoo ncderbuigend
genadig, dat heeft zeker iets te beduiden.*
«Let er op, mijn vriend,antwoordde Dragomira,
«als wij, vrouwen, zoo bizonder lieftallig zijn, willen
we altijd iets hebben.
«Wat verlangt gij dan?«
«O, dat komt later.*
Zij gingen tusschen de drnivenstaken en de bloem
bedden door, waar de laatste bonte vlinders omheen
fladderden en de laatste bijen gonsden. Op de hou
ten bank bij den kleinen vijver zetten zij zich neder
cn Dragomira vlocht uit de asters en dahlia's mot
een enkele nog overgeblevene roos er tusschen, een'
krans, dien zij zich op het hoofd zette en guirlandes,
die zij zich om het slanke lichaam slingerde. Zesin
aanschouwde haar in stomme bewondering.
«Zoo bevalt gij mij,* riep zij hem toe, terwijl zij
hem hare beide handen toestak «als gij altijd zoo
gewillig en kalm waart, zou ik veel meer van u
houden.
«Altijd weder het oude gebod: bemin mij niet
«Ja, zoo is liet, bemin mij niet. Maar blijf toch
van mij houden, blijf mijn vriend. Ik zou u eerder
mijn gcheele vertrouwen schenken, als ik uwe wilde
hartstochten niet vreesde.*
«Beken mqar dat gij een ander bemint en ik zal
u uit den weg gaan.*
«Ik kan geen bekentenis van dien aard afleggen.
Geloof mij* en zij zag hem thans vrij en eerlijk,
zonder bijgedachten in het gelaat. Geloof mij,
indien ik een' man mijne liefde kon schenken, gij
zoudt het zijn en geen ander.
«Schoone woorden!*
«Hier is mijne hand, Zesin. Ik zweer u, dat
ik nooit de vrouw van een ander zal worden. Als
ik ooit in het huwelijksbootje stap, zal het met u
zijn. Zijt gij nu tevreden.*
Ja.
«Maar dat neemt niet weg dat ik nooit zal huwen.
Meisjcs-dweeperijcn
«Nu, gij kunt beproeven mij tot andere gedachten
te brengen,sprak zij lachend, «ik geef u verlof,
maar ik ben als die dame daar ginds van steen.*
En zij wees op het marmeren beeld eener amazonen-
koningin, die met een dierenhuid over de schouders
geworpen en den speer in de hand, in een naburig
boschage stond, als een heilige in zijne nis.
«En welken dienst kan ik u bewijzen?»
«Ik heb een verzoek.*
«Waarom zegt gij niet: een bevel
«Omdat ik u beschouw als mijn' vriend, niet als
mijn' slaaf.
«En uw verzoek
«Ik moet overmorgen naar Kiewwilt gij mij
vergezellen
«Gij schijnt heden plan te hebben om mij vol
komen gelukkig te maken!*
«Dus wij reizen samen
«Zeker. En hoe lang denkt gij in Kiew te blijven
„we zullen daarvan de betrokkenen kennis
geven," „bij een volgende begrooting zal
aan het verlangen van den geachten spreker
voldaan worden", en dergelijke uitdrukkin
gen, die met tevredenheid door de verga
dering worden aangehoord, doch die op 't
publiek denzelfden indruk maken als het
werpen van kluitjes, waarmee iemand in
't riet gestuurd wordt.
Het wordt tegenwoordig mode, do raads-
verslagen met wat poëzie op te smukken,
om ze ook genietbaar te maken voor hen,
die buitenaf wonen. Daarvoor nu leenen
zich de begrootings-debatten uitermate, de
wijl dan niet alleen alles om beurt behan
deld wordt, maar ook ieder gaarne 't zijne
wil zeggen en er gewoonlijk enkelen zijn,
die zich op glad ijs wagen.
Een bijzonder gewaardeerd punt van be
spreking levert de begrooting bij 't artikel
onderwijs op. Worden daarover de beraad
slagingen geopend, dan zetten zich de heeren
in 't zadel, want onderwijs is nog steeds
voor allen een stokpaard. Dan rijden de
bijzondere paardjes tegen de openbare en
de strijd wordt hevig. Menig begrootings-
debat dankt aan onderwijs zijn belangrijkheid.
Opmerking verdient bij het debat ook
de groote zorg die de heeren hebben voor
de beurzen der ingezetenen, 't Is alsof
van het artikel belastingen hun mandaat
afhangt en zij voor hun persoonlijk belang
ijveren, wanneer ze op bezuiniging en be
sparing aandringen. Gelukkig weet ieder
dat dit zoó niet is en een raadslid zijn
eigen belang volledig achterstelt bij dat van
't algemeen.
Misschien wel tot het voorjaar.
«Héérlijk
«Ik heb gewichtige familie-aangelegenheden te re
gelen, die mij op zijn minst eenige maanden te Kiew
zullen ophouden.*
«Hebt gij reeds logies?*
«Ja, bij eene oude tante van mij, die een klein
huis in Podal bewoont en waar ik een goed tehuis
voor dien tijd denk te vinden. Maar al heb ik ook
reeds een onderkomen gevonden, ik zal niettemin toch
nog een mannelijken beschermer noodig hebben. Wilt
gij mij uwe ridderdiensten wijden
«Behoeft gij dat nog te vragen?* riep Zesin uit.
«Ik verheug mij reeds in het vooruitzicht. Ik verlang
reeds als een kind naar den winter en de gezellige
avondjes in uw gezelschap.*
«Gij zult tevreden over mij zijn,* zeide Dragomira,
«maar gij moet mij dan ook beloven, mijne zielsrust
niet te verstoren.*
«Ik zal mijn best doen, om even koel te zijn als gij.
«Ik ben niet koel en ook gij moet het niet zijn,
evenmin als over-vurig. Eene zachte warmte is de aan
genaamste temperatuur.
Onder het souper hief Dragomira haar glas op en
zeide tot Zesin: «Op de toekomst!* Toen de dames
zouden vertrekken, miste Dragomira haren pelsmantel,
die in het rijtuig was blijven liggen. Zesin haalde hem
cn was haar behulpzaam bij het aantrekken er van.
Daarna hielp hij moeder en dochter in de calèche en
beval den koetsier aan, voorzichtig te zijn.
«Dus overmorgen middag,* herhaalde Dragomira,
«ik zal u komen afhalen.*
«Zoo als gij verkiest.*
Nu wikkelde zij hare kleine, blanke, warme hand
uit dc mollige plooien van den met bont gevoerden
Het Lu
Dl
DOOR
Op valsche wegen voerden hem zijn schreden,
De droggestalten volgend van 't geluk. Dante.