Woensdag 9 December. DE KERMIS. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden. DE DWEEPERS. voor No. 436. llli®pi'v Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Eranco per post verhooging. zonder prijs- Advertentiën 1- -6 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Het wordt langzamerhand eene mode zoo als bij vele andere zaken, nu en dan eens eene hatelijkheid te vertellen over de kermis. Er gaan weinig weken voorbij, dat ons niet een bericht onder de oogen komt van eene vecht partij of een ongeluk dat op een kermis is voor gevallen, en dan wordt van leer getrokken te gen het kermisvermaak, en als men zekere lieden zou willen gelooven, dan is er niemen dal te bedenken, dat meer onzedelijk, meer menschonteerend is dan het vieren van eene ouderwetsche kermis. Wij geven gaarne toe dat de kermis in hare oorspronkelijke beteekenis geen recht van bestaan meer heeft, dat op vele plaatsen dit oude volksvermaak niets meer is dan een tijdvak, waarin wat meer geld wordt verteerd dan gewoonlijk, maar van het afschaffen der kermissen te verwachten dat te gelijk het meeste zal zijn afgeschaft wat on der de rubriek bacchanaliën, ongebondenhe den enz. behoort, dat achten wij wel wat over dreven. Nu door de gemakkelijkheid van het reizen het voor de welvarende klasse zoo licht is gemaakt om van de vermaken in de groote plaatsen te profiteeren, nu zou het o. i. onbil lijk en onrechtvaardig zijn, tegenover minder bedeelden, deze ook die gepaste vermaken te ontnemen, die hun de kermis, om zoo te zeg gen, voor de deur brengt. Wij zeggen met op zet de gepaste vermaken want die vindt men op de kermissen ook nog wel, al wordt het door velen ontkend. En als wij gaan vergelijken en de statistiek raadplegen op het gebied van onzedelijkheid en misdaad, dan komen deplaat- sen, waar sedert jaren de kermissen zijn afge schaft, er volstrekt niet het beste af. Wij herhalen hethet wordt eene mode, op de kermis te schelden en haar de zondebok van vele ongerechtigheden te maken. Als rnen zelf heeft, wat men verlangt, is het gemakkelijk, laag neer te zien op de vermaken des volks, als zijnde plat en zonder smaak. Onlangs, nog zeer kort geleden, lazen wij zoo'n philippica en wij vernamen toevallig dat zij neergeschre ven was door iemand, die voor hij ging zitten, eerst in een oesterhuis voor 15 gulden oesters en een paar fleschjes ale naar binnen gewerkt had. De wereld weet dat natuurlijk niet, maar het is gemakkelijk anderen onthouding te pre diken, als men zelf het vette der aarde geniet. Wat men nu ook zeggen of doen moge, in vroeger jaren stond de kermis bij oud en jong, bij arm en rijk in hooge eere. In de 17e eeuw stond zij als een tijd van genot en vermaak hoog aangeschreven. Het doet ons glimlachen, wan neer wij onder de brieven, die in de nalaten schap van Jan de Witt gevonden werden, er één vinden van zijne tante te Leiden, waarin zij hem uitnoodigt, ten harent te komen op de Leidsche kermis, en dan bepaaldelijk te komen op den 29en Mei, want //dan treckt alhier de schutterij op, alwaer den properen boer van Leckerkerck mede in zal marcheeren, gelijck hij in den Haege gedaen heeft, 't welck voor- waer waerdig om te sien is./' De propere boer van Leckerkerck was de langste man van Hol land, //acht voeten hoog en overmate groot van handen en voeten.Prins Willem III verzuim de niet, zoo hij eenigszins kon, de kermis in den Haag bij te wonen en de Hagenaars zagen ook ongaarne dat de Prins in de kermisweek afwezig was. Toen Willem III in zijne leerjaren in de Lente van 1616 zich te Kleef bevond, schreef Rivet aan Huygens//het volk maakt zich boos, dat onze kleine meester niet op de Haagsche kermis is geweest. JLLJL. 15) LEOPOLD VON SACHER MASOCII. Nadat de graaf nog de bezwaren van eenige boeren had aangehoord en den jongen vioolspeler Brodezki, dien hij op zijne kosten liet opleiden, zonder veel praatjes op oorvijgen had getrakteerd, omdat het jonge mensch lichtzinnig verscheidene schulden had gemaakt, was de audiëntie afgeloopen. Als naar gewoonte kwam ook ditmaal zijn voormalige opvoeder, de heer Glinski, met wien Soltyk altijd gaarne wat babbelde en ook af en toe wel eens een partijtje schaak of trik-lrak speelde. Hij was de eenige die invloed op den graaf bezat, misschien alleen daarom, dat hij het niet liet merken. Goeden morgen, waarde heer,« zoo begon Soltyk, hem groetend,wat is er voor nieuws?# Het nieuwste is, dat Anitta Oginski weer naar huis teruggekomen is. De graaf trok met voorname geringschatting de schouders op. Mijn waarde graaf,hernam Glinski, gij oordeelt voorbarig; de Anitta van thans, die op dit oogenblik in het paleis der Oginski rondhuppelt als een zonne straal, kent gij zelfs uit de verte niet. Het is een schepseltje, dat uit eene welriekende bloem opgestegen of van eene ster in ons midden gevallen schijnt, vol maakt in elk opzicht. Zie haar en spreek mij dan tegen. Het is mogelijk, zij beloofde een aardig ding te worden. Maar zij is geworden de schoonste onzer adellijke dames,hervatte Glinski. »En hare geestelijke be gaafdheden zoowel als haar karakter zijn bovendien van dien aard, dat ik, als ik graaf Soltyk was, haar en geene andere tot mijne vrouw zou begeeren.* Dus gij wilt mij uithuwelijken Ik wind er nooit doekjes om, dat weet gij, mijn waarde graaf,antwoordde hij, en even zoo wel weet ik, dat gij nooit mijn' raad maar altijd alleen uw eigen hoofd zult volgen. Maar ik zou mij verheugen als gij eene vrouw naamt, en er aan dit wilde leven eindelijk eens einde kwam.« En waarom dat Waarom? Omdat ik uw welzijn bedoel en vrees dat dit alles nog eens slecht zal afloopen.# Denkt gij dat dit vooruitzicht mij zou kunnen af schrikken sprak Soltyk met eene onnavolgbaar trotsche beweging van zijn schoon hoofd. »Neen, vervolgde hij, terwijl het pelswerk knetterde als een heir van elektrische vonken, •neen, ik wil niet oud worden en mijn leven niet eindigen als Jan en alle man. Het liefst zou ik als een Sardanapalus in een vlammenzee ten hemel opstijgen, liet leven heeft al leen dan waarde, wanneer men het veracht, der we reld den handschoen in het aangezicht werpt en het menschdoin den voet op den nek zet. Hoe lang duurt eigenlijk deze gansche komedie wel? Is het nog de moeite waard, te leven als de polsslag hapert en het haar vergrijst? Ik bedank voor die belachelijke groot vadergeneugten en voor heel die burgerlijke geluk zaligheid. Ik had op een' troon geboren moeten worden, de wereld in het stof voor mij geknield moeten zien en aan mijne voeten milliocnen slaven, bereid om op mijn' wenk op te staan en den dood in de kaken te vliegen. Dan zou ik iets groots tot stand gebracht, mij zelf misschien de onsterfelijkheid verworven heb ben thans echter ben ik opgesloten in een' kring, die mij benauwt, gedoemd tot een leven dat mij verveelt. Ik kom mij zelf dikwijls voor als een leeuw, Naderhand, toen Willem III reeds Stadhou der was, kwam hij met zijne gemalin en gevolg opzettelijk van het Loo naar den Haag. De burgers defileerden dan met versierde wape nen en oranjesjerpen voorbij het paleis van don Stadhouder, waar de Prins en de Prinses voor de vensters stondendeze werden dan met salvo's begroethetzelfde gebeurde voor de woningen der ambassadeurs. Er stonden dan geheele rijen kramen op het Buitenhof, de aanzienlijken gingen er gemaskerd langs wan delen, men kocht er allerlei snuisterijen, die men aan vrienden en bekenden zond, zonder dat deze wisten wie de gevers waren. Vooral de Prinses van Oranje, die als Engelsche Prin ses nog nooit zoo'n volksvermaak had bijge woond, schepte er veel behagen in. Om niet herkend te worden, veranderde zij verscheidene malen per dag van gewaad en van masker. Droste, in zijn //Overblijfsels van Geheuc- chenis," geeft ons eene heele beschrijving van de Haagsche kermis. Hij zag er onder anderen Een waterspouger, die een emmer nat, Liet loopen in sijn hals of hij 't goot in een vat, En spoog dan bier of wijn, of melk, of andere dingen, Die hij, gelijk een bron, ten mond weer uit liet springen, Die hadden reuck en smaak van 't geen hij had gesegt, En die het proeven wou, heeft sulx niet wederlegt. Deze waterspuwer verwekte veel opzien. Jakob Hennin, in zijne //sinrijeke gedachten, wijdt een geheel artikel aan hem. Hij dronk achtereen twee emmers water leeg en spoot het dan weer met geweld uit zijn mond in gla zen dat het er weer uitschuimde. "Hij gaf van 't zelve ingedronken water weder in de glazen witte, roode, Spaenze en andere wijnen, ook brandewijn, anijs, jenever, roozewater en meer andere, elk met zijn volle reuk en smaek en wiert ook bij vele menschen in haer neusdoe ken medegenomen, die eenige dagen later na 't zelve water nog waren riekende." Zoo vertelt Droste van een hond, die hij ver staanbaar hoorde spreken, van een paard dat op een uurwerk kon zien, hoe laat het was. Hij zegt Mijn ucrwerk trok ik uit om het daartoe te langen, Dat uitdos meesters hand ik wel weer heb ontvangen. Maar dieven teekenden de plaets, waar ik het stak En haelden 't in den drang van 'tuytgaen, uyt mijn sack. Op de Bossche kermis zag hij een beroem den koorddanser, de Turk genoemd. //Met verwondering zag ik de vlugheid waarmede hij werkte: hij wandelde blootsvoets tegen een bijna loodrecht koord op, dat hij alleen met zijne toonen vasthield en dat hij met zijne han den niet aanraaktehij danste geblinddoekt op een koord, dat meer dan dertig voet hoog was gespannen, terwijl een jongen van 12 jaar oud aan een van zijne voeten aan een touw van 20 voet lang hing, de jongen slingerde heen en weer, terwijl de Turk danste en wel zoo ge makkelijk dat hij zich bewoog als een veder." Droste was de eenige niet, die de kermis beschreef op eene wijze waaruit duidelijk is op te maken dat hij erop zijn ouden dag nog met groot behagen aan dacht, boven noemden wij er nog een. Ook Huygens spreekt met veel opgetogenheid over de Haegsche kermis. Die mannen uit den ouden tijd hadden een hart voor gulle vroolijkheid, en genoten ze even gaarne, als dat zij ze anderen gunden. Naar sommiger zeggen zou de kermis niet anders zijn dan een uitvindsel van den duivel, en hij die er maar naar kijkt, is al zoo goed als in de klauwen van satan zelf. Wij willen gaarne gelooven dat die denkwijze bij menig een ernst is, maar onwillekeurig denken wij toch bij vele verzuchtingen over de losbandig heden van het tegenwoordige menschdomaan eene kat die in het donker geknepen wordt, of aan lui, die van alles genoten hebbende, zelf niet meer kunnen genieten en het nu anderen ook niet gunnen. die er van droomt, de woestijn te doorkruisen, maar in eene kooi opgesloten is, waarin hij zich ternau wernood kan uitstrekken. Er is nog genoeg goeds en edels te verrichten,# hervatte Glinski na eene korte pauze, »en bo vendien er zijn plichten, die gij te vervullen hebt, Moeten uw naam en uw geslacht met u te niet gaan?# Soltyk verzonk in gedachten. Eene vrouw is niet in staat, mijn bestaan aan te vullen,sprak hij toen. «Zij is voor mij niet meer dan eene bloem, die ik van den stengel ruk, om haar daarna weg te werpen Maar ik wil Anitta wel eens zien. Waarom zou ik ook niet? Ik waag er niets bij.# Zeker, gij hebt volkomen gelijk,# mompelde Glinski en het kostte hem moeite een' glim lach van zelfvoldoening te weerhouden. «Maar willen wij niet een partijtje schaken? Wel zeker. Laten wij eens spelen.# De Wolf. Het was een frisschc, maar zonnige en heerlijke dag, toen Zesin zijne schreden voor de tweede maal naar het palcis der Oginski's richtte. Hij werd dan ook, na zich van zijn' mantel te hebben ontdaan, dadelijk in den tuin gelaten, waar Anitta met hare vriendinnen op de weide aan het hoepelen was. Zoo dra de jonge dames den knappen officier ontdekten, had ieder van haar dadelijk het een of ander aan haar toilet in orde te brengen, alleen Anitta niet. Zij ging Zesin rasch besloten en zonder een' zweem coquetterie tegemoet en reikte hem de hand. Hare wangen gloeiden en wedijverden met hare wakkere oogende blauw fluweelen mantel, met donker bun zingbont gevoerd en gezoomd, scheen bij iedere beweging van hare lenige, bevallige leden te zullen berstenzij geleek eene roos, die juist haar geurigen kerker heeft verbroken. Goed dat gij er zijt,zeide zij, »nu zullen wij eens naar hartelust rondvliegen.# Daarop stelde zij hem voor aan hare vriendinnen, die hem met beval lige buigingen begroettenvooreerst Henryka Monkrey, eene slanke sylphe met zware bruine vlechten en droomerige blauwe oogenverder Kathinka Kalat- sehenkoff, hoog van gestalte, lier en met een coquet neusje, donker haar en gazellenoogeneindelijk Livia Derzwilla, eene blondine met sprekende vormen en een lijn, interessant profiel. Hoepelt w met ons mee?# vroeg deze laatste langzaam en alsof de woorden haar niet van de tong wilden. Neen, wij spelen »wolf«, viel Anitta haar in de rede dat is prettiger.* Dadelijk werden de hoepels aan een der boomen opgehangen en de stokken op het gras neergeworpen. Wie zal de wolf wezen?# vroeg Henryka? Natuurlijk mijnheer Jadewski,# antwoordde Anitta. En gij, dames?# vroeg deze, terwijl hij zijn'degen losgespte. Wij zijn de honden, die den wolf jagen.* En wat gebeurt er met den wolf als hij gepakt wordt?* Dan kunnen wij met hem handelen naar believen,* antwoordde Anitta. Gij hebt tien minuten tijd om u te verschuilen, dan begint de jacht. Gij moogt alle listen gebruiken om ons te ontkomen, maar den tuin moogt gij niet uit.* Zesin maakte eene buiging en de jonge dames vlogen als eene schaar bonte kapellen uiteen en het hus binnen. Spoedig had hij een' kostelijken schuil- I v m toSvt&SFPtF h v*\ - r^$ti i'iW Nieuwe Abonnees op dit Nieuvjs- bladontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis, alsmede een PRECENT- ALMANAK die bij het einde van den jaargang alle abonnees wordt aangeboden. DOOR Het schoonste zijn de rozen Wanneer hun knopje springt. Walter Scott.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1