No. 441. Woensdag 30 December. Belastingen FEUILLETON. UitgeverL. J. YEEEMAN TTcusden. DE DWEEPERS. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs: per 3 maanden 1 verhooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. ■■w Nu het schijnt dat de landsuitgaven niet meer in evenwicht zijn met de inkomsten, komt het artikel belasting nog al eens een enkele maal op de proppen. Nu lezen wij dat er een belasting aanstaande is op de tabak, dan weer eene op de piano's, dan weer een op spoorwegkaarljes enz. Oppervlakkig geredeneerd, zouden zulke belastingen nog zoo onredelijk niet zijn. Bij de tabak hoorde men veelal dus rede neeren //De tabak is geheel een artikel van weelde, wie de belasting niet wil be talen, die behoeft niet te rooken, dus geen mensch zal gedwongen zijn die belasting te betalen, enz.'' Doch ook hier w s weel een maar bij. Dat maar was dat bij een belasting op de tabak de gelieelö tabaks handel in ons land wel eens te niet kon gaan, omdat de handelaars dan niet met. de koopsteden in het buitenland zouden kunnen concurreeren. Dat het niet gemak kelijk valt nieuwe belastingen in te voeren, daarvan weten verscheidenen van onze Mi nisters van Financiën van mede te praten. Plannen te verzinnen, dat gaat spoedig ge noeg, maar moeielijker doorstaan zij de vuur proef der parlementaire welsprekendheid, en van de vele projecten zijn er maar enkele die aan een stnadelijken dood zijn ontsnapt. Omdat de geldkwestie steeds aan de orde is, heeft men ook altijd en altijd belastin- tingen moeten heffen, en daar het volstrekt niet voor de eerste maal is dat er een evenwicht in de geldmiddelen moet hersteld worden, is het ook niet voor de eerste maal, dat men met zonderlinge plannen voor den dag komt. Wanneer die plannen nu in een hoofd opkomen, dat ook de macht heeft ze ten uitvoer te brengen, dan be taalt men, al is het voor nog zulke zon derlinge zaken. Eerst later komt het dan dikwijls uit dat men meer kwaad dan goed gedaan heeft met de nieuwe belastingen. Daarvan zouden kunnen getuigen de wetten op den in- en uitvoer in vorige eeuwen, de menigvuldige tollen die betaald moesten worden, en meer andere. Wel is waar hadden enkelen, hetzij personen, hetzij ste den van het heffen van tollen groot voor deel, maar het publiek leed er onder en de schatkist verloor aan de eene zijde meer dan het aan de andere won. Onder de zonderlinge belastingen, die in ons land wel eens geheven werden, behoort voorzeker die welke op l Januari 1800 in werking trad. Op dien datum namelijk werd eene belasting ingevoerd op het dragen van haarpoeder, hetzij met rond of gekapt haar, op pruiken, toer jes en wat dies meer zij, zonder uitzondering. Wilde men haarpoeder, pruik, enz. dragen, dan moest men eene acte van consent vragen aan het bestuur der Gemeente, waarin men woonde. Op verzoek van den belanghebbende werd eene acte van consent afgegeven op een gezegeld papier van vijf gulden, verhoogd met. de gemeente belasting en zooals van zelf spreekt met de noodige leges. Elk jaar moest die belasting op nieuw betaald worden. Wanneer een vreemdeling hier te lande langer dan eene maand ver blijf hield, zonder hier echter zijne vaste woonplaats te hebben, dan moest hij ook betalen. Hij behoefde evenwel niet zooveel te betalen als de inwonerhij kon vol staan met een zegel van vijftien stuivers. Voor alle hoofden was de belasting het zelfde, er waren geene klassen, een groote pruik of een kleine pruik, veel poeder of weinig poeder, alles voor één geld. Met de verandering van bestuur schijnt die belasting van zelf verdwenen te zijn. Van eene intrekking leest men ten minste niet. Het is zeker dat er bij die belasting wei nig kon gesmokkeld worden. Al was men er ook in geslaagd op de eene of andere wijs zijn poederhoofd te verbergen, dan werd de kraag van den schuldige zijn verklikker die kraag zag er altijd besneeuwd uit. Men weet dat het poeder hoofdzakelijk bestond uit fijn tarwemeel, dat met eene poederkwast over de haren gestrooid werd. Had men lange haren, en die droegen in dien tijd bijna alle mannen, dan verspreidde men een wolk van stof om zich heen, als men zijn hoofd schudde of een klein beetje luidruchtig niesde. Wij herinneren ons een versje uit die dagen dat tegen de weelde waarschuwde en de mode van 'net haar poe deren bespottelijk maakte: z/Maar poeder, poeder in het haar! z/Wat nut kan dat toch geven. z/Door poeder toont de jongeling //Den tooi van oude dagen, z/Zeg kind, kan u die grijzigheid z/In uwe jeugd behagen?" enz. Onlangs hadden wij zoo'n consent onder de oogen, dat in Eethen was afgegeven door een heer Van den Heuvel aan den heer Boll. De //Navorscher" deelt ons eenige van die consenten mede, om der curiositeit wille schrijven wij er hier een af No. 55. Patent tot het dragen van hairpoeder. Departement Gelderland. Stad en Schependom van Nijmegen. Consent aan den heer J. B. om gedurende den loop van dit jaar hairpoeder te dragen, zijnde 's Lands- en Stadsrecht, benevens de kosten door denzelven voldaan. Op last van den Magistraat, (w- g.) M. v. d. Waarden. Zegel ...ƒ5:1 Stadsbelasting - 1 Leges ...-0:6 6 7 Zes gulden en 7 stuivers betaalde men dus per jaar te Nijmegen voor het verlof om hairpoeder te gebruiken. Een ander con sent is van 1811. Een derde van Amsterdam geeft als volgnummer 5609 dus wel een bewijs dat die belasting nog al wat opleverde. De landsbelasting schijnt even als de stede lijke en leges niet overal even hoog geweest te zijn. In 1806 was de landsbelasting te Amsterdam f 5 en het geheel bedroeg 6 gulden en 12 stuivers; in 1811 was de lands belasting 5 gulden en één stuiver, terwijl toen het geheel bedroeg negen gulden. De stedelijke kas schijnt er dus nog meer munt uit geslagen te hebben. Omdat het heette dat de belasting een dukaat kostte, werden de poederdragers op straat nageroepen met den scheldnaam van //dukaten-koppen." Het haarpoeder behoort voorloopig tot de geschiedenis. Elke mode komt terug, zegt men, dus de mode van het poederen zal ook nog wel eens verschijnen. Of men er dan weer belasting op zal leggen meenen wij te mogen betwijfelen- De pruiken en toertjes zijn ten minste sedert vrij gebleven. Wan neer op dit oogenblik weer eene dergelijke belasting kwam, dan zouden waarschijnlijk de dames het leeuwenaandeel moeten be talen, maar het zal wel zoo ver niet meer komen. Er is geen autocraat meer, die ons naar willekeur eene belasting oplegt. Als wij de jeremiades hooren, die over de hoogopge- voerde belastingen worden gezucht en ge weend, dan prijzen wij ons nog gelukkig DOOR 49) LEOPOLD VON SACHER MASOCH. Glinskï zat in zijne met boeken gevulde stu deerkamer in eene foliant verdiept, en stond juist op het punt eenige kerkvaders te raadplegen in eene netelige twistvraag, toen de deur open ging en graaf Soltyk binnentrad. Hij sprak geen woord, groette niet eens, maar wierp zijn' pelsmantel af en begon met groote schreden het vertrek op en neer te gaan. »Is de opera reeds afgeloopcn?* vroeg Glinski verbaasd. «Neen.* «Wat is er dan gebeurd Ge schijnt opgewonden te zijn.* De graaf gaf eerst geen antwoord, maar zette nog eenigen tijd zijne wandeling voort. Eindelijk bleef hij recht voor Glinski staan en keek hem scherp in het gelaat. «Ik heb haar gezien,* mompelde hij. «Wie?* «Anitta.* Zoo. En heeft dat u bewogen den schouw burg te verlaten?* »Ja,« antwoordde de graaf. »Ik haat, zooals gij weet, alle aandoeningen die ik niet verklaren kan en streef er naar het waarom van elke verandering, die in mij plaats grijpt, te doorgronden. En nu moet het mij overkomen dat ik te vergeefs vraag wat er met mij gebeurd is, wat de drijfveer van mijne han delingen, de oorzaak van mijne begeerte is.« »De zaak is toch anders zoo eenvoudig. «Hoe bedoelt gij dat Gij zijt verliefd.* »Ik?« Soltyk zag hem scherp in het gelaat. Het kan zijn dat gij gelijk hebt. Ik heb mij nog nooit in dat geval bevonden en dus kan ik er niet over oordeelen. Maar het is zeer wel mogelijk. Ik ben prikkelbaar, ontevreden, onrustig en kom mij zelf voor als een dwingerig kind.* «Goddank, dan is de zaak gezond en zijt gij zon der twijfel verliefd. «Ik begin het zelf ook te gelooven, vooral om dat ik zonder eenigen grond een' gloeienden haat heb opgevat tegen den jongen officier, die naast haar zat en met wien zij zoo aardig babbelde. «Jadewski? Nu, om dien behoeft gij u niet te verontrusten, die zal u niet in den weg staan. «Mij verontrusten over hem zal ik ook niet,gaf Soltyk ten antwoord, «mocht hij zich op mijn weg willen plaatsen, dan schiet ik hem eenvoudig voor den kop en zijne rol is afgespeeld. Maar zij, het meisje, Anitta. Als zij hem eens lief hnd?« «Bekommer u daarover niet. Zij heeft nog ter nauwernood afstand gedaan van hare poppen en kent geen inniger liefde dan die voor hare vriendinnen. Haar hart is nog een rein en smetteloos blad papier; hij die er het eerst op schrijven zal, is te benijden. «Ik wil haar loeren kennen,* sprak Soltyk. «Dat zal u niet veel moeite kosten, mijn waarde graaf. Gij zult met opene armen ontvangen worden.* «Jammer, dat ik de Oginski's reeds sedert gerui- men tijd in het oog loopend verwaarloosd heb. «Des te welkomer zal uw bezoek zijn.* «Hoe het zij,« riep Soltyk uit, «ik moet Anitta trachten te veroveren. Wat geef ik om naam, rang en rijkdom, als ik die niet met haar deelen kan Het is voor het eerst dat het in m'j opkomt, een meisje mijne hand aan te bicden, zonder dat ik om mij zelf lachen moet.* «Als gij dit bekoorlijke wezen als meesteres uwe woning hebt binnengevoerd, zal iedereen u benijden. Soltyk zette zich op een' stoel neder en haalde diep adem. «Het is misschien belachelijk,zuchtte hij, «maar wat moet ik nu beginnen? Slapen kan ik niet. «Neem, om tc beginnen, een glas spuitwater,* spotte Glinski. Soltyk glimlachte. Een oogenblik bleef hij nog in gedachten verdiept zitten, toen schelde hij en beval zijn paard te zadelen. Enkele oogenblikken later draafde hij op zijn edel Arabisch ros door de fijne, prikkelende koude van den helder verlichten nacht voort. Glinski intusschen zat met een guitig lachje bij zijne kerkvaders en nam voldaan een snuifje. Den volgenden morgen begaf hij zich in alle stilte naar Oginski en kondigde hem het bezoek van Sol tyk aan. Anitta was niet weinig verwonderd, toen hare moeder haar toilet, na afloop van het diner, aan een nauwlettend onderzoek onderwierp en haar daarna met zekere moederlijke trots op het voorhoofd kuste. Toen de equipage van den graaf voor het huis stil hield was het goede, niets kwaads vermoedende meisje met Livia in den tuin. Soltyk was vergezeld van Glinski. Nadat wederzijds de gewone beleefd heden gewisseld waren, vroeg de graaf naar Anitta, wier terugkomst uit het pension hem ter oore ge komen was. «Zij is op de weide aan het spelen met hare vriendin,* zeide mevrouw Oginska. «Zij is nog bijna een kind.* «Wij zouden eene kleine wandeling kunnen maken en den graaf dan meteen in de gelegenheid stellen, haar te ontmoeten,* bracht Glinski in het midden. «Zeker.* Soltyk was dc vrouw des huizes behulpzaam bij het omslaan van hare mantille en geleidde haar aan zijn arm de trappen af. «Span uwe verwachtingen maar niet al te hoog,« lispelde zij, «ieder weet, hoezeer gij op dat punt verwend zijt.» «Ik heb het genoegen gehad uwe dochter in deu schouwburg te zien,« antwoordde de graaf en was betooverd door zooveel schoonhei I, zooveel a lel en onschuld. «Gij zijt wel beleefd.* Glinski ging voorop en zoodra de meisjes hem bemerkten, kwamen zij hem reeds tegemoet- springen. «Gij moet «wolf* met ons spelen, Glinski,* zoo begon Anitta. «Op een anderen keer, mijn kind,# gaf de grijs aard ten antwoord. «Ditmaal wenschte ik u graaf Sillyk voor te stellen, die hier is.« Inmiddels was mevrouw Oginska met den graal naderbij gekomen. «Ziedaar mijne dochter,* sprak zij met schitterende oogen. «Graaf Soltyk wenscht u te leeren kennen, kind. Maar wat ziet ge er weer uit; het haar ver ward, wangen als van eene boerin...* Anitta stond met gebogen hoofd voor Soltykhaar boezem ging golvend op en neer onder het pelswerk van haren mantel en hare handen hielden den hoepel omkneld, waarmede zij zoo even nog gespeeld had. «Ik acht mij zeer gelukkig, u te leeren kennen,* sprak Soltyk.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1885 | | pagina 1