Vrijdag 1 Januari.
1886.
Het nieuwe jaar.
No. 442.
FEUILLETON.
DE DWEEPERS.
Uitgever: L. J. VEERMAN Hcusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 8 maanden 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte
Adverteutiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
m
Wanneer we in onze gedachten terug
gaan en zoeken naar een jaarbegin, dat on
der blijde verwachtingen ingegaan werd, dan
moeten we een grooten stap terug doen.
Het is helaas waar, dat de laatste jarén slo
ten met een groot tekort en de telkens uit
gesproken hoop op verbetering in den toe
stand jammerlijk teleurgesteld werd.
Het jaar 18S5 is voorbijgegaan en er zijn
niet velen in ons vaderland, geneigd een
lofrede op zijn graf uit te spreken. Het is
gemakkelijker gezegd wat het overleden jaar
niet gebracht heeft dan wat het voor goeds
heeft gedaan. Het heeft den handel uit zijn
kwijnenden toestand niet opgewekt en de
nijverheid weinig goed gedaan. Het heeft
den landboitw niet die voordeelen gebracht
waarop hij na een goeden oogst rekenen
mocht. En als gevolg van dit alles, heeft
het geen werk genoeg gehad voor den werk
mansstand, geen debiet voor de neringdoen
den. Alles is teleurgesteld en waar verbete
ring bespeurd werd, bleek die niet meer
dan een schemering te zijn, waarop nog in
lange niet de dag zal volgen.
Het Nederlandsche volk heeft dus, glo
baal genomen, slechte verwachtingen van het
nieuwe jaar. De slechte toestand, het gevolg
van een samenloop van omstandigheden, zal
ongetwijfeld niet in één jaar ten goede
keeren.
Wanneer we derhalve den schemer zien
voortduren en van tot tijd een lichtpunt
gewaar worden van den nieuwen aanstaan
den dag, laat ons dan reeds blijde zijn-
Dit neemt echter niet weg dat we thans
elkaar even als vroeger van harte begroe
ten op den eersten dag in het nieuwe jaar.
Ja, daarvoor is in de magere jaren zelfs
meer reden dan in de vette, waarin het
iedereen kan welgaan.
Daarom ook nu onze beste wenschen aan
onze lezers.
Dat ieder, op welke manier en langs wel
ken weg hij een eerlijk stuk brood tracht
te verdienen, daarin slagen moge. Zoo onge
lukkig ziet het er niet uit of arbeidzaam
heid en spaarzaamheid hebben nog wel wat
te verdienen en te bewaren. Met goeden
moed het jaar ingetreden wie weet of
't einde niet groote reden van tevredenheid
geven zal.
Onzen heilgroet aan de besturen van alle
gemeenten, waarin ons blad lezers telt. Dat
hun arbeid met den besten uitslag bekroond
worde
Onze beste wenschen voor allen die ten
nutte van de burgerij en 't vaderland werk
zaam zijn. Voor den Koning en zijne raads
lieden in de eerste plaats. Van jaar tot jaar
zagen we het tijdstip nader komen, waarin
de grondslagen van ons staatsbestuur een
ingrijpende herziening ondergaan zullen.
Misschien zijn we er thans niet ver af en
zal het nieuwe jaar ons een hervorming der
grondwet brengen.
Met het oog daarop in de eerste plaats
aan de regeerende machten onzen heilgroet
Onze beste wenschen voor allen, die op
eenigerlei wijze in beteekenis denken te
winnen door de a.s. wijziging. Dat som
migen, die meenen dat de weg daartoe het
geweld is en verstoring der orde, van deze
kranke beschouwing mogen terugkeeren
tot den wettigen, den eenigen mogelijken
weg. Niet de wanorde, maar de orde moet
ons tot welvaart brengen.
Het jaar 1886 kan een schoone bladzijde
beslaan in ons staatkundig leven, indien
we, de partijschappen latende voor 't geen
ze zijn, de handen in elkaar slaan en na
rijp overleg de grondslagen van dat leven
meer in overeenstemming brengen met de
eischen des tegenwoordigen tijds.
Onzen heilgroet aan eiken lezer in 't
bijzonder. Dat het hem welga met de zijnen
en rampen en tegenspoeden ver van hem
blijven.
Het nieuwe jaar we vragen er niet
veel van geve ons gelegenheid in vrede
voort te werken aan onze welvaart, aan ons
volksgeluk, aan beschaving en ontwikke
ling van 't algemeen.
•eee
DOOR
20) LEOPOLD VON SACHER MASOCH.
De liefdezuster.
Silvio Pellico.
Dragomira gevoelde zich juist niet wel, toen Ser-
gitsch op zekeren dag verscheen met eenc gewichtige
boodschap. »Gij moet dadelijk weg, mejonkvrouw,
sprak hij, »voor eene aangelegenheid welke Apostol
alleen aan u toevertrouwt, aan uwe slimheid en vast
beradenheid. Gij moet als krankcnverpleegster van
onze orde heden nog naar Mischkoff, bij mevrouw
Samaky, eene oude, alleen wonende weduwe. Zij
heeft typhuskoorts. Zijt gij bang voor de besmetting?»
Neen, ik vrees niets, sinds ik weet dat de hemel
mijn leven behouden wil, en ik sta immers overal in
Gods hand.»
Welnu, kom dan.»
Geef mij een paar minuten den tijd om mij te
kleeden.»
Sergitsch verliet de kamer cn binnen enkele
oogenblikken trad Dragomira volkomen reisvaardig
naar buiten. Na Cirilla de noodige bevelen te hebben
gegeven, verliet zij met Sergitsch het huis cn begaf
zich met hem naar zijne woning, waar zij het don
kere gewaad en den witten hoofddoek van eene
liefdezuster omsloeg. Ook in deze kleeding kwam hare
buitengewone schoonheid nog tot haar recht en bo
vendien verkreeg haar streng gelaat iets zachts.
Nadat Sergitsch haar in een grooten mantel van
vossenbont, dien hij voor haar had gereed gelegd,
gewikkeld had, gaf hij haar eene verzegelde enve
loppe over, welke zij eerst op de plaats barer be
stemming mocht openen.
Daarna hielp hij haar in een gereedstaand rijtuig dat
door Doliva, hun beider vertrouwde, bestuurd werd en
Dragomira verliet Kiew om over een onbegaanbaren,
bemodderden weg, dwars door eene woestenij, die
alleen door kraaienzwerinen en dwergachtige wilgen
afgewisseld werd, de plaats van hare nieuwe bestem
ming te bereiken.
Zij kwam er in den namiddag aan, verwarmde
zich eerst een weinig, opende toen den lastbrief van
Apostol, las dien tweemaal met groote oplettendheid
door en wierp hem toen in het vuur. Toen zij over
tuigd was dat de laatste snippers verbrand waren,
trad zij zachlkens de kamer der zieke binnen.
Het was een ruim, slechts matig verlicht vertrek;
dc donkere gordijnen verhoogden de duisternis en
eene zware, benauwde lucht vulde het.
Dragomira begon hare taak met het openslaan der
gordijnen en het opschuiven der ramen.
De dokter heeft het ook gezegd,» mompelde de
oude vrouw, die bij het bed zat, »maar wij durfden
het niet doen.»
De zieke sloeg bij die woorden hare oogen op,
richtte zich op den linker-arm overeind en keek Dra
gomira verwonderd aan. Zij was eene vrouw van
omstreeks veertig jaren, mager, met ingezonken wan
gen, verward, rossig haar en groote, spookachtige
oogen, waarmede zij het meisje, dat gelaten voor haar
stond, scheen te willen doorboren.
Wie zijt gij?» vraagde zij.
De ziekenverpleegster uit Kiew.»
Zoo, dat is goed. En hoe heet gij?»
Zuster Warwara.»
Ach, die hitte.»
Gij hebt de koorts,» zeide Dragomira, »maar ik
heb het venster geopend; dat zal u wel verlichten.»
Ik dunk u. Het licht doet mij goed; ik lag hier
als het ware in een graf. Ze zullen mij toch niet
levend in den grond stoppen. Ik heb den tijd nog;
ik wil nog niet heen. Zou ik moeten sterven?»
Ik hoop dat wij met Gods hulp de ziekte mees
ter zullen worden,» antwoordde Dragomira.
Ja, gij zijt door God gezonden,» mompelde me
vrouw Samaky. »Zoo moeten de engelen er uitzien.
Zij greep Dragomira's hand en kuste die; toen zonk
zij in de kussens terug en keerde haar gelaat naar
den wand.
Dragomira zond de oude helpster weg en nam
hare plaats bij het ziekbed in. Zij had slechts één
ding voor oogen: hare plicht te doen. Die vervulde
zij dan ook met de meeste zelfopoffering; zij deinsde
voor niets terug, zelfs niet voor de meest vernede
rende diensten.
Dagelijks, tegen den avond, kwam de dokter en
wat hij voorschreef, volgde Dragomira nauwgezet en
ijverig.
Dag noch nacht week zij van het leger der kranke,
zij nam er ter nauwernood den tijd af om iets te ge
bruiken, en onder alle omstandigheden bleef zij de
zelfde kalm, geduldig en vol goeden moed.
Het was in den derden nacht, toen de oude dame,
die sinds verscheidene uren in ijlende koortsen gele
gen had, plotseling haar bewustzijn herkreeg, met
verwonderde oogen om zich keek en daarna Drago
mira's hand in de hare nam.
Het staat er slecht bij met mij,» fluisterde zij,
zeg mij de waarheid maar.»
De dokter is tot nog toe zeer tevreden over het
verloop der ziekte.»
Zoo, maar het zou misschien toch wel goed zijn
een geestelijke te halen.»
Als gij het verlangt.»
Bovendien heb ik ook nog geen testament gemaakt.
De mensch moet ten allen tijde gereed zijn voor de
groote reis. Wij weten niet wanneer God ons tot
Zich roepen zal.»
Als gij er op staat, wil ik wel opschrijven wat
gij dikteeren wilt.»
Het heeft den tijd nog. Gelooft gij niet?»
Wel zeker.»
Ik zou liever blijven leven.»
Dragomira glimlachte.
Waarom lacht gij?»
Omdat ik niet begrijp, hoe iemand bevreesd kan
zijn voor den dood. Ik vat er even weinig van als
van de liefde tot het leven, die den meesten men-
schen ingeschapen schijnt. Als ik uw leven er mede
redden kon, zou ik het mijne er dadelijk voor willen
afstaan.
Omdat gij een engel zijt.»
Neen, maar omdat ik de eeuwigheid hooger schat
dan de spanne tijds die wij hier op aarde doorbren
gen. Iedere voetstap, dien wij doen, kan ons ten ver-
derve zijn, want overal liggen de verborgen valstrik
ken der zonde.»
liet is waar, al te waar.»
Alleen boete kan ons vergiffenis verschaffen, slechts
de dood verzoening brengen.»
Maar gij zoo jong - zoo schoon - zoudt
gij wenschen te sterven?»
Ja, ik verlang met heimwee naar den dood,»
antwoordde het meisje, »maar niet den dood door
een toeval, neen, vrijwillig zou ik mijn leven willen
laten, gelijk de heilige martelaars.»
En gij zoudt dus gelooven dat dit onze ziel red
den kan.»
Hel slachtoffer dat met blij gelaat naar het altaar
treedt, verzoent den Eeuwigen Hechter.»
Gij kunt gelijk hebben.»
De dag brak aan. Nadat de zieke eenigen tijd
gesluimerd had, ontwaakte zij, nam de medicijnen in
en keek Dragomira toen uitvorschend in het gelaat.
Ik zou gaarne eon priester willen hebben,» pre
velde zij.
Dadelijk?»
Ja, dadelijk.
Dragomira zond om den geestelijke van het dorp
die ook weldra verscheen.
De zieke biechtte en ontving de sacramenten der
stervenden. Toen de priester vertrokken was, gevoelde
zij zich merkbaar verlicht en praatte opgeruimd met
Dragomira.
Geef mij eens raad,» zeide zij eindelijk. »Wien
zal ik erfgenaam van mijn vermogen maken. Ik heb
geen andere dan zeer verre bloedverwanten en die
hebben mij slecht behandeld. Zou het niet beter zijn,
h t te vermaken aan de eene of andere vrome in-
r.chting.»
Zonder twijfel,» antwoordde Dragomira, «deze
g duchte heeft God u ingegeven. Maak een testament
ten voordeele van onze orde, die hongerigen spijst,
naakten kleedt en kranken verpleegt. Gij bewijst
daardoor een weldaad aan vele duizenden, tot in de
versie toekomst.».
Ja, dat zal ik doen, haal maar papier en inkt.»
Dragomira deed wat de zieke haar verzocht had,
en deze begon daarop te dikteeren. Toen het testa
ment gereed was, en de oude mevrouw het zich nog
eens had laten voorlezen, zette de kranke er hare
handteekening onder. »Leg het daar ginds maar in
de schrijftafel,» zeide zij, »of neen, het is beter dat
gij het jelf in bewaring houdt; bij u is 't het vei
ligste. Men kan nooit weten, er zijn zulke slechte
uieuschen. Mijne familie heeft hier ongetwijfeld een
spion.
Tegen den avond vertoonde zich plotseling eene
mannengestalte aan het geopende venster, die Drago-
Hei Land van Huisden en Allena,
LANGSTRAAT EN DE BOMHELERWAARD
Het is eeae gedachte, die de hel mij ingeeft.