No. 457. Woensdag 24 Februari. 1886. Uit het Oosten. FEUILLETON Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. DE DWEEPERS. VOOR Hoe een volk op wetenschappelijk ge- bied achteruit kan gaan, leert ons de ge schiedenis der Arabieren. De Europeesche geschiedschrijvers roemen om het zeerst de Arabieren als grondleggers en herstel lers der geneeskunde. In vroeger jaren hebben zij dan ook een goeden naam ge had op het gebied der geneeskunde. De beroemde dokter llhazes leefde in Bagdad omtrent duizend jaar geleden. Zijne ge schriften werden nog in de zestiend» eeuw op de hoogescholen in Europi gebruikt. Een andere geleerde, die honderd jaar later leefde, Avicenna, maakte eene encyclopedie over de geneeskundige literatuur van zijn tijd, een reuzenwerk, dat gedurende zes honderd jaar in het westen van Europa als een standaardwerk werd beschouwd. Te Cordova in Spanje hadden de Arabieren de eerste school voor geneeskunde in Europa, waar de wei ken van Hippocrates, Diosko- rides en anderen in het, Arabisch werden gelezen. Maar sedert dien tijd is de macht der Arabieren snel gedaald en met hunne macht tevens hunne kennis. Stonden zij in vroegere dagen vooraan in de gelederen der wetenschap, zij hebben nu niet alleen geen vorderingen gemaakt, maar zij zijn snel, zeer snel achteruitgegaan, en zij staan nu niet veel hooger dan de negerstammen in het hart van Afrika. Men zal zich herinneren, dat men in de verhalen, die betrekking hebben op ge- beuitenissen van eenige eeuwen geleden, altijd een geneesheer vindt, (een kwak zalver was misschien beter gezegd) die zich er op beroorade, dat hij zijne kennis en zijne onovertroffen geneesmiddelen te danken had aan het oosten. Hij snoefde er op, bij de Arabieren in de leer te zijn geweest en dat moest hem aanbeveling genoeg zijn. Nu zou het zoo wat zijn als het tegenover gestelde van eene aanbeveling, want er zijn weinig volken, die deel nemen aan het wereldverkeer en die met allerlei natiën in aanraking komen en toch op zoo'n lagen trap staan, wat betreft de wetenschap van de geneeskunde. Hoewel Arabic, behalve de kustlanden, behoort tot de gezondste streken der aarde, is het door gebrek aan kennis van de eerste beginselen der gezondheidsleer, de wieg en bakermat van ontzettende ziekten, die, maar al te dikwijls zich van daar over Egypte en naar Europa verbreid hebben. De jaren dat pest en z w arte dood in Europa duizenden offers velden, staan in de geschie denis van menige stad met een zwarte kool aangefeekeiid. Cholera, pest, roode loop, afwisselende koortsen, pokken, melaatsch- heid, oogziekten, zijn de geesels, die voort durend de bevolking van Arabië, Syrië en Klein-Azië teisteren en dunnen. Onder de laatste ziekten is de melaatsch- heid zeker wel de verschrikkelijkste. Men heeft ze in twee soorten de eene kan ge nezen worden, de andere niet, deze eindigt na nameloos lijden steeds met den dood. De benaming van Lazareth, die nog in vele plaatsen in den mond des volks leeft als de naam van een ziekenhuis, herinnert er u duidelijk aan dat ook deze ziekte zich over Europa heeft verbreid. Die ontzettende ziekte begint met jeuken en kriebelen over het geheele lichaam, dan komt er koorts bij en zulke verschrikkelijke zweren volgen er dat de uiterste ledematen als vingers en teenen, letterlijk van het lichaam af vallen. eenigen omvang in het In allo plaatsen van Oosten treft men zulke ongelukkigen aan. Oogziekten komen er verbazend veel voor. Dooreen vindt men op de vijf menschen één die aan do oogen lijdt en in Egypte vindt men op de honderd menschen één blinde. Men heeft er nog eene eigenaardige soort van blindheid, die van zonsondergang tot zonsopgang duurt. In Bairoet, Alippo, Kaïro ziet men zoo monigen boer, die des mor gens met groenten naar de stad kwam, des avonds op den schouder van zijn buurman geleund, naar huis strompelde, daar hij dan volkomen blind is. Vele van die ziekten vinden haren oor sprong in de zomerhitte, maar verreweg de meeste zijn een gevolg van de verre gaande onzindelijkheid. Honden, jakhalzen, hyena's en gieren vormen dikwijls de eenige gezondheidspolitie. De menschen laten het vuil en do lijken der dieren eenvoudig waar zij zijn. En welke middelen gebruikt nu dat volk dat vroeger op zoo'n hoogen trap stond tegen die ziekten F Arsenicum, zwavel, kwik, helsche steen, sennebladeren, bitterappelen, dat is zoo wat alles, waarvan zich de Ara bische geneesheeren bedienen voor hunne patiënten. Zwavel wordt tegen schurft ge bruikt, die dikwijls van de kameelen op de menschen overerft. Tegen rhumatismus wordt alleen wrijving aangewend. Maar hoe het volk met de zieken omgaat dat over treft alles. Teringlijders worden zooveel mogelijk met voedsel volgestopt. Pokzieken worden met doeken en kleeden moeten in vertrekken liggen, frissche lucht zorgvuldig uit gehouden wordt. Het branden universeel middel gebruikt, waar pijn gevoeld wordt, daar wordt het gloeiende ijzer op gedrukt. Bij zoogenaamde bezetenen (krank zinnigen, idioten) brandt de Arabische dok ter den schedel zoo diep in dat dikwijls de hersenen bloot liggen. Het volk leeft in den waan dat ken afleiding moot verschaffen stilte en rust gebieden, daar moet bij hen men zie- waar wij de kranke door voortdurend afgewisseld be zoek met verhalen onderhouden worden. De ziekenkamer is den gcheelen dag vol gas ten, die eten en drinken en rooken en zoo luidruchtig zijn als liet, den oosterling maar mogelijk is. Z Ifs de dokter, die den zieke bezoekt, moet eerst drinken en rooken, eer hij zijn patiënt onderzoekt. Het geloof aan het noodlot, dat in het vreeselijkst.e bijgeloof bij de lagere klassen ontaard is, speelt ook een groote rol. Bij pest en cholera onderwerpt de Mahomedaan zich niet groote gelatenheid aan het lot, dat Allah over hem heeft beschikt. Het eenige middel bestaat in het volbrengen van de vijf hoofdgeboden van Mohamed. De derwisch (Turksche monnik) schrijft een vers uit den Koran of een toover- spreuk op oen stuk papier, doopt het in een met water gevuld glas, waarin toover- teekens zijn gegraveerd, schudt het glas, prevelt er eenige onverstaanbare woorden over en geeft dit zonderlinge geneesmiddel aan den patiënt te drinken. Voor de zieke drinkt, zegt hij „zooals God wil/' of „de wil Gods geschiede," en als het gedronken is „God zij dank Maar als Allah zijn dood wil, dan helpt dit ook niet. Een Europeaan, die onder het volk komt, is per se een docter. Men verzoekt hem om poeder tegen de koorts en om andere geneesmiddelen tegen allerlei ziekten. Elke reiziger bijna weet daarvan te verhalen. Is verwijderd toevallig een Europeesche arts aanwezig en bedekt en waar alle wordt als wordt hij bij den zieke geroepen dan kan hij nog niet veel uitrichten, want hij moet zich aan zooveel gebruiken en vooroordeelen onderwerpen, dat die alleen hem reeds machteloos maken. Bekend is de geschiedenis van den Scheik (opperhoofd,) die van een DE LANGSTRAAT EN DE ra Alia LERVAAHD Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG A b o n 11 e m e 111 s p r ij s per 8 maanden 1 verbooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- 16 regels 60 ct. Advertentiën Advertentiën worden ingewacht Maandag en Donderdagavond Ibnneulandsche A D V E R T E N T IE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. .■«-/«mmébw/'h.'»». immimiiuiaiinm**". 'nrtfei Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden 8 uur. DOOR 35) LEOPOLD VON SACHER MASOCIL De sluier wordt opgelicht. »Ik volg u getrouwelijk al voert het ter hel." Thomas Mooee. Het was in den namiddag dat Glinsky het ka binet van den graaf binnentrad en hem in het zacht pelswerk van zijn kostbaren kamerjapon in zijn' leun stoel gezeten vond, onledig met het lezen van een klein briefje, op het meest elegante en nieuw modi- sche papier geschreven. «Een nieuw avontuur?" schertste Günsky. «Ge vergist u een paar lettertjes van Drago- mira, waarin zij mij meldt dat zij weder geheel her steld is. Overigens is haar briefje zoo koel als een Februarimorgcn bij strenge vorst.* «Gij hadt dus naar haar' welstand laten vragen?* «Ja. «Des te beter.* «En dat zegt gij, Glinsky?* «Ja, en met reden. Zij mag niet vermoeden dat wij haar op het spoor zijn, dat wij de geheimzinnig heid, waarin zij zich hult, eindelijk beginnen te door gronden. «Wat bedoelt gij?* »Ik heb thans volkomene zekerheid dat Dragoniira een bepaald plan met u heeft,* vervolgde Glinsky, «dat zij een van te voren bepaald en ernstig doel met onverbiddelijke consequentie vervolgt. Neem u in acht voor dit meisje. Galante avonturen vallen niet in haar smaak. «Ik denk er dan ook niet aan.* «Dragomira is gevaarlijker dan gij deukt. Soltyk begon tc lachen. «Altijd nog dezelfde her senschimmen «Hersenschimmen zijn het nooit geweest,* gaf de jezuït ten antwoord, «veeleer vermoedensmaar thans zijn die tot zekerheid geworden. «Gij maakt mij inderdaad nieuwsgierig. «Dragomira is geen coquette,* ging de heer Glinsky voort, «en zij heeft ook geen plannen op uwe hand of uw hart. «Wat dan?* b Dragomira heeft de eene of andere opdracht hier in Kiew, misschien eene van poiilieken aard, maar daarvan ben ik nog niet geheel zekerten stelligste weet ik echter dat zij geheime verbindtenissen onder houdt, gehoorzame werktuigen tot hare beschikking heeft en van tijd tot tijd op eens verdwijnt, zonder twijfel om iemand op wiens last zij handelt, op dc hoogte tc stellen van hare vorderingen. Met die zending staat Dragotnira's verschijnen in de hoogere kringen in het innigste verhand. Zij jaagt niet hare eigene belangen na, volgt niet hare eigene neigingen, maar is de dienares eener idee. Ter- wijl zij zelf er volkomen koel onder blijft, verstaat zij beter dan eene volleerde coquette de kunst, harten te ver overen. Zij verstrikt niet een enkelen, maar verscheidene mannen ieder hunner weet zij met dezelfde illusion te streden en gaat iutusschen voort hen allen aan hare bedoelingen dienstbaar te maken. Ook Zesin Ja- dewski is haar offer. Maar zij strekt hare verove ringen zelfs uit tol hare eigene kunne Henryka Mar- kany is hare slavin, die zij met hare blikken re geert. «Welk eene prachtige schepping uwer phantasie riep Soltyk spottend uit. «Ik herhaal het,hernam Glinsky «dit alles en nog veel meer is voor mij een feit geworden en wanneer gij het verlangt, zal ik u onniiddelijk de bewijzen leveren dat er behalve de Dragomira, die gij kent, nog eene tweede bestaat, eene soort van daemon, die bij naciit «Halt!* riep Soltyk. Als een bliksemstraal vloog de herinnering aan den toestand, waarin hij Drago mira dc eerste maal had aangetroffen, door zijn brein. «Daarin zoudt gij gelijk kunnen hebben, ik zelf heb eens. met en door haar een vrij zonderling avontuur gehad. «Nu, vertel eens. Wat weet gij aangaande hare nachtelijke omzwervingen Later,viel de Graaf hem in dc rede «lever mij eerst het bewijs, dat uwe schildering geen pro duct uwer phantasie is.« «Gaarne en wel nog heden,* gaf Glinsky ten antwoord, «ten minste als gij u voor een uur aan mijne leiding wilt toevertrouwen.* Wanneer?* «Van nacht, maar ik kan nog niet bepalen hoe laat. Ik zal zorgen, na het vallen van den avond tehuis te wezen en uwe komst geduldig afwachten.* Glinsky knikte toestemmend en vertrok, liet was tien uur in den avond, toen de heer Glinsky met den graaf het paleis van den laatste verliet. Bei den hadden zich verkleed als Klein Russische boeren en niemand zou in de twee mannen, die in grove kleede- ren gestoken, in schaapvellen gehuld, met zwarte lams- mutsen op het hoofd en groote laarzen aan de voeten door de sneeuw voortstapten, den rijksten magnaat van de stad, den lieveling der vrouwen, met zijn leermeester, herkend hebben. Glinsky bracht den graaf langs omwegen door enge, uitgestorven steegjes naar de straat, waarin het huis van den koopman Sergitsch stond. Tegenover dit gebouw bevond zich eene tapperij. Hierheen begaven zich de twee mannen en zetten zich in eene atmosfeer van tabaksrook en brandewijnlucht te midden van half aangeschoten koetsiers en handwerkslieden, neder. Eindelijk trad een kleine, magere man, in een' zwarten kaftan ge luld, de deur binnen en gaf Glinsky een' wenk.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1