No. 467.
Woensdag 31 Maart.
1886.
FEUILLETON.
DE D WEEPERS.
Uitgever: L. J. VEEItMAN lïeusden.
VOO*
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Een Nederlander Om u te dienen. Op
end' op een Nederlander. Ge denkt aan
Nazareth en meent dat 't onder den groo-
ten hoop middelmatigheden moeilijk zijnft
zal een wezenlijk groot man, een man van
beteekenis aan te wijzen. Dat komt omdat
we tegenwoordig in de allereerste plaats
aan staatslieden denken, wanneer sprake is
van grootheid, 't Staat echter te bezien of
juist politici de plaats van de grooten on
der de grooten innemen. De staatsmans
kunst is een moeielijke kunst, maar een
schoone en edele kunst is ze niet.
Het bekende werk //Mannen van betee
kenis" bevat weinig Nederlanders en er
schijnt iets bijzonders te moeten geschieden
om een man van beteekenis daarin een
plaats te geven. Zoo om bij de allerjongste
verschijning ons te bepalen, zoo moest Joh.
J. H. Verhulst, de man, dien we op 't oog
hebben, eerst zijn 70sten verjaardag vieren,
om als man van beteekenis daaiin een
plaats te krijgen. We weten wel dat dit
feit niet af of toe doet aan 's mans ver
diensten, dat het zijn beteekenis vermeer
dert noch vermindert, doch we vroegen ons
op den 18den Maart niet zonder grond af:
waarom mocht deze kunstenaar niet vroe
ger, b.v. op zijn 64ste of 60ste jaar of op
een anderen dag een plaatsje verwerven
onder de lange rij personen, als mannen
van beteekenis aangeduid? Was hij te jong?
Waren zijn haren nog niet grijs genoeg?
Wachtte men op zijn honderdste werk? Of
op de mare van zijn dood
Enfin, Verhulst mag nog dankbaar zijn.
Velen zijner kunstbroeders hebben bij hun
leven niet eenmaal de vreugde mogen sma
ken als lieden van beteekenis te worden
beschouwd. Hem is deze eer althans weg
gelegd.
Verhulst is de vader onzer Nederlandsche
kunstenaars, hun aanvoerder, hun meester.
Zij schamen zich niet bewonderaars, volge
lingen 'te heèten van den grijzen musicus en
met iu zijn geest voort te werken, brengen
ze hem meer eer toe, dan met een dozijn
lofcantates mogelijk ware.
Wanneer we een lijstje moesten schrij
ven van componisten, die de Nederlanders
oog en oor geopend hebben voor hun eigen
taal, dan zouden we daarop Verhulst onge
twijfeld bovenaan zetten.
Zoudt ge gelooven dat toen laatst het
grootste mannenkoor uit de hoofdstad,
'twèlk daar in de wandeling //het" man
nenkoor heet, van directeur verwisselde,
deze uitdrukkelijk verklaarde aan de Ne
derlandsche taal de voorkeur te zullen
schenken Wanneer dat thans nog, in 1886,
noodig is, nu er zooveel goeds en schoons
doott
45) LEOPOLD VON SACHER MAS0C1I.
Een weefsel yan leugens.
In den vroegen morgen van den volgenden dag
verscheen, de heer van Markany met zijne dochter op
het politie-bureau. Bleek, met brandende oogen en
kloppende slapen, zonk het meisje op een'stoel neder.
Den beambte, die hen te woord stond, verklaarde
zij, met Bedroszeff en Mirow den vorigen avond naar
Myschkow te zijn gegaanin de nabijheid van de
herberg waren zij door een' troep onbekenden, die
zich vermomd hadden, overvallen; de bandieten had
den Bedroszeff en den agent gevangen genomen en
medegevoerd.
De beambte deed haar een aantal \ragen, welke
zij kalm en zonder aarzelen beantwoordde.
Bij gelegenheid van een bezoek, dat Bedroszeff bij
Dragomira had afgelegd zoo verhaalde zij had
den zij beiden zich schertsenderwijze als vrouwelijke
agenten aangeboden. Den vorigen avond nu was zij
met Deliva en de beide politiemannen, allen in boe-
rengewaad gedost, naar Myschkow gesleed. In de na
bijheid van de herberg waren zij besprongen door
eene bende ruiters, die maskers voor het gelaat droe
gen. Deze hadden zich van Bedroszeff en Mirow
meester gemaakt, hen gekneveld en den koetsier
daarop last gegeven om naar Kiew terug te keeren.
Hierop werd Deliva ontboden en in verhoor geno
men. Zijn getuigenis kwam volkomen met dat van
Henryka overeen.
Een inspekteur van politie begaf zich toen, verge
zeld van Deliva, met verscheidene agenten en een
piket kozakken op weg. Zij vonden de deur van de
herberg versperd en, toen zij met geweld binnen
waren gedrongen, bleek het huis verlaten te zijn.
Kénnelijk had de waardin zich uit de voeten gemaakt.
Op de tafel vond men een stuk papier, waarop
hel volgende geschreveu was: «Uwe moeite is ver-
geefsch. Gij zujt de strenge, maar rechtvaardige
rechters niet ontdekken. Pikturno was een verrader
en onderging de straf, die hij verdiende.
De inspekteur liet zijne manschappen daarop liet
bosch doorzoeken. Men vond de lijken van Bedroszeff
en Mirow, beiden aan een' sterken tak van een'
rcusachligen eik opgehangen. Tegen den stam des
booms was een plakaat aangebracht van den volgen
den inhoud
De Geheime Regeering voor het
Gouvernement Kiew.
De inspekteur liet de lijken van den boom afne
men en op eene boerenslede, die men in het dorp
gcrequireerd had, naar de stad vervoeren. Ilij zelf
keerde desgelijks met zijne manschappen terug, vast
overtuigd dat men hier te doen had met eene revo
lutionaire samenzweei'ing.
Zelfs de lieer Glinsky geraakte het spoor bijster. Hij
kwam bij Soltyk met de tijding dat er eene samen
zwering ontdekt was, doch voegde er bij dat het nu
zonder twijfel gelukken zou, Dragomira's medeplichtig
heid daaraan te bewijzen en dat hij het derhalve
geraden achtte, alle verbindtenissen met haar bijtijds
af te breken.
Soltyk wees zijne verdenking met weerzin af. «Dra
gomira heeft niets met komplotten uitstaande,sprak
hij, «ik weet dat met zekerheid. Geef dus uwe po
gingen op om haar in mijn oog-zwart te maken.*
Sinds verscheidene dagen had hij haar gezien noch
gesprokenhij was thans vast besloten, zich van
Glinski's voogdijschap te ontdoen en haar in de aniien
te snellen. «liet is dringend noodig dat ik Dragomira
bezoek en haar waarschuw,zeidc hij tot Tarajcwitsch,
«binnen een uur ben ik terug.
«Neen, neen, ik laat u niet gaan,« antwoordde
de bondgenoot van de heer Glinski «en als gij met
kracht en geweld moet, welnu dan zal ik u verge
zellen.
«Dat kan niet. Ik moet haar alleen spieken.
«De zaak uitmaken bedoelt gij.
«Gij beiden schijnt bepaald van plan te zijn mij
als een kind te behandelen, Dat kan er voor een
door mannen als Verhuist, Hol, Worp e. a.
geleverd is, kan men eenigszins nagaan hoe
de toestand was, vóór deze kunstenaars hun
hun werken in 't licht gegeven hadden.
Wij kunnen slechts van vóór een twin
tigtal jaren oordeelen, maar toen nog stond
het van de Lauwerzee tot de Schelde on-
omstootelijk vast dat het Nederlandsch vol
komen ongeschikt was voor muzikale bear
beiding. Te plat, te prozaïsch, te hard, foei
wat taal Verbeeld u dat iemand zong
z/de lente is gekomen Men zou er een
geheel publiek meê wegjagen Neen, dan
klonk: //der Friihling ist gekommen" als
engelenklank, zóó lief, zóó vloeiend, zóó
zacht als een lentezuchtje. Zoo was toen
de algemeene opinie over onze taal. De
taal waarvan we ons bedienen overal, mocht
alleen maar niet in concertzalen weerklin
ken ze was goed om in te spreken, te
schrijven, te preeken, te denken, om te
zingen was ze ongeschikt.
't Gevolg daarvan was overal Duitsche
muziekonderwijzersdat een Nederlander
't zou durven wagen zich als muziekdirec
teur te vestigen, was een ondenkbaar iets.
Die 't intusschen waagde, leed honger, ter
wijl zijn Pruisische vakgenoot de lessen niet
aan kon.
Genoeg hierover. Die tijd is voorbij. Ver
hulst en zooveel anderen hebben ons hunne
liederen geschonken en die, na deze gehoord
te hebben, zou durven beweren dat de Hol-
landsche taal ongeschikt is tot den zang,
hij zou waard zijn van ons grondgebied ver
bannen te worden.
Bijna een halve eeuw is Verhulst in zijn
vaderland werkzaam. In den Haag, in Rot
terdam en in de hoofdstad heeft men hem
persoonlijk leeren kennen en hoogschatten
als aanvoerder van groote zangkoren. Vree-
zen ook, want Verhulst is ver van gemak
kelijk. 't Kan hem maar hoogst zelden ge
heel naar den zin zijn en soms kan hij zijn
manschappen bar op 't lijf vallen. Dat is
voor zwakkelingen in de muziek niet altijd
aangenaam, maar de ware koorzanger, die
zijn partij staat, weet bij ervaring dat, om
tot een goed geheel te komen, meegaand
heid van de zijde des aanvoerders veel meer
te vreezen is dan vurige drift. Men weet
nu eenmaal dat men bij Verhulst op geen
genadig oordeel hopen mag en getroost zich
zijn hardheid. Men beschouwt dit gebrek,
als 't een gebrek heeten mag, als een ei
genaardige karaktertrek van een man van
geest. Hij is nu eenmaal zoo. Toen eenige ge
routineerde zangers hem onder 't souper, na het
concert door Dan. de Lange te zijner eer
gegeven, een lied toezongen en dit, onvoor
bereid als ze waren, zeer goed ten einde
brachten, dankte Verhulst hun op zijn ma
nier door te vragen of ze dien avond nog
niet genoeg gezongen hadden. Dit was hard,
want 't waren vurige bewonderaars van den
grooten componist, maar 't bevreemdde hun
paar dagen mede door, maar op den duur duld ik
het niet.
«Als gij verwacht dat ik u onverhinderd het ver
derf in de kaken laat loopen,« hernam Tarajcwitsch,
«dan kent gij mij niet. Desnoods ben ik in staat een'
familieraad te laten beslissen, of de hulp van het ge
recht in te roepen.
«Ik geloof dat gij gek zijt.
«Ik ken mijne plicht.
«Doe wat gij wilt, ik ga toch.« Hij begon- zich
te kleeden. Tarajewitsch dacht na. «Jij hebt mij
beloofd, dat wij op eene uwer bezittingen eene wol
venjacht zouden organiseeren,# begon hij eindelijk.
«Ja.
«Welnu dan, ga naar Dragomira; doch morgen
vertrekken wij naar Chomtschin om er een paar dagen
te jagen.
Afgesproken.
Een kwartier later was Soltyk bij Dragomira.
«Er bestaat eene formccle samenzweering tegen
ons,« zoo ving hij aan. «Tarajewitsch heeft zich
met Glinsky verbonden ik wordt als een misdadiger
bewaakt en men speelt den baas over mij, alsof ik
een kind was. Morgen wordt ik naar Chomtschin
getransporteerd, om op een landgoed, dat ik daar
heb liggen, te jagen. Doch nu heb ik gedacht u
ook uit te noodigendat is een gemakkelijk voor
wendsel om eenigen tijd in elkanders bijzijn te wezen.
Ik zal ook Markany vragenkom gij met hem of ;n
gezelschap van uwe tante. Wanneer wij eerst te
Chomtschin zijn en gij mijne gast zijt, zullen wij ge
legenheid genoeg vinden om onze zaken nader te
regelen.
«Ik heb een afkeer van intrigues,* antwoordde
Dragomira, «waarom zendt gij Tarajewitsch niet kort
en goed wig?«
«Dut kan ik niet; hij is in staat om mijne ge-
lieele familie tegen mij in het harnaste jagen, of mij
het gerecht op den hals te halen.*
Dragomira overlegde. «Djn is het eenige middel,
hem eenvoudig onschadelijk te maken,sprak zij
eindelijk.
Hebt gij reeds een plan gevormd
«Dat komt van zelf, als wij maar eerstin Chiml-
schin ziju,« gaf zij ten antwoord, «indien gij slechts
evenveel inoi d en wilskracht bezit als ik, dan holibi n
wij niets te vreezen.#
«Gij kunt op mij rekenen.*
«Tot morgen dan!*
«Ik dank u,« stamelde Soltyk en kuste ten afscheid
hare schoone hand, die koud was als marmer. Dra
gomira schreef, zoodra hij vertrokken was, ijlings een
paar regelen aan Henryka, en liet haar die door
Barichar bezorgen. Een kwartier later vertrok een
renbode met een' brief aan hare moeder. Zooals de
zaken thans stonden had zij dier hulp noodigzij
zou wel met Markany naar Chomtschin kunnen, maar
was d sn ook verplicht met hem terug te keeren,
en er kouden gebeurtenissen plaats hebben, die haar
noopten, tot eiken prijs in Chomtschin te blijven.
Met koortsachtig ongeduld wachtte zij dan ook het
antwoord barer moeder af en bi acht een onrustigen
nacht door.
Den volgenden morgen begat Soltyk zich met Tara
jewitsch naar het oude lustslot, dat te midden van
groote, prachtige bosschen op ongeveer twee uren
u'slands van Kiew gelegen was. Dadelijk na hunne
aankomst aldaar had er eene beraadslaging met den
houtvester plaats, en als gevolg daarvan wcrd« n de
noodige maatregelen genomen om reeds den volg nden
dag de jacht te kunnen openen. Het overige van den
dag brachten de beide heeren door mei het he ich-
tigen van het uitgestrekte landgoed en den avond met
het kaartspel. Tarajewitsch speelde weer hartstoch
telijk en overmoedig. Soltyk, die anders bij het spel
kalm en berekenend was, scheen nu afgetrokken en
zoo won Tarajewitsch voortdurend, wat er niet weinig
toe bijdroeg om hem in eene goede luim te brengen.
Inmiddels had Dragomira een onderhoud met Zesin
gehad. Zij verklaarde hem dat zij naar Chomtschin
moest, maar dat hij, ingeval hij ook genoodigd werd,
daarvan geen gebruik mocht maken. Zesin deed haar
heftige verwijten. Doch toen zij hare schoone armen
als een magischen tooverstrik om zijnen hals sloeg,
was hij volkomen overwonnen en bereid alles te doen,
wat zij verlangde. Kort daarop kwam de bode terug
met de tijding, dat mevrouw Mulatin hem op den
voet volgde. Inderdaad kwam zij een uur later aan
en had nog juist den tijd, zich vooraf omtrent het
gewichtigste op de hoogte te laten brengen. Des
namiddags vertrokken Markany en mevrouw Mulatin,
Scssawin met mevrouw Markany en Dragomira met
Henryka in drie sleden naar Chomtschin. Het was
,eeds donker toen zij er aankwamen. Graaf Soltyk
«liet slechte leert men snel, het goede
traag."
Chineesch spreekwoord.
Doodvonnis. Bedroszeff, commissaris van
politie ie Kiewen Mirowpolitieagent
aldaar, ter dood veroordeeld door het
revolutionaire comité, werden hier ge-
vonnisd.