No. 475. Woensdag 28 April. 1886.
Eden.
FEUILLETON.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
DE DWEEPERS.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 8 maanden 1.Franco per post zonder
verhooging.
pnjs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Een Eden kennen we tegenwoordig op
geen enkel gebied, noch in den staat, noch
in de maatschappij, noch in den handel,
noch in de kunst en letteren. Onze lette
ren teren öp den ouden roemwat ze in
de laatste jaren voortbrachten is niet noe
menswaardig en zelfs de jonge letterkun
digen, die met brommenden ophef van een
nieuwe richting spreken en zich daarvan
als apostelen opwerpen, kunnen niet veel
meer dan ons wat onmogelijke versjes onder
de oogen brengen, met heel veel „ge-
glimper" en „getinkel," als zoovele schade
loosstellingen voor 't gemis aan gedachte,
en beschrijvingen van twijfelachtige vrouwen,
van „wipbillende" chanteuses bijv., 't welk
heeten moet een navolging van den geni-
alen Zola, doch in den grond niet anders
is dan wederom gebrek aan talent voor
't groote, 't edele. Onze kunst gaat den
slakkengang en onze kunstenaars lijden ge
brek. Wat er goeds onder den hamer komt,
vindt gereede koopers, maar 't zijn buiten
landers, die hunne kunstpaleizen sieren met
voortbrengselen van de Hollandsche school.
Hoe ook de speculatie overal en met groot
succes de handen in steekt, die, welke
't aanzijn heeft gegeven aan die monster-
knnst-producten, die men panorama's noemt,
is ten doode opgeschreven. Voor de kunst
zelf is dat geen groot verlies. Wel worden
mannen van naam genoemd onder de ver
vaardigers der als paddestoelen verrezen
panorama's, doch vraag aan hen hoevelen
zich daartoe nog eens leenen willen en ge
zult een stilte als van 'tgraf ten antwoord
bekomen. Een panorama is in de eerste
plaats een geld- en eerst daarna een
kunstzaak, en zooals ge weet, kunstenaars
zijn zeer afkeerig, soms overdreven afkeerig
van geldzaken.
„Zijn de panorama's uit den tijd dan
een Edentheatreredeneert men te Rot
terdam.
Lieve lezer, ons land snakt naar een Eden
theater. Wij zijn op de Belgen niet jaloersch.
Wc gunnen hun hunne socialisten, hunne
Babelsche spraakverwarring, hun Gent-
schen uitzet en Brusselsch faro, maar
hun Eden-theatre, ja, dat misgunnen wc
hun.
Reeds een jaar of wat geleden hebben
we getracht hen na te apen door den ou
den schouwburg van Judels (Judels staat
thans in het ook ten doode opgeschreven
panopticum in de hoofdstad), een weinig
te vergulden en op te knappen en te voor
zien met het mysterieuse opschrift: Eden
theatre. Doch 't was namaak, laffe namaak
en niets anders. Men kwam daar, betaalde
zijn plaats en zat deftig te luisteren naar
den zang van eerbare dames, van wier
liefelijkheden men niet 't allergeringste te
genieten kreeg.
Nu beteekent Eden „liefelijkheid," zoo
als ge misschien weet, maar een Eden-the
atre, waar de liefelijkheid alleen bestaat
voor de ooren, is een onding waarnaar nie
mand omziet, daar concert en opera aan
de behoeften van ons gehoor reeds ten
volle voldoen.
Eden was het oord, in welks oostelijk
gedeelte het Paradijs gevonden werd. De
geleerden hebben eeuwen gezocht naar de
ligging, maar als een het gevonden had,
kwam een ander, nog geleerder, die 't weg
redeneerde en zoo strijden ze wellicht nog
voort. Wij ongeleerden trekken ons daar
echter weinig van aan, wij zoeken ontspan
ning, verstrooiing, zingenot, pret, en waar
zouden we dat alles beter vinden dan in
een theater, naar dit oord der liefelijkhe
den genoemd O Brussel, hoe we u benij
den Hoe heerlijk moet het zijn, na in de
hitte des daags gesloofd te hebben, zonder
hij de heerschende slapte in zaken een
cent te verdienen, den avond met Edenge-
noegens op te vroolijken en zijn kapitaal
zoo roijaal te verteeren
Hulde daarom aan de wakkere panora
ma-oprichters, die een pachter zoeken voor
hun in een Eden-theatre gemetamorpho-
53) LEOPOLD VON SACHER MASOCH.
Het offer.
De politie had het spoor der gevaarlijke sekte
eindelijk gevonden en was op weg naar Okozyn.
Bassi Racheles was door de handlangers der justitie
verrast, de knoet had haar spraakzaam gemaakt
en zij had alles bekend: hare verbindtenissen met
Apostol en Dragomira, hare medeplichtigheid aan den
moord van Piklurno en nog een aantal andere gru
weldaden, welke tot dien tijd toe verborgen waren
gebleven.
Zij gaf als schuilhoeken der sekte op: de »Rcode
Kroeg* en de ridderhofsteden van Myschkow en Oko
zyn. Toen zij verklaarde dat Dragomira den graaf
ontvoerd had om hem te offeren, werd het verhoor
onmiddelijk afgebroken en begaf de politie zich met
den meest mogelijken spoed en door alle beschikbare
krachten versterkt, op weg naar Okozyn. De waardin
werd stevig gekneveld in eene slede gezet en men
ging op marsch.
Intusschen was het nieuwtje, dat Bassi gearres
teerd was, in de buurt bekend geworden en Juri
onmiddelijk te paard naar Sergitsch geijld, om hem
te waarschuwen. De koopman had zonder verwijl
eene slede laten inspannen en was reeds op weg naar
Okozyn. Toen hij hier aankwam, hadden »de Dwee-
pers* zich reeds naar alle hemelstreken verstrooid;
de meesten waren gevlucht en reeds op weg naar
Moldavië of Gallicië.
Alleen Dragomira, Henryka, Karow en Tabisch
waren gebleven. Zij hielden stand bij Apostol, die
spotte met het gevaar.
Vlucht! Vlucht'waren de eerste woorden, die
Sergitsch in hunne tegenwoordigheid uitstiet.
Wat doet u versagen?* vroeg Apostol kalen en
plechtig.
Bassi is gearresteerd en heeft alles bekend. Gij
lieden zijt hier geen dag meer veilig. Als onze ver
volgers zich haasten, zijn zij binnen twee uren hier.
Redt u bij tijds.*
Ik geef iedereen vrijheid om te vertrekken,* sprak
Apostol. »Ik blijf.*
»Ik ook,* riep Dragomira uit, »ik verlaat u niet.
Henryka sloeg zwijgend de armen om haar heen.
Ook ik blijf,* sprak Karow.
Het zij zoo,* hernam Apostol met een' weemoe
digen glimlach. «Blijft hier, misschien heb ik ulieden
nog noodig. Gij, Sergitsch, gaat naar Jassy, waar
heen velen der onzen gevlucht zijn. Vestig u daar
en neem de leiding van ons heilig genootschap op
u, tot dat er een priester opstaat, die door God
waardig gekeurd wordt om Zijn volk te richten. God
behoede u.«
Sergitsch knielde voor hem neder. Apostol
spreidde zegenend de handen over hem uit en kuste
hem op het voorhoofd. Toen wendde hij zich af en
sprak: »Laat mij alleen en wacht tot ik u roep.*
Allen verlieten het vertrek. Sergitsch steeg in de
slede en sloeg den weg naar het Zuiden in.
Eenige oogcnblikken verliepen in bange verwach
ting toen riep Apostol Dragomira. Allen verwacht
ten als bij instinkt iets buitengewoons, iets verschrik
kelijks. Henryka zonk op hare knieën en weende.
Toen Dragomira binnentrad, zat Apostol rustig en
in majestueuze houding in zijn' leunstoel en wenkte
haar nader te komenzij gehoorzaamde en wierp
zich geknield voor hem neder.
«Het loopt ten einde, Dragomira,* zoo begon hij.
Wij zijn overwonnen en hebben niets meer te doen,
dan moedig te sterven. Ik wil ulieden voorgaan en u
het voorbeeld geven.
Wilt ge van ons heengaan?* riep Dragomira uit.
Eene diepe ontzetting had haar aangegrepen, het was
of hare keel was toegeschroefd.
Ik moet,* antwoordde Apostol. Vluchten wil ik
niet en zou ik in de handen van de vijanden Gods
willen vallen om mijn leven roemloos te eindigen in
de steppen van Siberië? Neen, nog is het tijd om
door vrijwillig den weg des doods te kiezen, God te
verzoenen en mij zeiven de poorten van het Paradijs
te ontsluiten. Mijn vrijwillige dood zal het volk Gods
sterken, de twijfelaars overtuigen, den'wankelmoedi
gen steun geven en in de zielen der lauwen en koel-
seerd panorama-gebouw. Ge zult zien dat
't aantal liefhebbers de stoutste verwachtin
gen overtreft en dat, nu in den handel de
eene zaak na de ander over den kop bui
telt, we ons meer en meer zullen gaan
toeleggen op 't in 't leven roepen van ge
legenheden, waar we naar de eischen des
tijds ons geld behoorlijk kunnen uitgeven.
Tot henen toe hebben we ons beholpen
met koffiehuizen en bierknijpen, zonder en
met zang, de eerste voor dag-, de laatste
voor avond-vermakelijkheden. Ge kent ze
toch wel, die pijpenladen met houten ban
ken en dito rugleuningen, waar vooral de
hoop des vaderlands zich oefent in welle
vendheid en galanterie jegens de leden der
zwakke sekse, hier vertegenwoordigd door
eenige ongelukkiger], die maar zelden uit
munten door schoonheid, doch in den re
gel door onbeschaamdheid, grog-magen en
volslagen gemis aan kunstgevoel. Wilt ge
ze nauwkeurig leeren kennen, zie dan de
„Nieuwe Gids", waarin Frans Netscherze,
gelijk we boven met een enkel woord aan
duidden, geteekend heeft naar den eisch
van 't onderwerp, d. w. z. zoo onzinnig
mogelijk. De jonge mannen onzer steden
aanbidden deze deernen en verspillen aan
haar hun dikwerf zuur verdiende pennin
gen. Ze koopen haar liefde met cognac en
een soupertje. Van haar leeren ze de nieuw
ste romances van licht allooi, die de pia-
hartigen een heilig vuur ontsteken. Ik ben besloten,
laat af mij te willen overreden. Beklaag mij niet, be
klaag veeleer hen die achterblijven in dit tranendal,
deze zondige wereld.
Doe, wat God u in uw hart geeft, maar ik, ik
zal u wreken op hen, die de oorzaken zijn van uwen
dood. Dat zweer ik u.«
Niet uwe is de wrake, Dragomira,* antwoordde
Apostol, terwijl hij zijne hand op haar' schouder
legde. »Geen haat, maar liefde wone in uw hart.
Uit liefde moet gij straffen, wie den Allerhoogste
lasteren en zijne dienaren vervolgen, straffen om hen,
die ziende blind en hoorende doof zijn, de eeuwige
gelukzaligheid te doen ingaan, om hen uit de klauwen
des satans te redden.*
Ik zal u gehoorzamen tot aan mijn'laatsten adem
tocht,* sprak Dragomira »en steeds in uwen geest
handelen. Met Gods hulp hoop ik mijne taak tot het
einde toe te volbrengen. Dan heb ik hier op aarde
afgehandeld en volg u op den weg naar het eeuwige
licht.
Mijn zegen is met u,« zeide Apostol, »en ik re
ken op u, op uwen moed en uwe zielskracht in deze
ure der vreugde en der verlossing.*
Moet ik u dooden?* mompelde zij ontzet. »Neen,
neen! Begeer van mij wat gij wilt, alleen dat niet.*
Apostol glimlachte smartelijk. «Neen,gaf hij kalm
ten antwoord, »den dood verwacht ik van God; van
u verlang ik niets meer dan uw bijstand en uwe ge
hoorzaamheid in de ure der beslissing. Wilt gij doen
wat ik u gelast?*
Ja.
Roep dan de anderen en maak u gereed.*
Terwijl Dragomira zijn bevel ten uitvoer bracht,
wierp hij zich voor het beeld des Gekruisten neder
en bad vurig. Eerst toen zijne laatste getrouwen
binnen traden richtte hij zich op eu wenkte Tabisch,
wien hij iets in het oor fluisterde. De oude man ver
bleekte, maar knikte zwijgend en verliet het vertrek.
Apostol begaf zich daarop met de anderen naar den
tempel, waar hij nogmaals voor het altaar zijn gemoed
in het gebed uitstortte.
Het duurde niet lang of Tabisch keerde terug
hij sleepte een groot, uit ruwe balken getimmerd
kruis met zich voort, dat hij voor het altaar op den
grond nederlegdc. Toen haalde hij eenige 'zeren
nagels voor den dag en een grooten, zwaren hamer.
Alle aanwezigen volgden zwijgend, met verbleekt ge
laat en diep ontzet, zijne voorbereidselen. Thans
stond Apostol uit zijne biddende houding op, breidde
zijne armen uit en riep: »Gods wil geschiede.
Kruist mij
Dragomira en Henryka stortten snikkend aan zijne
voelen neder.
Schept moed, mijne vrienden,* vervolgde Apostol,
laat u niet door zwakheid beheerschen en verlaat
mij niet aan de poorten des doods.*
Dragomira stond op en droogde hare tranen af.
Henryka volgde haar voorbeeld.
In den naam des Allerhoogsten dan aan den
arbeid!* sprak Apostol en strekte zich met uitge
spreide armen op het kruis uit.
Dragomira,* zoo sprak hij met diepen ernst, van
uwe handen wil ik den eersten nagel ontvangen.*
Zij wierp een' langen, diepen blik op hem toen
greep zij, half werktuigelijk, hamer en nagel.
Waar?* vroeg zij. Het verschrikkelijke had op
deze vrouw de uitwerking, dat het haar kalmeerde
en hare zielskracht verhoogde.
In mijne rechterhand.*
Zij sloeg haren sabelpels terug, knielde neder en
stroopte hare wijde mouwen op, zoo.lat hare bloote
armen zichtbaar werden. Een oogenblik weifelde
zij nog.
Moed gevat,* sprak Apostol. Zij plaatste den
nagel op zijne hand en deed den eersten slag. Het
warme roode bloed vloeide uit de wonde. Apostol
echter lachte haar toenog drie slagen en zijne hand
was vast aan het kruis genageld.
Nu gij de linker, Henryka.*
Zij zonk snikkend op hare knieën voor hem neder.
Dragomira reikte haar den hamer toe, Karow gaf
haar een' na^el.
Zij, die anders naar bloed dorsste, die in den aan
blik van anderer smart een woest genot schepte, zij
trilde als een riet. Tranen verduisterden hare oogen
en de hamer, dien zij op den nagel gericht had,
kwam met een' doffen slag op het handgewricht van
den vrijwilligen martelaar neder.
Gij pijnigt mij,* prevelde hij, «maar ook dit is
Gods wil.*
Henrjka haalde diep adem en volvoerde met ras-
sche en juist gemikte slagen hare verschrikkelijke
taak.
van Ilensden en
DE LANGSTRAAT
DOOR
«Geen erbarming vind ik
Mijn angstkreet, in doodsnood geslaakt,
Sterft weg in 't verschiet, onbeantwoord."
Kalgow.