No. 484. Zaterdag 29 Mei. FEUILLETON Hebt geloof in den mensch. UitgeverL. J. VEESMAN. Kousden. VOOR ■w In den tijd van de twisten tusschen de Remonstranten en Contra-Remonstranten, hadden er tusschenbeiden opstootjes plaats, die meestal uitliepen op bloedstorting en plundering. Bij eene van die gelegenheden werd het huis van een Remonstrantsch, of zooals men toen zeide, van een Arminiaansch predikant geplunderd. Een timmermansgezel was vooral zeer ijverig in het stuk slaan en vernielen van huisraad. Toen hem door den rechter gevraagd werd, waarom hij toch zoo zijn best deed oin het huisraad te ver nielen van iemand, die hem toch geen kwaad gedaan had, en waarom hij de Armi- nianen zoo haatte, antwoordde hij//Kan men dan zulk vervloekt volk hier dulden, dat de goddelooze leer huldigt dat God den eenen mensch tot verdoemenis en den anderen tot zaligheid heeft geschapen?" De eerzame timmerman bewees met deze woorden dat hij van de godsdienstige kwestie al zeer weinig begreep, want een der oorzaken van de verkettering der Armi- nianen was juist dat zij deze leer niet huldigden, maar er zich tegen verzett'en. Het kan niemand verwonderen dat dit feit of een dergelijke gebeurtenis tegen woordig velen voor den geest komt, nu de groote massa, die van politieke of gods dienstige kwesties tittel noch jota begrijpt, geroepen wordt door hunne stem juist over d i e kwesties uitspraak te doen. Dickens beschrijft ons eene rechtszitting, waarin beurtelings èn advocaat èn openbare aan klager de leden van de jury roemen als de meest ontwikkelde, verstandigste en be- zadigste mannen, als het edelste twaalftal dat ooit over een moeilijke zaak had uit spraak te doen en bovenal als de onaf hankelijkste jury, voor welke zij ooit hebben gestaan. Zoo worden nu aanstonds de kiezers ook weer gevleid. Zij zijn het die op dit oogenblik het hecht in handen hebben, zij zijn in zekeren zin de jury die uitspraak doet in het hoogste ressort. De gewoonte is in ons land nog niet doorgedrongen dat de kiezers zich zelf aan bevelen. Alleen in de provincie Limburg schijnt dit wel zoo te zijn. Wij hebben er ten minste bij de verkiezing voor de Pro vinciale Staten volop van genoten. Één van de aanbevelings advertenties was aardig en blijkbaar alleen gesteld omdat de kandi daat zich niet aan de opkomende manie wilde onttrekken. Dat was de advertentie van den heer Haffmans. Hij verzocht de kiezers dat zij bij al de aanbevelingen toch hun oude liefde niet zouden vergeten en een plaatsje voor hem zouden openhouden. Zij hebben dat dan ook trouw gedaan en werkelijk een plaatsje voor hem open gehouden. Maar de andere advertenties leden alle aan den vloek der eenvormigheid. Bij alle of bij meest alle werd betuigd dat een vereerende kandidatuur was aangeboden en dat men die had aanvaard. Verder werd er beloofd dat men de belangen van de pro vincie en van den godsdienst zou voorstaan en verder werd in eenigzins andere be woordingen de gunst en de recommandatie van de heeren kiezers verzocht. Waarom zou den de heeren kiezers zoo'n beleefd man niet gaan stemmen? Maar, o wee! bijna overal waren kandidaten en tegen-kandida ten, en bij allen waren de beginselen en de plannen precies hetzelfde; nu kwamen de kiezers in een moeilijk parketnu viel te onderscheiden de belangen van de provin cie en van den godsdienst, of de belangen van den godsdienst en van de provincie. Het is ons niet bekend wat de zege be paald heeft, maar wel hebben wij met ge noegen weer opgemerkt dat na den strijd overwinnaars en geslagenen beiden de hee ren kiezers bedankten voor de stemmen, op hen uitgebracht; zij waren allen totali ter beschaamd over het vertrouwen in hen gesteld, enz. enz. Of de heeren kiezers zelf begrepen heb ben waarom zij Jan de voorkeur gaven boven Piet, dat zal vooreerst wel eene opinie kwestie blijven. Toen in November 1884 de Kamer ont bonden was, deed een zeer bekend land genoot, De Casembroot, een waarschuwend woord hooren: Niet in verheven, och neen, in eenvoudige, ronde taal, men zou zeggen voor iedereen begrijpelijk. En wat hoorden wij met eigen ooren zeggen van een gezeten boer in den Bommelerwaard? Wij hebben zeker nog geen lui genoeg, nu komt die Casembroot er ook nog bij." De man had het biljet voor een aanbevelingsbrief aan gezien. Men kijkt immers maar naar de namen. Een ander zal ons wel zeggen waarom deze beter is dan die. Dat be grijpen wij toch niet. In het Standaard-nummer van 22 Mei komt een artikel voor //De 30,000 onge boren kiezers." Daarin wordt nog eens teruggekomen op de wet Lohman Op gruwelijk onrechtvaardige wijze wordt in dat artikel van het niet aannemen van dat voorstel aan den Minister en een der par tijen de schuld gegeven. Erg wordt er ge rekend op het korte geheugen van de heeren kiezers. Maar allen hebben nog niet vergeten op welke dwaze berekeningen dat wetsvoorstel steunde, en meer nog, hoe foutief die berekeningen waren. Maar daar over hangt nu een nevel. Wanneer zulk een blad iemand van onrechtvaardigheid en een partij van laagheid beschuldigt, dan zal het wel waar zijn. De lui zijn onnoozel genoeg om dat alles voor goede munt aan te nemen. Wat hebben zij er ook voor verstand van. Aanstonds bij de strooibil jetten, dan zijn de kiezers de edelste, de rechtschapenste lui, dan hebben zij allen het gezonde verstand. Na de verkiezing wordt het domme vee nog uitgelachen toe en als men er van de honderd, vijftig vroeg, waarom heb je zóó en waarom niet zóó gestemd, dan zou men een antwoord krijgen als van den timmerman die een Arminiaan hielp mishandelen omdat hij een Gomarist was. //Op de pers rust in deze dagen van wor steling vooral de taak om het volk, en met name de kiezers, volkomen in te lichten aangaande de oorzaak onzer diepe vernede ring op politiek gebied en tevens aan te wijzen hoe wij aan het dreigend gevaar alleen kunnen ontkomen." Zoo spreekt dezer dagen een blad dat als partij-orgaan be kend staat. Dat is een woord waaronder ieder eerlijk man zijn naam durft schrijven. Maar die taak moet eerlijk vervuld wor den. Het moet geen voorlichten van de kiezers zijn met een nachtlicht. Zij moet niet bestaan in het verkleineeren en ver dacht maken van eiken tegenstander, in het bezigen van groote, holle woorden zonder zin, die nagepraat worden maar niet be grepen. Die taak moet niet beslaan in het vervalschen der geschiedenis, in het specu- leeren op het slechte geheugen der kie zers, in het in een verkeerd daglicht stel len van feiten. Geen der partijen is hierin onschuldig, maar toch doet de eene het in veel grooter mate dan de andere. Allerlei booze hartstochten worden opgewekt en godsdienst en staatkunde zóó door elkander gemengd, dat men niet weet waar de eene begint en do andere ophoudt. Een ideale toestand zou het zeker zijn eene vertelling door C. L. van balen. Ei ne onmacht nabij, trachtte ik met mijne blikken de rookwoAen te doorboren. Ademlooze stilte heerschte onder de omstanders. Eenige seconden, eene eeuwig heid van doodsangst gelijk, verliepen. Daar vaagde de aanwakkerende wind den rook weg. NIEUW BLAD Vil DE LAMSTMAT ei Altai, BOMHLERWAABD Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs: per 3 maanden 1 verbooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- m Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. laamMoromtaBm/saMm )e 30,01 ongeboren fa®, 4) - Het eene jaar ging voorbij, het andere kwam, elk gelijk aan zijne voorgangers; de gast, dien wij een zestal dagen in onze woning hadden geherbergd, kwam niet weer. Wij hoorden zelfs niets meer van hem en waarschijnlijk zou de herinnering aan hem vol komen zijn uitgewischt, indien ik niet op zekeren dag zijn' naam gedrukt voor mij had gezien. Ik las na melijk in een tuinbouwblad eene opgave van prijs couranten en catalogi van bloemisten en boomkwee kers, en daaronder kwam ook voor B. Eysden, London, Catalogue of choice Flower seeds Catalogus van uit gelezen bloemzaden. Ik stond versteld en meende verkeerd te hebben gelezen Maar neen, het stond er inderdaad. Doch nu deed aan mijn nuchter verstand zich de vraag voor: is de man, die dezen naam voert, dezelfde dien gij gekend hebt. Waarom gebruikt hij, zoo hij de Franschman is, voor zijne prijslijst de Engelsche taal Er zijn meer lieden die den naam Eysden dragen waarom zou deze juist dezelfde Barthélémy Eysden zijn, die voor jaren aan uwe tafel heeft aangezeten? Ik vergat de zaak bijna geheel. Bijna zeg ik, want ik kon sedert dien tijd niet aan onzen vriend denken zonder mij tevens de Engelsche prijslijst van bloem zaden te herinneren; en als ik mij den Barthélémy van weleer herinnerde, droeg hij niet meer de ver sleten plunje van toen. Maar wat ook veranderde, de kinderlijke uiting van de kleine Suze, die nu niet graag meer klein genoemd werd, had in mijn geheu gen stand gehouden. Ja, hij was een goed mensch. Op zekeren avond, een achttal jaren na de boven vermelde gebeurtenissen zaten wij in onze woonka mer bijeen, toen Griet, de oude Griet van voorheen, verschrikt de kamer binnenkwam met de woorden: «O, dommenie, ik ruik boven zoo'n brandlucht.* Nauwelijks had zjj de woorden uitgesproken, of een geweldig geklop op de achterdeur deed ons ont steld opspringen. Tegelijk werd buiten een' kreet vernomen, die ons het bloed schier in de aderen deed verstijven. Brand, brand!* klonk het met luider stemme. Brand, brand Bijna zinneloos van schrik ijlde ik naar buiten en ja, er was brand. Het vuur dat wellicht reeds lang had liggen smeulen, was opeens met ontzettende kracht losgebroken en steeg reeds uit het dak op. Wild en woest, als losgelaten demonen, grepen de vlammen om zich. Ongetwijfeld was de brand ont staan in de bergplaats van spaanders en brandhout, achter aan op den zolder, want daar woedde het vuur met jeugdige kracht, gilde het om cn rond mij. de torenklok door dienstvaardige handen geluid. Ieder redde wat te redden viel. Als een machte- looze zag ik het aan en miste zelfs de kracht om te roepen of mij te bewegen. En hooger joegen de vlammen op, verder en verder greep het vernielende element om zich. Eene dichte mensehenmassa vulde den omtrek, stemmen gonsden, wielen ratelden, sis send vloog het water in den vuurpoel, die rook en vonken braakte. «Waar is de dominé?« riepen een paar stem men. «Hij is er uit,antwoordden drie, vier andere, «en de mevrouw ook, allemaal zijn ze gered.* «Brand, brand, brand «Brand, brand!* loeide dan? Waar is dat? Waar is kreet vol nameloozen angst «En de kinderen?* «De mevrouw is met het jongentje bij de buren. «Maar het meisje Suze Toen slaakte ik een en rukte mij los uit de verlamming, die op mij ge vallen was. «Suze, mijne Suze. O God, mijn kind!* Wat was er van mijne lieveling geworden. Wie had haar gered? Zij sliep boven op het voorkamer tje. Was zij reeds in veiligheid of Ik dreigde ineen te zinken, maar met bovenmen- schelijke kracht herstelde ik mij. Reeds waren een paar mannen naar binnen geijld, maar de trap brandde reeds; wie zou haar redden? Wie? Als een razende vloog ik op een paar mannen toe, die eene ladder droegen en ontrukte hen die. Maar nog eer ik in mijne waanzinnige roekeloosheid de eerste sport beste gen had, werd ik door een paar stevige handen ge grepen. Wat ik de volgende oogenblikken gedaan heb, weet ik niet meer. Het was te laat, te laat om te redden, dit alleen wist ik. En daarboven kromde mijn kind zich in de verstikkende omarming van den rook, of trachtte de razende vlammen vruchteloos te ontwijken. O, mijn God! kon dan niemand haar redden, nie mand Daar baande zich opeens eene hooge gestalte een' weg door het volk. Tegelijk steeg er een ontzet tende kreet uit de mensehenmassa op. Met de kracht der vertwijfeling hield ik mij staande en keek naar de plaats, waarheen duizend oogen zich richtten. Ik sidderde bij hetgeen ik zag en trachtte met alle kracht de mannen, die mij vasthielden, ter zijde te slingeren zij, hoog want zie, daar stond zij. Ja, daar stond op de nok van het dak, dat onder hare voetjes dreigde ineen te storten; daar stond zij en hield zich met moeite staande op het smalle steunsel, het eenige dat hare voeten vonden. En nergens red ding. Achter haar woedde het vuur, maar de von ken, die van daar waren overgewaaid, hadden ook vóór haar het gebouw doen ontbranden. Alleen het middengedeelte hield nog stand; maar hoelang? Reeds dwarrelden rook cn vonken om en over haar hoofd, neds kraakten de hinten «Eene ladder!* riep iemand. De slanke man, dien ik reeds vroeger had gezien, plaatste zich recht voor mij. Twintig handen lichtten eene lange brandladder over de hoofden heen. De onbekende wierp een' reis deken, dien li ij opgeruid bij zich droeg, neer, ont lastte zich van het valiesje dat aan een' riem opzijn' rug hing, trok zijne overjas uitDaar keerde hij nnj zijn gelaat toe. «Barthélémy!* kreet ik. Hij zag mij aan knikte mij vriendelijk maar ernstig toe, en greep met reuzen kracht de brandladder aan. Terzelfder tijd dreunde er een geweldige slag als lie donderend geraas van eene lawine. Stukken bran dend hout wentelden door de lucht en teekenden in vurig schrift de plaats, waar zij vielen, op den grond aan. liet achterste deel van het dak was ingestort. Goddank, zij stond er nog, mijn kind. Geknield was zij op de nok neergehurkt, half verdoofd door den schok, die het instorten van het dak vergezelde. De vlammen lekten aan haar kleedje, wolken van vonken omringden haar «Naar het kerkportaal!* klonk de stem van Bar-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1