No. 485.
Woensdag 2 Juni.
1886.
GROENTETEELT.
FEUILLETON.
Hebt geloof in den mensch.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder
verhóoging.
prijs-
Een i,huis met tuin" is het ideaal van
alle stadsmenschen. Wanneer ze bij vrien
den of kennissen buiten komen gaat hun
het hart open, wanneer ze daar een lap
gronds bedekt zien met allerhande groen
ten en aanzitten aan een maal van eigen
geteeld voedsel en ze nemen zich voor ook
eens Hink te gaan tuinen, wanneer de fi-
nantini hun vergunnen van uit de hoogte
op den aardbodem neer te dalen.
Van dat tuinen door stadslui komt ge
woonlijk niet veel terecht. De grond is tot
alles in staat, behalve 't voortbrengen van
vruchten, hooge muren vangen 't licht der
zon op en waar de grond tamelijk is en de
zon eenige vrijheid geniet, daar is 't volsla
gen onkunde in 't vak van tuinbouw, die
den stedeling jaar op jaar teleur stelt. Zoo
vervalt hij b.v. steeds in de fout om van
alles wat te hebben, waardoor van geen
enkele groente iets terecht komt, of hij
teelt groenten, die men voor enkele cen
ten volop langs de huizen koopen kan,
waardoor hij meer verliest dan wint. Hij
zou verstandiger handelen, wanneer hij er
de groente aan gaf en zijn lapje met bloe
men opsierde, 't zou hem zeker meer ge
noegen opleveren.
Die 't genot heeft een goeden tuin te be
zitten of in een streek woont, waar veel
groenten geteeld worden, zal van zijn moes
tuin slechts dan voordeel hebben, wanneer
deze, hem de verschillende groenten vroeger
of later levert dan de tijd, waarop ze bij
karrevrachten aan de markt gebracht wor
den. Dikwijls gebeurt het dat zulke keu
kengroenten die in de huishouding zel
den gebruikt worden, de beste plaats van
den tuin innemen. Dat is een fout die de
oorzaak is dat eigengeteelde groente soms
duurder te staan komt en van minder kwa
liteit is dan die langs de straat gevent wordt.
Twee zeer eenvoudige, doch niet zelden
geheel veronachtzaamde regelen moet de
leek in acht nemen wil hij vroeg genot van
zijn groentetuintje hebben. De eerste is
het omspitten van den grond in 't najaar,
door de natuur en de ervaring voorgeschre
ven. Deze regel wordt zelfs in groote moe-
zerijen door de vakmannen, tot hun schade
in den wind geslagen. Op zware gronden
behoudt de grond, in 't najaar bearbeid, de
voor de planten zoo weldadige vochtigheid
beter, die, wanneer in 't voorjaar gespit en
gemest wordt, door de drooge voorjaars
winden weggevoerd wordt. De grond wordt
door den vorst zacht en murw gemaakt
en gevoegelijk dringt de koude lichter en
dieper naar binnen, wanneer in den herfst
de bodem omgespit is. De vrees dat de
ondergegraven mest gedurende het winter
seizoen zijn krachten onnut verliest, strijdt
zoowel tegen de resultaten der scheikundige
wetenschap als tegen do ondervinding.
Wanneer de mest in 't voorjaar op den tuin
gebracht wordt, verliest hij veel meer van
zijn vluchtige bestanddeelen. Men mag de
mest niet bovenop laten liggen maar hem
terstond onderwerken. Bovenbemesting, was
de landbouwleeraar de Beucker gewoon te
zeggen, is onzin. vGe bindt toch geen lap
biefstuk op uwen buik, zulle?" Bovendien is
het voordeeliger, daar men in 't najaar ge
schikter gelegenheid vindt om te mesten
dan in 't voorjaar, dewijl dan de bodem of
droog en vast is, waardoor de arbeid zwaar
der en de onkosten grooter worden, of zeer
vochtig en dan is de scha nog grooter,
omdat de in de lucht gedroogde aardklui
ten te vast worden.
Die desniettemin in het voorjaar spitten
eene vertelling door C. l. van balen.
5) - -
Eu» vriendelijk vertrek was het, waar ik ont
waakte. De herfstzon tintelde op de ruiten, speelde
over mijne handen en op de dierbare gelaatstrekken
van de mijnen.
Ik sloot ze één voor één in mijne armen en had
wel kunnën zingen van dankbaarheid.
Maar Barthélémy?*
Mijne vrouw wenkte mij en geleidde mij in het
naaste vertrek.
Mijn God ach waarom is de vreugde zoo zelden
onvermengd
Daar lag hij, de trouwe, liefdevolle ziel, bleek, ver
wond, onmachtig zich op te richten. Toen hij, na
mijn kind gered te hebben langs de voorzijde van
de pastorie was gegaan, was het overige gedeelte
van het dak ingestort en had hem onder het bran
dende puin begraven.
Arme, moedige vriend!
Ik narn zijne hand in de mijne en stamelde mijn
danktranen van de diepste ontroering stroomden uit
mijne oogen.
Hij wenkte mij naast zijn bed plaats te nemen.
Het. zal niet lang meer duren,» fluisterde hij, mijne
hand stijf omklemmend; »ikbenzielsverheugd u, voor
ik heen ga, nog eens te spreken.
Vermoei u niet met spreken, rust is voor u de
beste medicijn, mijn vriend.
Ik wenschte juist te spreken. Dit leger zal mijn
laatste zijn; wat sehaadt het, of ik een uur langer
of korter onder de levenden geteld word?*
Spreek zoo niet. Gij zult herstellen en in ons
midden gelukkig leven.*
Hij glimlachte flauw en vervolgde na een oogen-
blik van stilzwijgen
Geloof mij, mijne uren zijn geteld. Schuif wat
nader bij en hoor mij aanik moet u mijne geschie
denis verhalen.*
Ik schoof dicht bij hem en boog mij over hem
heen, om zijn telkens onderbroken gefluister op te
vangen. Hij verhaalde mij het volgende
Toen ik mij dien avond bij u aanmeldde, hebt gij
mij vertrouwd en mij liefderijk opgenomen. Ik ver
diende uwe goedheid niet; maar door mij uwe liefde
te schenken hebt ge meer aan mij gedaan dan ooit
gedaan had kunnen worden. Gij dankt mij, omdat
ik uw kind van den dood gered hebgij echter hebt
mij gered van een ergeren dood, u dank ik een
nieuw en goed leven.
Ik schaam mij-niet meer het te bekennen, nu ik
aan den avond van mijn leven sta, dat ik toen een
misdadiger was. Ja, als een misdadiger kwam ik bij
u, maar de liefde en de. toewijding van u en de uwen
bliezen het vonkje goeds dat in mij was blijven glo
ren weer aan. Als een buitengeworpene kwam ik
bij u, als een berouwhebbend zondaar vertrok ik.
Luister
Op de bloemisterij waarvan ik, voor ik naar Ilol-
land vertrok, meesterknecht was, diende ook iemand
die als knaap naast mij op de schoolbanken had ge
zeten. Onze karakters verschilden hemelsbreed; wij
konden het nooit met elkander vinden. Ik werd
meesterknecht, hij stond onmiddellijk onder mij; de
j verhouding bleef dezelfde. Hij zette mij overal den
voet dwars, overal op mijn' weg ontmoette ik hem,
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
en mesten wil of moet, wachte het oogen-
blik af dat de oppervlakte eenigszins uit
gedroogd is. De in den herfst bearbeide
en bemeste bedden behoeven in 't voorjaar
natuurlijk niet omgewerkt te worden, men
maakt alleen de bovenlaag wat los en ge
lijk en zet daarna de planten er in. De
bedden, die bezaaid worden, effent men al
leen met de hark. Men bereikt daardoor
voordeelen, ten eerste gaat men het hol-
liggen van grond, zoo nadeelig voor kie
mende zaden, tegen en ten tweede hebben
de jonge gewassen niet veel binder van de
zoo gevaarlijke regenwormen als bij versch
omgespitte en bemeste bedden 't geval is.
De tweede regel, die ook een regel is
voor den landbouw en maar al te dikwijls
vergeten wordt is de wisselbouw. Wanneer
een landbouwer eenige jaren aan een op
't zelfde stuk land haver zaait, zal de op
brengst in den regel steeds verminderen,
vooral wanneer bij zuinig op zijn mest is.
De grond verliest ten slotte alle bestand
deelen, die voor den bouw van haver ge
schikt zijn, doch dit neemt niet weg dat
op hetzelfde stuk dat uitgeput is voor
haver, nog zeer goed een ander gewas kan
groeien. Men heeft daarom, voorgelicht door
de wetenschap, een lijstje gemaakt van ge
wassen, die gevoegelijk na elkander kunnen
geteeld worden en geen landbouwer zal
zonder dat de straf terstond volgt, de regel
van den wisselbouw in 't aangezicht slaan.
Ieder die in zijn tuin groenten teelt, zal
wel doen, ook dezen regel in acht te ne
men. Wanneer men op 't zelfde bed van zijn
tuin steeds dezelfde groente verbouwt, zoo
zal de oogst, ook wanneer men voldoende
mest, al minder en minder worden. Het
is daarom aan te bevelen een driejarige
wisseling in te voeren. Men verdeele daar
toe zijn lap gronds in 4 gedeelten en be-
stemme een daarvan tot den teelt van
meerjarige gewassen als aarbeien, rabarber,
asperges, artisjokken, zoodat men drie stuk
ken tot den wisselbouw afzondert.
Op het eerste dezer komen in 't eerste
jaar te staan de groenten, die een diepe be
arbeiding van den bodem, doch geen zwaar
bemesten grond behoeven, n.l. knol- en
wortelgewassen, als bieten (kroten), knollen,
uien, wortelen, enz.
Op het tweede bouwt men in het eerste
jaar planten die een groote ruimte noodig
hebben en veel voedsel gebruiken als b.v.
kool, koolrapen, selderij, prei, spinazie, sla,
enz. Deze verlangen een frisschen en goed
bemesten akker.
Op het derde veld in 't zelfde jaar peul
vruchten, alserwten en boonen en zulke
planten, die zaad gevenook komkommers
en augurken.
Wij geven ten slotte de verwisseling op
en bevelen deze manier aan, waar ze toe
gepast kan worden, dewijl ze beproefd is.
Op bed a.
Ie jaar
2e
3e
ii
ir
Wortelgewassen.
Peulvruchten enz.
Kool enz.
ii
ti
Kool enz.
Wortelgewassen.
Peulvruchten enz.
Op bed b.
Ie jaar
2e
3e
Op bed c.
Ie jaar Peulvruchten enz.
2e tt Kool enz.
3e a Wortelgewassen.
Vertaald uit het Duitsch en voor
ons land pasklaar gemaakt.
bij al wat k ondernam werkte hij mij in het ge
heim tegen. Ik haatte hem, hij mij.
In den zomer voor dat ik u bezocht, hdd ik mij
voortdurend bezig gehouden met het kweeken eener
nieuwe soort van aardbeziecn. De talrijke uitzaaiin
gen, die ik reeds in vorige jaren gedaan had, stonden
op liet punt resultaten te brengen. De keur-variëteit
die ik met moeitevolle zorg door kruising en nog
maals herhaalde kruising eindelijk dacht te hebben
gevonden, droeg reeds de eerste, nog lichtgroene vruch
ten. Vol verwachting verbeidde ik den tijd van het
rijpen, die over mijne proefnemingen beslissen zou.
Op zekeren avond, in het begin van Juli, bevond
ik mij nog laat op het terrein. De maan scheen
helder op de paden en over de slapende gewassen.
Onwillekeurig dwaalde ik af naar het aardbeziebed,
waarop ik mijne stoutste verwachtingen gebouwd had.
Maar in de nabijheid gekomen, bleef ik verwonderd
stil staan. Was daar nog iemand aan het werk en
dat zoo laat? Ik trad op de plaats toe en zag dat
de gedaante zich uit de voeten maakte. Duor een
onbestemd vermoeden gedreven, trad ik op het aard
beziebed toe en eene bittere verwensching ontsnapte
aan mijne lippen.
Daar lag mijn werk, liet werk van jaren inspan
ning, vernield, de planten uitgerukt en verscheurd, al
mijne hoop teleur gesteld. Toen begreep ik wie de
vluchteling geweest was en wat hij gedaan had. Van
smart en wraakzucht vervuld ijlde ik hem na, dwars
over het veld, alles vertrappende, alles vernielende.
De ongelukkige vloog mij vooruit, de vrees vleugelde
zijne voeten. Bij den tuinmuur gekomen nam hij
j een sprong en werkte zich langs het latwerk van de
leiboomen omhoog. Ik was bijna waanzinnig van
woede en wraakzucht, toen ik zag dat hij mij ont
snappen zou. Eer ik het wist had ik in mijne krank
zinnigheid een voorwerp gegrepen dat tegen een der
broeikassen stond, en slingerde het den vluchteling na.
Toen hoorde ik een' kreet, die mij door merg en
been drong en eer ik tot bezinning was gekomen,
wankelde mijn vijand en startte naar omlaag. De
roes, waarin ik gehandeld had, week; ik kwam tot
inzicht van wat ik gedaan had. Mijn eerste werk
was over den muur te klimmen. Aan de andere
zijde vond ik hem stervende.- Het voorwerp waar
mede ik naar hem geworpen had, was een van die
vlijmscherpe hakmessen geweest, welke de tuiniers
veel gebruiken. Het had hem in het hoofd getroffen,
hem naar het scheen den schedel gekloofd.
Van vrees en wroeging vervuld, vluchte ik, zon
der afscheid van mijne arine, oude moeder te nemen.
De gevolgen van mijne misdaad waren vreeselijk. Ik
was een moordenaar geworden, ja, maar een moor
denaar uit overprikkelde drift. De tijd, die nu volgde
echter, zou mij tot een verdierlijkt schepsel gemaakt
hebben, indien ik u niet op mijn weg gevonden had.
Als een vogelvrij verklaarde trok ik voort, bij nacht
en ontijd mijn reis vervolgende, een reis zonder doel,
een leven zonder hoop. Als ik honger had, stal ik.
ik sliep in de schuilhoeken van dievenbenden, of te
midden van landloopers eu schurken.
Zoo bereikte ik België en ik durfde mij weder
overdag vertoonen. Ik beproefde niet meer te sto
len: ik bedelde. Men weigerde mij een aalmoes. Ik
trachtte op nieuw het medelijden op te wekken en
bedelde weer. Men joeg mij weg als een hond, ja
weigerde mij zelfs een' dronk water. Ik stal op nieuw
of overviel vreedzame reizigers. Als een straatroover
leefde ik, 's nachts mijn tocht, als voorheen, voortzet
tende, den dag tot een slapeloozen nacht makendeen
steeds meer een dier gelijk. Zoo zwierf ik volle vier
maanden rond, een leven leidend te ellendig om naar