No. 490. Zaterdag 19 Juni. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden. BUITENLAND. Wat moest er van hem worden? VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Binnenlandsche A D V E R T E N T IE N waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. De zelfmoord van den Koning van Beieren moest, naar men meende, een einde maken aan allen twij fel omtrent zijn geestestoestand. Toch is dat niet het geval; wel werden bij de opening van het lijk door de vier deskundigen, aan den schedel en do hersenen belangrijke en vergevorderde degeneraties geconstateerd, maar dr. Schleip, die gedurende vele jaren 's Konings ljjfarts was, heeft in een uitvoerig gesprek met een correspondent van de »Allgem. Zeitung* uit Weenen, verklaard dat naar zijn over- tuiging Koning Lodewijk niet krankzinnig geweest is. Hjj was zonder twjjfel een in hooge mate zenuw achtig en eigenaardig man, die, door een verkeerd gekozen omgeving, versterkt werd in zijn buiten sporige spilzucht en in zijn excentrische buiën van goedhartigheid. Op grond echter zijner veertigjarige nauwkeurige bekendheid met den Koning van diens geboorte af, moet dr. Schleip ten stelligste de be wering van storing der geestvermogens tegenspre ken. Hjj voegde er bij dat de Koning behalve hem en zjjn assistent dr. Gietel, welke laatste zijn ge voelen ten volle deelt, nooit andere geneesheeren raadpleegde. Ten slotte zeide de ljjfarts dat hij geen Uit het Engelsch. (SLOT.) Toen hij zich eens op een lentemorgen weer op de rivier bevond, zag hij een vreemdsoortig vaartuigje aankomen, dat slechts bemand scheen met een enkel heel klein persoontje. Door den sterken stroom dreef het spoedig onder zijn bereik, en toen zag hij dat het een klein vlot was dat uit een paar balken en planken bestond en dat er een klein meisje in zat, dat schreiende haar armpjes naar Sam uitstrekte. Hij had haar in een oogenblik opgenomen en vroeg: «Waar kom je van daan, kleintje?* •Van Raysville,snikte zij, »en ik wou naar mama toe!« Nu, dan moet je zoo niet schreien,* zei Sam, Raysville is zoo ver niet en ik zal je in mijn bootje naar huis brengen. Maar hoe kom je zoo alleen op de rivier?* Papa had het vlot gemaakt en het aan het hek gebonden en toen mocht ik er op spelen. Maar het touw brak en toen dreef ik weg. En o, papa zal zoo bedroefd zijn als hij 't vlot niet terug krijgt.* »Nu,« zei Sam, »ik zal 't vlot vast binden, dan kan hij 't komen halen. Maar we zullen hem zijn klein meisje eerst brengen.* Terwijl hij bezig was het kind te sussen, had Sam niet bemerkt dat hij langzamerhand naar het midden van de rivier was gedreven. Hij begon nu uit alle kracht naar den kant te roeien, waar eenige boomen groeiden waaraan hij het vlot hoopte vast te maken. Maar toen hij met een snelle beweging het touw om den boom wilde werpen, kantelde het ranke bootje plotseling om en beiden vielen te water. Het kind begon te gillen, maar Sam had het in een oogwenk gegrepen en stond nu tot aan zijn midden in het waterde boot en het vlot waren buiten hun bereik en dreven al verder en verder weg. Het is een gek geval, dacht Sam, terwijl hij met moeite het kind boven water hield, maar ik zal trachten aan wal te komen en dan zullen we wel een huis vinden waar we ons kunnen drogen. Maar dit was makkelijker gezegd dan gedaan, want in welke richting afzonderlijk geneeskundig advies verkiest uit te brengen, om niet even als andere personen ingere kend te worden. Hij houdt zich overtuigd dat de Koning niet krankzinnig geweest is, maar het bin nen kort had moeten worden wanneer men hem opgesloten had in het slot Berg, waar maatregelen genomen waren, als in krankzinnigengestichten al leen voor razenden gebruikelijk zijn. Men zegt dat Zondagavond eenige duizenden boeren gewapend naar het kasteel Berg trokken om den Koning tijdens een rondvaart op het meer aan zijn bewakers te ontrukken en hem over Tut- zing naar Tirol te brengen. Door zijn gunsteling Hesselschwerdt was de Koning van dat plan in kennis gesteld. De boeren droegen witte linten met blauwe strepen en het opschrift: »Voor Lodewijk! Voor Beieren!* Dit zal wel een praatje, voor 't minst overdreven zijn. Er is ook gevonden een proclamatie van den Koning tegen hot Regentschap. Zij luidt: »Ik, Lo dewijk II, Koning van Beieren, gevoel mij gedron gen de volgende proclamatie aan mjju geliefd volk van Beieren en aan de geheele Duitsche natie uit te vaardigen. Prins Luitpold is voornemens zich tegen mijn wil tot regent over mijn land te ver heffen. Het tot nu toe onder mij staaude Ministe rie heeft door onware berichten omtrent mijn ge zondheidstoestand mijn bemind volk misleid en maakt toebereidselen tot handelingen van hoogver raad. Ik gevoel mjj naar lichaam en geest zoo ge zond als ieder ander monarch, doch het voorgeno men hoogverraad is van zoo overvallenden aard, dat er mij geen tijd zal overbljjven voor de noodige maatregelen om den misdadigen toeleg van het hij ook liep, overal bleek het water dieper te zijn dan waar hij stond. Hij keerde nu weer terug naar het groepje boomen en besloot daar te wachten tot dat er hulp zou dagen. Hij leunde nu tegen een tamelijk dik ken boomstam en zei tegen het kind Weet je wat, kleine meid, ga jij nu op mijn rug zitten en dan zullen we de eerste de beste boot die langs komt, aanroepen. Er zijn er van daag al twee voorbij gekomen en dat zullen de laatste wel niet ge weest zijn.* Maar ofschoon Sam ter wille van het kind zich op gewekt trachtte te toonen, voelde hij zich toch lang niet op zijn gemak. Hij begreep dat zijn tenger lichaam niet lang bestand zou zijn tegen de vracht van een gezond, bewegelijk kind, terwijl hij toch reeds half verkleumd was door het staan in het water. «Laten we eens roepen,* zei het kind, dat doen de menschen ook als ze over willen varen.* «Dat is een goed idéé,zei Sam, en gaf er da delijk met een paar flinke halo's* gevolg aan. Het kind riep nu ook een paar maal, maar ant woord kwam er niet. Sarn begon te beven en moest zich inspannen om staande te blijven. Het kind merkte liet op en zei: »Was het water maar zoo diep niet, dan kon ik naast je staan en je geen zeer doen.* «0, dat is niets!* zei Sam, klappertandend. »Kun je niet iets zingen?* «Zeker! een heele boel! Wil je iets vroolijks hooren «Ja, 't vroolijkste maar dat je kent,* zei Sam, en de kleine begon met een helder stemmetje te zingen. «Dat klinkt mooi, kleine meid!* zei Sam met trillende lippen. «Wat praat je gek! Waarom beef je zoo?* «O, ik werd een beetje koud, maar dat gaat wel over. Zou je 't niet aardig vinden als we het water eens warm konden maken?* «0, wat een domme man!* lachte 't kind, «alsof je 't water van een groote rivier warm kon ma ken «Ja, 'tis een dwaas idee, maar't zou toch heerlijk zijn of verbeeld je dat we eens bezig waren soep te koken op een groot knappend vuur. Heb je wel eens een heel groot vuur gezien?* «O ja, bij den smid. De vlammen waren zóó hoog, zóó hoog En mijn gezicht deed zeer van den gloed, ofschoon ik er lang niet dicht bij stond.* «En knetterde 't? En zag 't er heerlijk rood en Ministerie te keer te gaan. Ingeval de beraamde daad van geweld wordt volbracht eu prins Luit pold tegen mijn wil zich de regeeringsmacht toe eigent, draag ik aan u, mijne getrouwe vrienden, op, met alle middelen en ouder alle omstandigheden mijne rechten te handhaven. Van alle getrouwe Beiersche ambtenaren, bovenal van iedereu eerlie ven de Beierschen officier en iederen brave Beierschen soldaat, verwacht ik dat zij, gedachtig aan den hei ligen eed, waarbij zij mij trouw hebben gezworen, mij in die moeielijke ure getrouw zullen blijven en mij in den kamp tegen de verraders zullen bijstaan. Ieder Beier, die zijn Koning getrouw wil blijven, wordt opgeroepen om prins Luitpold en het Mi nisterie te bestrijden. Ik gevoel mij éen met mijn geliefd volk, in de vaste overtuiging dat het mij tegen het gesmeede hoogverraad zal beschermen. Ik wend mij tevens tot de geheele Duitsche natie en do Bondsvorsten. Voor zoover het in mijn macht heeft gelegen, heb ik bijgedragen tot de vestiging van het Duitsche Rijk, en derhalve mag ik van de Duitsche natie ook verwachten dat zij het niet zal dulden, oen Duitscheu vorst door hoogveraad te zien verdringen. Indien mij geen tijd mocht overblijven om recht streeks de hulp van Zijne Majesteit den Duitschen Keizer in te roepen, dan vertrouw ik op de gerech tigheid, die mij althans niet zal tegengaan wan neer ik in mijn land de verraders voor de recht bank wil brengen. Mijne brave, getrouwe Beieren zullen mij zekerlijk niet verlaten en wanneer men mij met geweld mocht verhinderen om zelf mijn recht te handhaven, laat alsdan deze mijne oproe ping voor iederen getrouwen Beier een sommatie warm uit?* «Ja, heerlijk,* zei 't kind. Sam riep nog eens een paar maal, maar er kwam geen antwoord. Een poosje bleef 'terg stil tot dat het kind weer begon: »Wat is 't hier akelig! Waarom zeg je niet eens wat?* Ik ben een beetje slaperig,zei Sam, terwijl hij zich weer wat trachtte op te wekken. «Slaperig? en 't is nog zoo vroeg?* «Ik ben gister avond wat laat opgeweest, dat zal't zijn. Ben je niet blij, kleintje, dat ik je heb gevonden. Wie weet hoe ver je anders wel weggedreven zoudt zijn. Nou, óf ik blij ben, hoor «Zou je me dan niet een zoen willen geven?* «0, wel honderd,* zei't kind hartelijk, en toen Sam haar van zijn schouders nam en zij hem aankeek, riep ze plotseling: «Wat zie je vreeselijk bleek!* «0, dat is de weerschijn van het water,* zei Sam, terwijl hij behoedzaam haar voetjes boven de opper vlakte van het water hield en het kleine' gezichtje herhaaldelijk kuste. Dus je vindt dan toch wel dat ik nog ergens goed voor ben?* «0, je bent een goede, besté man, net zoo goed als mijn papa!* Dank-je, kindlief!* zei Sam, terwijl hij haar weer op zijn rug zette. Toen haalde hij uit zijn zak een lang, stevig touw, en wierp dit om den boomstam waar tegen hij leunde. Houd mij nu stevig vast, kleine! want ik heb even mijn beide handen noodig. O, waarom heb ik niet om dit touw gedacht toen mijn bootje weg dreefmisschien had ik 't nog kunnen pakken. 0, God «Foei! je vloekt!* zei 'tkind. «Nee, dat juist niet,* zei Sam aarzelende. Hij bond zich nu met het touw stevig aan den boom vast, toen boog hij zijn hoofd voorover en zei «Ga nu eens makkelijk zitten, met je beentjes over mijn schouders.* «0, dat is makkelijk; net een stoel en den boom stam voor leuning,* riep de kleine. «Als ik nu soms in slaap val, dan kun je blijven zitten zonder dat ik je vast houd, niewaar?* «Ja best, maar je moet niet gaan slapen, dan ben ik zoo alleen.* «Je moet maar goed uitkijken, of er ook booten komen,zei Sam. Heb je een zakdoek Niet nu dan moet je maar met mijn hoed wuiven en hard schreeuwen, als je een boot ziet komen hoor zijn om zich bij mijn getrouwe aanhangers te scha ren en behulpzaam te zjjn in de verijdeling van het gesmeede verraad jegens Koning en Vaderland! Gegeven op Hohenschwangau, den 9n Juni 1886. L o d e w ij k II«, enz. De proclamatie was gedrukt te Bazel en dit be wijst op zichzelf reeds dat men te doen heeft met een valscii stuk. Er zjjn menschen die voor niets eerbied hebben. De lijfarts Gudden, die den Koning trachtte te redden en daarbij zelf omkwam hij had op ver zoek van den Koning de bewakers weggezonden bij de laatste wandeling die hij met Lodewjjk maakte, en had dus voor een deel schuld aan de katastrophe had een week geleden zijn 62n ver jaardag gevierd. Hij was getrouwd en laat kinde ren na. Als psychiater had hij een goede reputatie. De tegenwoordige Koning van Beieren Otto I werd 27 April 1848 te Muneheu geboren. Evenals Lodewijk II had hij een zeer gunstig uiterljjk en innemende manieren, zoodat hij bij het volk zeer populair was. Otto wijdde zich aan de krjjgzaken, nam deel aan de veldtochten van 1866 en 1870 en kreeg het IJzeren Kruis. Spoedig na den oorlog van 187071 vertoonden zich verschijnselen van krankzinnigheidten slotte werd het noodig hem voortdurend onder geneeskundig toezicht te houden en kans op beterschap schijnt er niet te zjjn. Otto bewoont het kasteel «Filrstenried.* De beide broe ders waren elkander zeer genegen en indertjjd zag men hen te Munchen dikwijls samen. Ja. Toen zwegen beiden totdat het kind zeiWaarom prevel je zoo? Ik dacht aan mijn eenigen vriend en toen zei ik hetzelfde wat ik hem vertellen zou als ik hem zag,* zei Sam met nauw hoorbare stem. Bidt je wel eens?« «0 ja, 's morgens en 's avonds.* Kan je niet eens voor mij bidden? Ik zou niet graag gaan slapen zonder te bidden, en misschien hoort God twee menschen beter dan één. Vraag Hem eens of Hij mij op de rechte plaats wil doen ontwaken. Als de boot komt, bedoel je Ja, en vraag Hem ook of de boot me dan bij mijn moeder mag brengen.* Het kind dacht een oogenblik na en begon toen: Onze lieve lieer, laat de man die zoo erg goed voor me geweest is op de rechte plaats wakker wor den als de boot komt en laat hij dan bij zijn moeder komen en laat zij erg, verschrikkelijk veel van hem houden, omdat hij zoo goed is en me in zijn bootje heeft opgenomen. Amen.* Dankje, lieveling,* zei Sam met heesche stem, ter wijl hij zijn verkleumde hand uitstak om de hare te grijpen. »Zing nu dat vroolijke liedje nog eens en ver geet vooral niet met mijn hoed te wuiven en te roepen Het kind begon te zingen en Sams hoofd zonk al lager en lagertoen het liedje uit was vroeg 'de kleine Doet dat geen zeer als je hoofd zoo hangt?* Zij vroeg te vergeefs. Sam kon haar niet meer antwoorden. Toen een paar uur later een groote stoomboot de rivier op kwam stoomen, hoorde een van de matro zen het k:nd roe ten. Hij maakte snel één van de booten los en roeide er heen. Het kind was erg blij dat er hulp kwam opda gen en vroeg den matroos of hij gauw den goeden man, die haar gered had, wakker wilde maken. «Wie heeft hem zoo vastgebonden,* vroeg de matroos. «Hij zelf,* zei het kind. Hij zei dat hij zoon slaap had en dat hij zich vast ging binden, omdat hij bang was dat wij anders in het water zouden vallen. En toen is hij ingeslapen.* «Dan hoop ik,zei de oude zeeman, *dat hij is ontslapen in den Heere, want] |hier beneden zal hij niet meer wakker worden.* NIEUWSBLAD Het Land van Huisden en Altcna, Dl LANGSTRAAT EN DE BOMMHLERVAiSD m

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1