No. 500. Zaterdag 24 Juli. 1886. FEUILLETON^ Dwaasheid op dwaasheid. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. Buigen of bera/ien. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. In Frankrijk leefden tot heden toe de nakomelingen der verdreven vorstenhuizen in zelden gestoorde rust. Ieder had zijn kringetje van aanbidders, ze waren als zoo vele koninkjes in engen kring. Van tijd tot tijd gaven ze der wereld eenig teeken van leven door enkele hoogdravende volzinnen bijeen te lijmen en die door den druk open baar te maken. Dat wilde zooveel zeggen als wij leven nog en wanneer ons geliefd vaderland binnen korter of langer tijd ge noeg heeft van de republiek, willen we gaarne onze rustige rust opofferen tot heil van 't land en onze reeds kaal geworden kruinen dekken met den konings of keizers kroon. Geen enkel verstandig Franschman stootte zich daaraan of liet er ook maar één uur van zijn dag door bederven, 't Was onschuldige liefhebberij, die men de nako melingen van afgedankte of gestorven vor sten wel gunnen kon. Op den Franschen republikeinschen geest kan men echter geen dag vertrouwen. Reeds vele malen heeft deze gramstorig zich uit gelaten over de allures der prinsen van Orleans en Napoleon en eindelijk heeft hij zich geheel vergeten en der regeering een stok in handen gegeven, waarmee ze thans naar believen slaan kan. Een Fransche repu blikein is elk oogenblik in staat met een roemer in de hand een gloeiende toost te slaan op de vrijheid, maar in de praktijk der vrijheidsbegrippen is hij nog een leer ling, die elk oogenblik een flater maakt. Sterk door de wet ontneemt de minister van oorlog den Hertog van Aumale, een der jongste zonen van Lodewijk Philips, zijn militairen rang. Waarom? Omdat hij dieij rang onverdiend bekleedt. Och ja, 't ^al wel waar zijn. Men ziet in den regel /zoo nauw niet bij 't uitdeelen van hooge be trekkingen aan prinsen van den bloede. Maar wat dwaasheid is het, om een man van diep in de zestig jaren te straffen, om dat men goedgevonden heeft hem betrekke lijk vroeg den generaalstaf in de handen te duwenHij heeft immers gestreden in Algiers en al heeft hij vergeten te sneven voor zijn vaderland, dat vergeten trouwens zooveel heldenop zijn eer als militair rust geen enkele vlek. Hij is bovendien geen opruier, hij had zijn kliek maar zocht niet zich te nestelen, hij is kort aangebonden als ieder krijgsman en als bijzondere ver dienste had men hem moeten toerekenen den tijd van 't keizerrijk, toen hij niet ver koos te buigen voor den trotschen Napoleon, maar met woord en pen tegen 't keizerrijk strijden bleef. Noch het een, noch liet ander heeft de republiek zachter gestemd tegenover dezen monarchentelg. Ze is als een bijgeroovig mensch, ze ziet spoken op den weg en offert de vorstelijke nakomelingen op om de spo ken te verdrijven. Al wat herinnert aan vroeger dagen zal ze verdrijven, denkende^ dan rust te krijgen, de echte republjLein- sche rust. De heer Aumale heeft in buitenge woon scherp briefje geprotegeerd tegen zijn afmaking als krijgsman 9m met de gewone Fransche overdrijving ^aarin betuigd, dat hij niettemin wannejypcle nood aan den man komt, op zijn Utïst denkt te zijn, n. b. hij is thans circa/05 jaren en zeer jichtig. Dit briefje wasgen welkome gelegenheid om tot het tweede deel der executie over te gaan, 11.1. d& verbanning. Alles is in minder dan twejg weken afgeloopen en Aumale zit reeds n j/è Brussel, van zijne vereerders en aanbid- der» omgeven. rzLaaghartigewas de niet zeer welle vende en parlementaire naam aan den min. van oorlog Boulanger door een lid der rech terzijde toegeroepen, toen in den Senaat de uitzetting van den hertog ter sprake kwam. Toen herinnerde zich de heer Boulanger dat ook hij generaal en in 't bezit was van wat men umilitaire eer" noemt. Had hij niet nog op 14 Juli, den grooten Bastille- dag, de bewondering van alle Parijsche schoonen weggedragen bij gelegenheid der groote revue? Dat woord vorderde bloed en zonder zich te bedenken dat Frankrijk gevaar liep zijn minister van oorlog te ver liezen, verklaarde hij zich bereid zijn bloed veil te hebben om te bewijzen dat hij in derdaad geen laaghartige was. Een schoon ding, zoo'11 duel. In ons land zijn ze verboden en hoe onze militaire spe cialiteiten het thans stellen, is een raadsel. Of worden er thans geen beleedigende uit drukkingen meer gebezigd in den militai ren stand? In Frankrijk leeft'nog de traditie en ont ziet de hoogste "waardigheidbekleedër zich niet een strijd op leven en dood aan te gaan raet "fleii eerste den beste van de vertegen- -wöordiging, die hem een klap in 't aange zicht geeft. Zeg niet, dat men hem nood zaakte en hij dus bezwaarlijk dien vijand kan liefhebben, zooals 't christelijk voorschrift luidt en vraag niet: had hij dan de minste moeten zijn? Want we antwoorden, alweer volgens het nog niet verouderde christelijk voorschrif*wel zeker, de minste zijn dat is juist 't criterium, waaraan ge den chris ten herkent. Hij, die dit voorschrift ge geven heeft, zeide uitdrukkelijk dat er geen verdienste in ligt lief te hebben die ons lief hebben, maar dat zijn vijand te vergeven dure plicht is. De godsdienst echter is in de handen van vele regeeringen slechts een zaak van dis cipline. Men bewaart er het decorum mede en houdt er den minderen man mee in toom. Dat godsdienst een levensbeginsel, ook een tegenbeginsel wezen moet, dweepers mogen het beweren, praktische menschen weten wel beter. Doch we worden te ernstig bij dergelijk spel, want we vermoeden dat 't niet meer dan een spelletje geweest is, ook al weer om 't decorum te redden. Verbeeld u dat, de Lareinty, de beleedi- ger van Boulanger, een militair van z.g. groote verdiensten, met den laatste saam- gekomen om de beleediging in bloed te smoren, het pistool nam en hij was van beroep schutter misschoot. Wanneer 't een Nederlandsch schutter overkwam, 't zou te vergeven zijn, maar een militair, iemand, die een hoogen rang bekleedt! 't Is om te lachen. En de minister, blij natuurlijk dat zijn dierbaar leven zoo goedgunstig voor Frank rijk bewaard werd, had de aardigheid zijn beleediger insgelijks te sparen en schoot zijn schietgeweer in do lucht af. Thuis komende werd hij door zijn bureelpersoneel met gejuich ontvangen! Er wordt niet bij gemeld dat ZExc. van schaamte zich verborg in zijn binnenkamer, maar wanneer hij dit gedaan had, zou er althans eenige hoop bestaan voor de Fran sche Republiek. Thans nu zulke heethoofdige en ijdele schepsels aan 't roer geduld en door de meerderheid in Kamer en Senaat toegejuicht worden, nu vreezen we dat de Republiek, zelfs na zestien jaren, nog geen wortel geschoten heeft, 't Is jammer; 't Fransche volk is in den aard goed, maar in handen van lieden als B. kan er onmogelijk een degelijk volk uit groeien, 't Wordt ge slingerd door allerlei wind en leer, totdat het, het slingeren moe, zich werpt in de armen van een der velen, die thans van den vaderlandschen grond verdreven, hun toe vlucht elders anders zoeken. 8) MARGARETHA VON BfiüLOW. Toen zij in den molen aankomenwas Brinkey nog niet terug. De molenaarsvifouw gaf daarom aan Wronkow den kleinen molenaars|ongen mede, om hem tot boven aan den tweesprong >te vergezellen. «Tot morgen,* had ze hem bij het Jheengaan gezegd. En hij kwam den anderen yjag en ook den daarop volgenden terug, en keerde z»o regelmatig weer, dat er voor zijn' ouden collega i/te Dahmsberg niet één bezoek kon overschieten. Gedurende de schooltijden verkeerde hij half in een' doLniel, dan dansten voor zijne wijd geopende oogen Allerlei droombeelden op en neer, die hij menigmaal nvet verjagen kon. Maar ook wanneer hij in de keukefp Van den molen stond, kon hij dikwijls niet recht tot .bezinning komen. Alles kwam hem zoo onduidelijk voofr> zijne verbeelding was zoo koortsachtig, hij wist zelf ni^t wat hij verwachtte, wat hij wilde. Hij kwam om de vrouw te zien, hare liefelijke stem te hooren, haar' helderen lach te ver uitkomst kon hij niet geraken. s Hij vermeed het met den molen^arsgezel in aanra king te komen, hij wilde niet gestoord worden in zijne droomerige rust, en daar hij als e|en blinde rondliep, viel hem dit niet moeilijk. Maar^wanneer hem dan weer bliksemsnel de gedachte door ^et hoofd schoot, dat Brinkey dag-in, dag-uit met de molenaarsvrouw onder hetzelfde dak verkeerde, dat zij dag en nacht zoo goed als alleen met elkander v/aren, dan gevoelde hij eene huivering door al zijn leden. Dan martelde hij zijne hersens af met duizenden denkbeelden, die vroeger nooit in. zijn brein waren opgekomen, en ten laatste werd hij toornig, of geraakte in wanhoop en vertwijfeling; maar zoodra de vrouw hem dan weer vriendelijk bij de hand nam, waren al zijne nare ge dachten als bij tooverslag verdwenen. Eens gebeurde het dat zij op een voetbankje in de keuken zat, en hij vóór haar plat op den vloer had plaats genomen. Het haardvuur wierp bij elke op flikkering een' rooden gloed op de onderste helft van zijn bleek gelaat en op zijne beide schouders. I)e vrouw hield zijne handen op hare knieën, zij had hare vingers tusschen de zijne geschoven en klemde ze nu en dan met kracht samenalsof ze wilde worstelen. «Of men ze ook stuk zou kunnen drukken, even als glas?a vroeg ze lachend. «Probeer het eens!« hernam hij op matten toon. Zwijgend beproefden beiden de kracht hunner handen, bijna zonder elkander te bewegen. Hij beet zich op de lippen. De vrouw gaf het eindelijk met een' zucht op. «Dat is geen natuurlijke kracht,* zeide zij hoofd schuddend. «Ik ben zoo sterk als een man, dat weet ik, en gij «Nu, en ik?« De vrouw vatte zijn hoofd tusschen hare beide handen, trok hem tot zich en kustte hem. Op dit oogenblik ging Brinkey de keuken door zonder op of 0111 te zien. «Wie was dat?« vroeg Wronkow fluisterend. «De knecht wat zou dat? Kan ik in mijn eigen huis niet doen en laten wat ik wil?« «Ge kunt doen en laten wat ge wilt,* herhaalde hij in spanning, «hebt ge hem ook al eens gekust. »Ja,« zeide zij, «dat heb ik ook al eens gffdaan.* Hij verborg zijn gelaat in haren schoot, zijn gansche lichaam trilde en beefde. «0, ik haat u!« klonk zijn stem dof; zij moest zich diep tot hein overbuigen, om hem te verstaan. Zij streek zacht over zijn haar. «Zou ik dan voor u kunnen liegen. Maar jelui mannen zijt allemaal dwazen, de een zoo goed als de anderIk wist dat trouwens al lang; ga nu naar huis en bedenk, dat, zoo gij niet wilt, wat ik wil, gij ook niet meer terug moogt komen. Maar nu zal ik u ook nog wat anders zeggennooit heb ik iemand anders bemind dan u alleen, en als ik mij somwijlen met hém ophield dan was dit alleen omdat ik hem geslagen had. Verstaat ge wel? Welk recht hebt gij daarentegen op mijne liefde? Geen ander, dan dat ik u zoo graag mag lijden. En nu, ga heen, maar ge komt terug, hoor; en spoedig ook!* Toen hij naar buiten trad, was het of hij droomde; zijne slapen kloptenalsof de aderen barsten zouden. Bij den ouden wilgeboom, die aan de beek op zijde van de brug stondbleef hij staan en luisterde naar het bruisen van het water tegen het raderwerk. Hij keek naar de lichtstrepen op de deur, die van uit den molen op de beek uitkwam; twee smalle planken vormden van daar eene soort van brug, die naar den oever leidde. Wronkow sloeg opzijde af en ging nu aan de zijde van het raderwerk langs den stroom, waar een smal pad langs den oever liep, dat op den middag nauw- ïijks door de zon beschenen werd en met een ijskorst bedekt was. liet water, het natte houtwerk van den molenwaaraan overal ijskegels hingenverspreidden eene kille, vochtige lucht. De wind, die om de met naaldhout begroeide heuveltoppen loeide, veegde nu en dan den hemel schoon, zoodat de sterren zich van tijd tot tijd in het water spiegeldenmaar Wronkow lette daar niet op, hij rukte zijn' hoed van het hoofd en knoopte zijne jas en hemdkraag los, want hij dreigde te stikken van benauwdheid. Thans stond hij op de gladde planken van het bruggetje. Brinkeyriep hijBrinkeyMaar zijne stem klonk vergeefs, het gebruis beneden en het geloei daar boven was te sterk. En luider en luider riep hij. Daar vertoonde zich een donkere gestalte in de geopende deur. «Wie roept mij?* «Wronkow!* Onmiddellijk daarop stond de molenaarsgezel naast ho 11 op de smalle brug. Als volgens afspraak gre- p n zij elkander aan en drukten zij zich tegen elkaar; n 1 en dan weken hunne bovenlichamen een weinig mar recFifs of links. «Laat af,mompelde de knecht, «ik mag 11 het leven niet benemen.* Maar Wronkow siste tusschen zijne tanden door: «Kón moet er weg.* Het was of hunne voeten aan de planken vast kleefden, of de een den ander zocht staande te hou- d n, in plaats van hem in de diepte te willen stooten. Üaar boven hen betrok de hemel met zwarte wolken; niemand zou de worsteling hebben kunnen zien, zelfs niet hooren; want het geraas van het bruisende water verdoofde hun zwoegen en hijgen. Slechts weinige minuten waren er verloopen, toen sprong de een op den oever, en rende dwars over het veld het bosch in, dat nog donkerder was dan de drei gende zwarte lucht de plank was leeg. (Wordt vervolgd.) Hel Land van Insta en Altena, DE LANGSTRAAT LESWAARD l_ TJJj'LB" NAAR HET HOOGDUITSCfr VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1