No. 509.
Woensdag 25 Augustus.
1886.
FEUILLETON
I)E WERKDAG.
Uitgever: L. .T. VEERMAN neusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken W O E N S D A G
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1
verhooging.
en Z A T E II D A G.
Franco per post zonder prijs-
Advertentiën 1—6 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
II.
„Is de vaststelling van een normalen
arbeidsdag noodzakelijk
De werklieden beantwoorden deze vraag
toestemmend. Ook deze ol de wet daar
in voorzien moet.
Doch de meesten bepalen daarbij dat liet
loon hetzelfde blijve en waar liet per uur
bepaald is, zooveel verhoogd worde, dat
het dag- en werkloon op dezelfde hoogte
blijve.
Hier stuit men op een lastige kwestie. Een
patroon, die b. v. 80 arbeiders in zijn
dienst beeft, welke gemiddeld per dag 11
uren werken, ontvangt per week 5280 uren
arbeid en betaalt daarnaar uit. Gesteld nu,
het aantal daguren wordt bij de wet op 9
uren bepaald en overwerken verboden, wat
in vele gevallen noodig zal zijn om den
„normalen arbeidsdag" niet tot een wassen
neus te maken, dan verliest deze werk
gever, ofschoon hij 't zelfde betaalt, elke
week den arbeid van 900 uren.
Nu is de vraag zullen de werklui lietn
daarvoor schadeloos stellen De wet toch
moge een verkorten werkdag bepalen, de
patroons kumlen iu den regel niet op de
hoeveelheid werk, die ze per week leveren
moeten, laten afdingen en de concurrentie
laat niet toe hetzelfde loon te betalen voor
5280/2 zoowel als voor 4320/1 uren, tenzij
er evenveel voortgebracht worde.
De heer 1 leidt beantwoordt deze vraag
toestemmend en heldert zijne meening met
eenige feiten op, waaruit blijkt dat in ee-
nige speciale gevallen een zeker getal werk
lieden hetzelfde of meer produceerden na
dat de werkdag verkort was.
Het gaat niet aan deze stelling eenvou
dig ongerijmd te noemen en te redeneeren
wanneer de werklieden in 9 uren dezelfde
hoeveelheid werk verrichten, die ze vroe
ger in 10 uur afleverden, dan moeten ze
toen een uur op de tien geluierd hebben
of wel, wanneer 9 uren even voortbren
gend zijn als tien, waarom dan niet 8 als
9, 7 als G enz.
Men kan toch niet aannemen dat een
werkman produceert naarmate hij langer
werkt. Hij kan niet, twintig uren aanecn-
werkend, tweemaal zooveel voortbrengen
als in 10 uren. Zijn lichaamskrachten raken
eindelijk uitgeput en dus moet men hier
wel tot een grens komen, en deze grens
willen de meesten onzer werklieden op tien
bepaald zien. Let wel, de meeste leden van
't verbond n.l., want verreweg het grootste
deel der arbeiders staat nog daar buiten.
Was dit niet liet geval, was het gemeen
schapsgevoel sterker bij onze werklieden
ontwikkeld en behoorden ze allen tot liet
algemeen verbond of tot een vakbond, dan
was de grootste zwarigheid opgeheven en
konden ze, gelijk hunne lotgenooten in En
geland doen, zelf den duur van den werk
dag bepalen. Thans is dat niet doenlijk en
daarom hopen ze eenmaal een wettelijke
verordening op den arbeid te krijgen.
Men mag voor die daar naar verlangen,
eerbied hebben. De wettelijke regeling toch
zal zeker niet voordeelig voor den werk
man zijn, die zich bij het tijdstip der in
werkingtreding in ruime bezigheden ver
heugt, ze zal hem eer benadeeleu zelfs,
want de wet kan de patroons niet dwingen
liet loon op dezelfde hoogte te houden,
waar ze den werktijd verkort, of het
overwerk moet ongerept blijven. Over
werk is dat 't welk na de gewone dag
taak, in des werkmans eigen tijd, geleverd
wordt. Het loon daarvoor is aanmerkelijk
hooger en wordt dus de werkdag verkort,
maar overwerk toegestaan, dan zal de werk
man zijn loon zien stijgen, doch waar blijft
dan zijn vrije tijd? Deze zal door avond-en
nachtwerk in beslag genomen worden, en
ofschoon zijn beurs daar wel bij varen zal,
het doel der regeling, hem rust te verschaf
fen, wordt niet bereikt.
Een wettelijke regeling van den arbeids
kan nog andere gevolgen hebben.
Wanneer eenig groot werk ondernomen
wordt zullen daarvoor meer werklieden be-
dag
noodigd zijn, zoodat de concurrentie in den
kring dezer onmogelijk zal zijn en dus door
hen een zekere invloed op de werkgevers
zal kunnen worden uitgeoefend.
Dat was dan ook wel degelijk een der
redenen waarom in Engeland zich de arbei
ders vereenigden en Trade-unions oprichtten.
Bij deze stonden werkstakingen in 't pro
gramma. De Engelsehen zagen zeer goed
in dat deze nimmer tot het doel konden
voeren, zoolang van een bepaald vak nog
een groot deel buiten 't verbond bleef. Dat
alles, op enkele uitzonderingen na, rustig is
voortgegaan, mag aan de goede verstand
houding geweten worden, die over het kanaal
heerscht tusschen werkgevers en arbeiders.
Engeland kan er roem op dragen de moei
lijke kwestie, buiten het gouvernement om,
opgelost te hebben. Dat de Engelsche werk
man zich daardoor verhoogd heeft boven
zijns gelijken op 't vaste land is genoeg
bekend. Hoewel niet rechtstreeks, werkt
daartoe de Engelsche wetgeving wel middel
lijk mee. Over 't algemeen kan hij zich
beter voeden en behoudt na de dagtaak tijd
en lust over zieli in te laten met zaken die
hem niet als werkman, maar als ïuensch
na aan het hart liggen en door huisgezin,
staat en kerk na aan het hart gelegd worden.
De Engelschman leert ons hoe weldadig
een normale arbeidsdag voor den geheelen
werkenden stand werkt.
Dg Geschiedenis van een Kind.
Door U. Tbllheim.
Vijf oude bouwvallige trappen op, in een huis reet
een binnenplaatsje er achter, gelegen in de arbeiders
wijk van eene groote stad, komen wij aan eene deur,
bijua onder het dak, met een opschrift in onbeholpen
krijtletlers, luidende
Hier woont vrouw Brandesen wascht men voor
de vtenschen.
Wij treden de deur binnen en komen in eene
keuken: Aan ons oog vertoont zich een hoogbejaard
moedertje in eene omgeving, bestaande uit lobben en
manden, in welke laatste het armelijke linnengoed met
glanzende frischheid pronkt.
De keuken, welker eenig venster door een' grauwen
muur van het aangrenzende huis verdonkerd wordt,
is nochtans op dit oogenblik vervuld van goudachtig
zonlicht, dat door een openstaand luik in het dak van
het armoedig vertrek naar hiuncn stroomt. Onder het
luik, hetwelk den bewoners een uitstapje op het platte
dak van het huis mogelijk maakt, staat een kind op
de naar boven voerende ladder, liet is een circa
zesjarig meisje. Op hare zwarte lokken fonkelt het
zonlicht, terwijl haar gelaat onder de schaduw van
den weelderigen haartooi verborgen blijft, waardoor
de gloed in de groote, blauwe oogen des te vuriger
schijnt. Een helrood jurkje omgeeft hare kleine ge
stalte en aan hare voetjes prijken bonte pantoffeltjes.
Moeder is koud,« zegt Josa zoo luidt haar
naam in een' vreemden tongval. »Toe vrouw
Brandes, draag haar weer naar bed!«
»Wel, nu nog mooier, en ik ben pas met het mensch
naar boven gesukkeld, gromt de waschrouw. Alsol
ik niets anders te doen had, dan mijn tijd te ver
beuzelen ter wille van een vreemd vrouwspersoon.
Ik heb er toch al genoeg mede te stellen
Met een sierlijke beweging sprong het meisje van
den ladder af en plaatste zich recht voor de oude
vrouw.
Schaam je, vrouw Brandes!" voegde het kind haar
op heftigen toon toe. Waren mijne handen maar
sterk genoeg om mijne lieve moeder te dragen, ik
zou er jou niet om vragen."
Daarvoor zijn je handen nog te zwak, hé, maar
het zijn buitendien ook de onbruikbaarste dingen van
de geheele wereld!» riep vrouw Brandes uit. »Toen
ik zoo oud was als jij, kon ik al heel goed eene
kous stoppen, maar de manier, waarop je moeder
je grontbrengt, lijkt nergens naar. En anders worden
moet het."
En terwijl jij hier staat te razen, zit moeder te
bevriezen van de kou,« hernam het kind met onder
drukten toorn. Toen vervolgde zij met vleiende stem
»0ch toe, vrouw Brandes, zorg toch maar goed voor
mijn lieve moedertje."
Dat heb ik immers altijd gedaan,» antwoordde de
waschvrouw en het leek wel, of hare stem minder
ruw klonk.
Josa had hare rozige vingertjes om de eene hand
der oude vrouw geklemd. Ze verdwenen als het ware
tusschen dé rimpels en vouwen, die er in waren, en
er het voorkomen aan gaven van een ruw en knoestig
stuk hout. Het kind hief zich op de teenen op en
keek met hare zonnige oogjes de grijze oude in het
knorrige gelaal.
"Moeder zegt altijd, dat gij een paar eerlijke handen
aan uw lijf hebt, vrouw Brandes,* sprak zij toen.
«Zoo, zegt zij dat?« mompelde de oude vrouw, en
hare oogen namen een vriendelijker uitdrukking aan.
Josa trok haar met zich mede naar de ladder, en
klont er met luchtige sprongen tegen op, terwijl de
oude haar traag en moeizaam volgde.
liet platte dak was aan die zijden, waar het niet
onmiddellijk tegen de gevels der belendende huizen
stiet, voorzien van een steenen horstwering. Daar
tegen geleund zat Josa's moeder, eene nog zeer jonge
vrouw. De uit de scltoorsleenen neerdwarrelende rook,
slechts zelden door een krachtigen windstoot meege
voerd naar de hoogere luchtlagen van den zonnigen
voorjaarshemel, scheen haar zeer te hinderen.
De zwaar ademhalende zieke richtte zich op uit het
zorgvuldig om haar heen gespreide beddegoed en schoof
den doek, dien zij omgeknoopt had, van het klam
bezweete voorhoofd. Josa hield hare armpjes om de
magere gi slalte der moeder heen geslagen en streelde
met hartstochtelijke innigheid hare heerlijke zwarte
haarvlechten, welke, aan den dwang der haarspelden
ontglipt, om hare bleeke wangen zwierden.
Het was heter geweest als ik niet hier heen
gegaan was,zeide de zieke met zwakke stem. «Maar
ik had liet heimwee naar frissche lucht ach, die
rookik haakte er naar, de buitenwereld nog
eens te zien.
Over de borstwering geleund, beschouwde zij met
een zonderlingen, starenden blik het liefelijke pano
rama, dat zich voor hare oogen ontrolde. Heerlijke
weidevelden, als doorsprenkeld niet het goud en zilver
van tallooze bloempjes, strekten zich voor haar uit
een stroompje, dat iH het verre verschiet een meer
vormde, kronkelde er zich door heen en aan de
oevers van het neer sloten met houtgewas begroeide
heuvelen en lachende landhuizen liet vergezicht af.
Wat is de wereld toch schoon!" prevelde de
jonge vrouw. Toen stak zij de bijkans doorzichtige
handen met eene woeste beweging uit en voer er
mede over hare oogen, greep er mede in de ijle
lucht, als poogde zij het duister dat haar gezicht
benevelde, weg te vagen. Het was de schaduw des
doods, die hare eenmaal zoo betoovcrende oogen als
met een floers overdekte.
JosephaJosa Ik zie niets meer. Niets
jou ook niet meer!«
Dat komt van die leelijke rook, moetjelief!"
"Neen! Het is de doodIk stik
De hoog opgeheven armen der stervende zonken
loodzwaar op Josa's schouders neder en rukten het
geliefde kind met eene laatste krachtsinspanning aan
de in den doodsstrijd zwoegende horst der moeder.
»Nu alzoo gauw alJosa lief, ik
kan niet meer hij u 0, God Erbarm u over
mijn kind.«
Die woorden wrong zij met moeite van de iu den
doodsstrijd trillende lippen toen zonken hare armen
langzaam omlaag.
Vrouw Brandes die naderbij getreden was, knielde
bij haar neder en vleide het hoofd der ontzielde iu
haren schoot.
»llet is nog gauw afgeloopen," mompelde zij, pre
velde zachtkens een gebed en vervolgde, zij is uit haar
lijden verlost." Toen legde zij met de grootste tec-
derheid hare vingers op de oogen der ontslapene en
sloot de oogleden met zachten druk. Daarna nam
zij het ziellooze lichaam in hare armen, zoo voor
zichtig, alsof het een uiterst broos en teeder voorwerp
was, daalde er behoedzaam de ladder mede af
en ti ad liet aan de keuken grenzende kamervertrek
binnen.
Het eenige sieraad van deze kamer, die de ge
storvene met haar kind bewoond had, was eene
bloeiende muurbloem, eene eenvoudige gemeene slet,
maar welker zoete geur de geheele ruimte vervulde.
Hier strekte vrouw Brandes de doodc op de armoe
dige legerstede uit.
Moeder slaapt, hé?« fluisterde liet angstige kind,
dat haar nageslopen was.
De oude vrouw zag het meisje medelijdend aan
en spreidde zwijgend een' doek over het gelaat der
doode.
«Vrouw Brandes, moeder heeft niet graag een
doek over haar gezicht,* zeide Josa. »Doe hem
weg.
Vrouw Brandes nam de hand van het kind in de
hare.
"Kom met mij inede,« sprak zij.
Neen, ik blijf bij moeder."
»Je moeder is dood, Josa.«
Dood? Wat is dat?* vroeg het kind.
Dat isdat heteekentik zal maar zeg
gen dat je geen moeder meer hebt.
Josa keek de oude toornig aan.
»Moeder,« riep zij toen, »kijk mij toch eens aan,
luister eens naar mij!«
»Zij kan je niet meer zien of hooren,« hernam
vrouw Brandes, »ze is dood, heb ik immers gezegd."
Miar ik wil niet dat moeder dood zal zijn,
kreet Josa.
M't een' snellen sprong stond zij bij het bed en
verwijderde den doek van het verstijfde gelaat der
dood Doch toen Josa's brandende oogen op de le-
venlooze trekken blikten en hare handen de ijskoude
wangen beroerden, was het of een vlijmende pijn
haar door het jonge, onstuimig kloppende hart sneed.
Haar borstje schokte van een zenuwachtig snikken,
ma r geen traan ontvlood aan hare oogen.
Vrouw Brandes trachtte haar met zich te tronen,
mair niet ontstuimige drift rukte het kind zich los
en wierp zich naast de doode op den vloer neder.
De oude aarzelde, onzeker wat te doente trachten
het meisje te troosten of het aan hare smart over
te laten toen verliet zij zachtkens het vertrek.
(Wordt vervolgd).
Het Land van
en Alicia,
LANGSTR
WAAHD