Zaterdag 18 September. 168ft. Woordvervalsching. FEUILLETON No. 516. Ce Geschiedenis van een Kind. UitgeverL. J. VEERMAN flensden. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en Z A T E R D AG. Ab onnementsprijs per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs eer hooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Tegen de veelvuldig voorkomende, schaam teloos gedreven vervalsching van levensmid-, delen hebben zich in den laatsten tijd ern stige en krachtige stemmen doen hooren. Het publiek verlangt thans goede waar voor goed geld en om zeker te wezen die te krijgen, heeft het op vele plaatsen, ook ten platten lande, vereenigingen in 't leven ge roepen. De stedelijke besturen honden streng toezicht op bedorven en vervalschte waren en nu eindelijk de rechter in art. 330 van het nieuwe wetboek van strafrecht, waarin ten hoogste drie jaar gevangenis straf beloofd wordt aan den vervalscher van levensmiddelen, een zeer gewenscht straf middel in handen heeft, mogen we hopen dat we 't ergste achter den rug of liever in onze maag gehad hebben. Maar we zijn er nog niet. In dat artikel staat een woordje dat bij gelegenheid als een groote maas kan dienst doen, waar bakkers, kruideniers, enz. gemakkelijk door kunnen kruipen, 't Is het woord wetende en aangezien onze leveranciers in den re gel onwetende zijn omtrent de bestand deelen der waar, die ze ons in handen spe len, of zich met wat. geslepenheid aldus kunnen houden, zoo zijn we nog niet aan 't einde. - Hierop zullen we misschien later gele genheid hebben terug te komen. Te dezer plaatse willen we op een andere soort ver valsching de aandacht vestigen, die n.l. van woorden, en welke daarin bestaat dat in aan kondigingen, boeken, gesprekken enz. woor den in een anderen zin gebezigd worden dan die, welke hun eigen is. Wanneer ie mand wijn verkoopt die in 't geheel geen wijn, maar een mengsel is van allerlei kunstmatige poespas, of die maar ten decle wijn is, b. v. voor een vierde deel, dan mag dat vocht niet den naam wijn dragen. Zoo zijn er ook woorden, die een be paald begrip uitdrukken, doch in 't gebruik met een ander begrip ondermengd, totaal vervalscht zijn. Zoo'n vervalsching is ge vaarlijk, want woorden zijn voedingsmidde len van onzen geest. Zij brengen gedachten voort, wekken wenschen en verwachtingen, zij bevorderen de verstandelijke stofwisse ling. Vervalschte woorden brengen onware voorstellingen teweeg en verwarren het hoofd. Zij storen de geesteswerkzaamheid. Dat de menschen elkaar over en weer zoo slecht verstaan en om de schijnbaar meest eenvoudige uitingen in 't haar vliegen, ge schiedt meestal door spraakverwarring. De een vat een woord in een andere beteeke- uis op als die, waarin een tweede het neemt. Men begint den strijd, zonder de noodza kelijkheid in te zien, precies te zeggen waarover die loopt. Doch we willen laag bij den grond blij ven en een woord kiezen dat algemeen ge bruikt en misbruikt wordt. //Al zoo twintig gulden kost u die nieuwe jas, zooals hij reilt en zeik? Dat noem ik goedkoop! Ik heb dertig moeten betalen. Ja als men den weg maar weet. Tien gul den in dezen slechten tijd bespaard wil heel wat zeggen Goedkoop heet dus wat met weinig geld betaald wordt en waarop men derhalve oogen blik kei ijk een zeker voordeel behaalt. Men kan dat tegenwoordig eiken dag bij herhaling doen en wanneer men de win sten berekent, die men daarmee jaarlijks uithaalt, bedragen die een niet onaardige som. Er zijn menschen die daarvan het mo nopolie bezitten, die altijd en overal goed- I koop terecht kunnenge kunt ze toonen wat ge wilt, zoodra ge echter den prijs noemt, door u betaald, slaan ze een gat in de lucht en beweren 't, zelfde voor zóó en zooveel minder te kunnen krijgen. Ze worden echter geen dag eerder rijk dan anderen, die den weg niet zoo nauwkeurig kennen. Wanneer ze doordachten, zou dit hun argwaan wekken. Ze zouden met het af godisch vereerde woord //goedkoop" naar een proefstation loopen, gelijk ze met boter en melk doen die er verdacht uitzien en vragen, wat er nu eigenlijk aan scheelt. Het zou hun dan blijken hoe dit, begrip in de samenleving vervalscht wordt, zoodat men er tegenwoordig heel wat anders door verstaat dan het bestemd is te zeggen. Om nog eens tot die jas terug te keeren, waarop men al dadelijk bij inkoop tien gulden won, het blijkt al zeer spoedig in 't gebruik dat er niet maar een steekje aan los is, maar dat het heele stuk eigenlijk niet tegen het dragen kan en dat zonne schijn en regen een zeer vernietigende wer king uitoefenen, waardoor men al spoedig genoodzaakt wordt tot een nieuwen aan koop. Zoo verslijt men twee prullen, ter wijl een ander met één betrekkelijk duur stuk nog langer doet. Men komt op die manier door schade tot inzicht, dat hetgeen //goedkoop" heet, in den regel ver is van een //goede koop" te zijn. Goedkoop is wat in verhouding tot het bestede geld, het langst duurt en 't meeste nut doet. Zeg niet dat dit een waarheid is, die iedereen weet en ten allen tijde toont te weten. De ervaring leert het tegendeel. Plr zijn duizenden, die er voortdurend op uit zijn z.g. koopjes te doen en zich in finantiëele moeilijkheden steken, ter wille van een gril hunner kooplustigheid. Ze zien een geprijsde waar en de prijs komt Ifnn zoo goedkoop, zoo bespottelijk goed koop voor, dat ze de gelegenheid onmoge lijk kunnen laten passeeren. Ze hebben 't ding wel niet noodig direct, maar 't kan eenmaal te pas komen, er kan een dag aan breken, dat ze er behoefte aan hebben, misschien ook kunnen ze het voor 't zelfde geld of een klein voordeeltje aan een ander van de hand zetten en ze koopen het. We kennen menschen, die niet naar de stad kannen gaan, zonder in verrukking te geraken van de honderden schandekoopjes daar uitgestald en die geen enkele maal de verzoeking weerstand kunnen bieden hun huiselijk gerief met iets onbruikbaars te vermeerderen. Een prachtig rijtuig, voor 100 gulden geprijsd, is een koopje, niet waar? Maar niet voor een landbouwer, die in de eerste plaats behoefte heeft aan een flinke mest kar. Een gouden armband van tien gulden is eveneens goedkoop, maar niet voor een dienstbode, wier kleerenkast allereerst be hoefte aan toevoer heeft. //Goedkoop" is een valsch woord, dat al menigeen bedrogen heeft en nog steeds veel onheil sticht. Die algemeene trek naar 't z.g. goedkoope, verlokt de leveran ciers tot bedrog, tot knoeierij van de ergste soort, tot het stellen van schijn boven wezen. z/Och mevrouw, dat beste goed kan ik niet opdoen, want dan blijf ik er mee zitten. De menschen willen 't niet betalen." Aldus een winkelier. Een van de duizend in den lande, die slechts goedje van de tweede en derde en nog mindere soort inslaan, omdat wij, hunne klanten, zoo verzot zijn op koopjes. En kunnen wij het dan die lieden kwalijk nemen? 8) Door R. Tellheim. Er lag geen brug over het beekje, maar een half ontwortelde wilg, door een stormvlaag geknakt, hing met zijn nog altijd groenende kruin in het water en vormde zoo eene soort van schipbrug. Met kind schreed met wijd, tot baiancecren uitgestrekte armpjes den bemosten stam langs en, bij den kruin aangekomen, greep het zich met beide handen aan de taaié takken vast. Zij boog ze vaneen om met een sprongetje den tegenover liggenden oever te bereiken, toen de klank eenpr fluit, betooverend zoet, haar oor trof. Roerloos bleef het kind staan. Nog eenmaal klonk de lang aangehouden, heerlijke toon, toen ruischte een lichte wiekslag in het riet en een onaanzienlijk vogeltje zette zich niet ver van Josa op eene rank van een frambozenstruik neder. Dat was de muzikant en het diertje zweeg niet, maar ver volgde zijn gezang, dat schooner klonk dan het heerlijk ste fluitspel. Als betooverd luisterde het kind naar het jubelende nachtegalenlied, tot de oogleden zich over de vermoeide oogen sloten en zij tusschen de buigende twijgen en den vlottenden stam gedragen, in zoeten slaap zonk. Grenzenloos was hare verbazing, toen zij na verloop van ongeveer een uur ontwaakte^ De kale muren van haar slaapkamertje omgaven haar niet, zij ontwaakte niet in haar bedje, neen, zij zat boven het ruischende water tusschen de groene twijgen. Allengs echter kwam de herinnering van wat er gebeurd was bij haar boven. Zij was vrouw Bran- dea ontloopen om naar hare moeder te gaan en nu was zij er haast, want vóór haar lag het kerkhof. Hoe had zij toch haar' tijd kunnen verslapen, nu zij reeds zóó dicht bij moeder was. Josa stond op maar gevoelde eene brandende pijn in hare voeten, die met geronnen bloed bedekt uit hare kapotte kousen staken. Ook haar hoofdje deed haar pijn en het kwam haar voor alsof alles met haar ronddraaide. Als zij zich niet aan de takken vast gegrepen had, zou zij zeker in het water ge stort zijn. Al wankelend, en door de takken gesteund, deed zij een paar stappen voorwaarts en sprong toén op den tegenover liggenden oever over. Het riet en de biezen weken en sloegen toen boven haar hoofd weer ineen. Eene onmacht nabij, bleef zij liggen en gleed toen langs de steile helling naar omlaag. Eerst toen zij de frissche koelte van het kabbelende water aan hare voeten voelde, week de machteloosheid van haar. Zij richtte zich op en zette zich aan den oeverrand neder. Zonder hare voeten uit hel water te trekken, stroopte zij hare kousen af en keek ze, toen zij weg dreven, met voldanen blik na Op zonnige plekjes lagen even onder den waterspiegel hier en daar eenige visch- jes zich te koesterenzij trachtte ze met hare hand te naderen en ze te grijpen, maar als zilveren pijltjes schoten zij weg. Met een luiden schaterlach kletste zij hare handen in het water, zoodat een regen van fijne droppels haar .in het gezicht vloog. Zij veegde haar gelaat met hare mouw af en begon hare verwarde lokken in orde te brengen. Ééil voor één wond zij ze om haren wijs vinger, precies zooals moeder het haar geleerd had. Daarna bekeek zij haar beeld in het heldere water. Een bruin-groene kikvorsch met plompen kop, lodderige oogen en wijd uitgespreide achterpooten kwam uitliet riet gespi ongen en viel midden in haar spiegelbeeld neder. Verschrikt trok het kind hare voetjes uit het water en liep weg. Na lang zoeken vond zij een plaatsje, waar het haar gelukte door den doornheg, die het kerkhof omgaf, I heen te kruipen. Nu was zij dan eindelijk op het kerkhof. De zonneschijn flikkerde op de vergulde pijl- spitsen der ijzeren hekken en op de ijzeren of steenen kruisen en gedenkteckeneneene bonte kleurscha- keering van groen en bloemen lachte haar van alle kanten tegenhet was alsof zij zich in een sehoonen, kunstig aangelegden tuin bevond. Zonderling,"den vori- gen dag had zij het kerkhof zoo naar en somber ge- vonden en nu geleek het zoo heerlijk en prettig. In j het vaste vertrouwen dat de bloeiende muurbloem, die zij mede gebracht had, haar wel de juiste plaats zou doen kennen, liep zij zoekend tusschen de graven rond. Maar als de muurbloem nu eens niet op moeders graf geplant was? Josa begreep dat zij dan onmogelijk de plaats zou kunnen vinden waar hare moeder rust e. Rij die gedachte was het of hare keel toegenepen werd, zij zou in tranen hebben kunnen uitbersten doch daar vloog een vlinder voor hare voeten op en hare smart was vergeten. Zij volgde het diertje met hare oogen. Wat was liet mooi goudgeel en kijk, daar kwam er nog een die zich bij de andere voegde en met hem in de warme lucht ronddartelde, tot beide verdwenen achter het hekwerk, dat eene ware rozen- gaarde insloot. Van de vlinders dwaalden hare blikken naar de rozen. De muurbloem was al bijna uitgebloeid, toen zij hem gisteren medenam. Als zij eens-een' ruiker rozen voor hare moeder plukteZij zette hare voet tusschen de ijzeren spijlen van liet hek, werkte zich met de eene hand in de hoogie en strekte de an dere uit naar de rozen Op dat oogenblik voelde zij zich aangegrepen en, doodelijk verschrikt omziende, zag zij eene beenderige hand met blauwe, opgezwol- lene aderen, die haren schouder omklemde en een hoofd met grauwe, borstelige haren, dat zich diep over haar heen boog en haar toesnauwde »Ah zoo Heb ik je eindelijk, canaille van een' rozen dief Help, help Moe, moetje schreide liet kind, dat zich, ten doode ontsteld, onder de ijzeren vuist van haren aanrander kromde. Deze keek intusschen naar alle kanten uit of de geroepene ook verschijnen zou, doch toen zich piets vertoonde, voegde hij het meisje toe: »Ja, jou tot den diefstal africhten en de duiten aannemen, die je v»«»r het gestolen goed ontvangt, dat kan je moeder, maar als je in den nood zit, laat zij je liefst in den sitvk. Voorwaarts marscli, met mij mede. De man zette zich met groote schreden in bewe ging. Woest sleepte hij het kind met zich mede en ais het struikelde werd het ruw weer overeind ge lekt, oin weldra opnieuw neder te storten. Het roode jurkje fladderde de arme kleine achteraan, hare lokken wapperden haar na, hare armen en beenen schenen niet in staat het voortgesleurde lichaam te volgen, liet kind was het beeld der hulpelooze ellende; de bleeke lippen vermochten zelfs geen klacht te slaken. Haar beul echter had woord noch blik voor de stomme smart van zijn slachtoffer. De goed onderhouden graven hielden thans op, er volgden vervallene en met onkruid begroeide. De tand des lijds knaagde aan het rasterwerk van vergeten grafsteden. Uit het lood gezakte kftnsen en verweerde monumenten doken, ter nauwernood nog zichtbaar, uit het struikgewas op, dat onbelemmerd zijne ranken en twijgen dooreen strengelde. Wilde thijm en viooltjes WO' kerden in de paden en streden om het bestaan met klitten en distels. jugup.iterflgwra

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1