1886. Een redmiddel. FEUILLETON. Uitgever: L. J. VEERMAN Hensden. Cs Geschiedenis van een Kind. VOOR Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs per 8 maanden f 1 verhooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Indertijd hebben wij te dezer plaatse eenige wonderlijke geschiedenissen verteld, ons door een Duitsch reiziger meegedeeld, die hierop neerkomen, dat onder de priesters van Boedda eenigen gevonden worden, die zich levend laten begraven en na zes, zeven weken in de nauwe ruimte eener doodkist vertoefd te hebben, tot het leven terugkeeren. Wanneer ze worden opgegraven zijn ze schijnbaar dood en tot op 't gebeente ver magerd, doch na een korte poos in de vrije lucht vertoefd en wat voedsel ontvangen te hebben, komt het leven terug. Zoover heeft men 't in ons werelddeel nog niet gebracht, maar toch voert de Italiaan Succi een tamelijk sterk stuk uit, wanneer hij een zestal weken zonder voedsel zich in 't leven houdt. Men heeft vroeger om dergelijke dwaze proefnemingen ge lachen, vermoedende dat de proefnemer een loopje met ons nam, thans echter schijnt het boven allen twijfel vast te staan, dat Succi het leven behouden heeft, zonder voedsel tot zich te nemen. We hopen dat ons niemand is voor ge weest, wanneer we op de hooge waarde van dit geval de aandacht onzer lezers vestigen. In het leven blijven is reeds een groote kunst voor de goed gevoeden, zij die eiken dag ruimschoots van het vette der aarde kunnen genieten; in het leven blijven is voor den arme een vraag waarmee hij op staat en naar bed gaat, die hem geen oogenblik met rust laatzoo hij slechts één dag totaal zonder eten heeft doorgebracht, gluurt reeds de dood door gordijnen en bukt zich over het wiegje der kinderen. Een dag zonder voedsel is de eerste schrede naar het graf, dat zeer nabij ons is. Lieve menschen, roept Succi tot ons en we luisteren, want voor hom, zoolang de wereld bestaat, heeft niemand aldus ge sproken, lieve menschen, vermoeit en ver ontrust u niet. Voor u, rijken der aarde, is het eten een lastpost geworden en ik zal u daarvan ontheffen. Schatten van geld en een leger loontrekkende dienstboden houdt ge er op na om de eischen van uwe ver wende tong te bevredigen en nog gelukt u dat niet altijd- Uw middagpot is niet zelden een vergaarbak van huiselijke twist gedingen en ontroerde humeuren. Een klein ongeluk bij de toebereiding en uw heelen dag is bedorven. Hoort naar mij en ge kunt u niet alleen veel verdriet en tijd, maar vooral veel geld besparen. Mijn elixer stelt u in staat een maand lang te werken zonder te eten Ge kunt met een dozijn maal tijden in 't jaar volstaan, wanneer ge daarvan elk lid van uw huisgezin het noodige in geeft. Wanneer ik voor de maaltijden en do voorbereiding uren per dag reken, want vergeet niet dat nu ook uw bitter uur vrij wordt, dan is de besparing aan tijd alleen genoegzaam om u naar mijn redmiddel te doen grijpen. En voor u, armen, is het een wezenlijke uitkomst. Neen, gij gaat niet gebogen last der maaltijden. Uw eenig dat ge ze niet op tijd kunt onder den bezwaar is eten, genoe- houden. De vraag, wat zullen we neemt van u weg alle rust en alle gen. Dat kan niet langer zoo. Ge weet het, ik heb do proef genomen en ook anderen zullen dat doen en aan de wereld bewijzen, dat een mensch zeer gemakkelijk een maand lang buiten voedsel blijven kan. Neemt slechts mijn redmiddel en de honger wijkt van uwen drempel en neemt met zich al de bekommernissen, die de zorg voor het dagelijksch brood over u uitstort. Tot zoover do Italiaan. We vinden 't niet lief van hem een geheim te maken van de bestanddeelen zijns elixer, nu hij door woord en voorbeeld ons de heilrijke uitkomsten van zijn drank heeft meegedeeld. Verbeeld u dat hij ten grave daalde zonder zijn middel publiek gemaakt te hebben! Maar hij zal wijzer zijn, want zoo aan eenig sterveling dan zal aan hem de hulde van tijdgenoot en nageslacht te beurt vallen. Om het voedsel toch bewegen zich alle vragen van den dag. Recht, onderwijs, be lasting en wat niet al, de gansche politiek draait om voedsel. Wanneer alle menschen behoorlijk gevoed konden worden, zou 't aan tal dieven tot een zeer klein getal slenken, we zouden niet aarzelen te geven den keizer wat des keizers is, het socialisme zou op houden de wereld te beroeren en het nihi lisme had geen recht van bestaan meer. En wanneer daar nu een man komt aan dragen, niet met voedsel, maar met een beproefd middel waardoor we het voedsel ontberen kunnen en gelukkig kunnen worden zonder eten, zouden we hem niet aan 't hart drukken en liefhebben We zien reeds in onze verbeelding de commission voor soepbedeeling en andere warme spijs, elkaar glinsterend van genot de hand drukken. Voortaan driemaal soep in den winter en er zal geen arme van gebrek omkomen. We zien de werkeloozen langs de straat wandelend met een fleschje levenselixer in den rokzak, zoekende naar werk en inwendig juichend wanneer ze niets krijgen kunnen. Waarvoor zouden ze 'took verlangen? Wanneer ze met vrouw en kroost op den eersten van elke maand slechts wat voedsel nuttig m, kunnen ze de rest der maand vastend en waterdrinkend door brengen Succi zal zijn geheim publiek maken in dien de regeeringen der verschillende staten daarin belang stellen, zeggen de bladen. Dat indien heeft wel wat van een beleediging. Stel u een staatsregeering voor, die geen belang stelt, in een middel, waardoor't volk van de grootste en dringendste zorg ont heven wordt't Is eenvoudig ondenkbaar. Om maar alleen van soldaten en gevangenen te spreken, is er nooit een meer welkome tijding tot ons gekomen. Ons leger kan thans met eenige regimenten vermeerderd worden en de rechtbanken mogen gerust alle groote en kleine rozendieven op 's lands kosten laten opvoeden. Ze kosten ons toch niets dan enkele flacons elixer en twaalf etens- dagen per jaar Naar men verneemt denkt onze regeering een der haren naar Succi te zenden om de vastenproef te ondergaan en heeft de Bel gische regeering in een bui van ongewoon medelijden Succi een beduidende som aan geboden voor de leverantie van een duizend tal flacons, ten einde daarmee de honger lijdende, afgezette onderwijzers te wapenen tegen do ellenden der tijden. Hoe langer men over Succi's redmiddel nadenkt, hoe wijder de horizon wordt der wereld van geluk, waarin hij ons voeren zal. Voortaan behoeft geen vader van min nende meisjes moer onvriendelijk te zien tegen de aanbidders hunner dochters, omdat ze nog niet het zout in de pap verdienen, en kan een gehuwd paar zonder vrees voor den hongerdood zijn telgen zien aanwassen. We gaan een leventje van plezier tegen, nemen den eersten Zondag van elke maand voedsel tot ons en leven verder op elixer en een weinig water. Neen, laat Succi niet bevreesd zijn voor gemis aan belangstelling. Mocht de regeering ongeneigd zijn met hem saam te treffen, dan zal het vox populi haar daartoe ongetwijfeld dwingen. En wanneer binnenkort een aanvrage om gelden tot ons komt, ten einde den beroemden uitvinder van het /leven zonder voedsel" een onbe- zorgden ouden dag te bezorgen, laten we 14) Door R. Tellheim. Met eenc uitdrukking van onbeschrijfelijke tcederheid in hare lieve oogjes stond Josa bij het graf, op haar gelaat wisselde gloeiend rood niet doodelijke bleekte, een zenuwachtig trillen speelde om hare mondhoeken. Ik zal mijn lieve moedertje wakker maken,* fluisterde zij. «Dan zal ze wel naar hare Josa toe komen. Zij knielde op den zandhoop neder, drukte haar mondje tegen den bodem aan en riep op roerenden toon en met bevende stemMoedertje, word wak ker! Hier is Josa!* »0, kind! lief kind! houd op!* sprak Milder diep bewogen. »Je moeder slaapt te vast; je kunt haar Biet wakker maken.* De jonge doodgraver streek met den rug zijner hand over zijne vochtige oogen en mompelde: »Ja, als men zóó de dooden weer levend kon maken Milder had intusschen het meisje opgericht; hare handen brandden in de zijne, alsof de koorts haar verteerde. Hoor, daar rinkelt de tamboerijn!* riep zij plot seling uit. »Hoor, hoor! Hoe goed dat ik ze aan moeder medegegeven heb!* Het zijn de schelletjes van Pierrots hoofdstel, mijn kind!* sprak Milder zacht, terwijl hij het bib berende kind overeind hielp. Och, moedertje, luister toch!* schreide Josa. Daar voer een windvlaag over het kerkhof. De donneboomen, die tusschen de graven stonden, lieten een zwaarmoedig geluid hooren, als het steunen van een' stervende. Het zand van den grafheuvel, door een' wervelwind opgedreven, vloog dwarrelend om hoog. Een oogenblik was het of eene reusachtige vrouwenfiguur als eene spookgestalte boven het graf stond de windvlaag voer verder en de verschij ning spatte in stomme zandkorrels uiteen. Milder had Josa op zijn' arm getild. Mijn kindsprak hij op weemoedig tcederen toon, »ik heb je immers gezegd dat je moeder toch altijd bij je is, al kun je haar niet zien. Het was eene beschikking des hemels dat je mij vinden moest. Je moedertje is nu gelukkig; zij leeft voort in eene wereld, veel schooner dan de onze, waar zij God dag en nacht bidt voor het welzijn van haar kind.* Hij steeg te paard. Als levenloos lag Josa aan zijne borst. Hare moeder had niet naar haar geluisterd, was niet uit de donkere aarde tot haar gekomen, die zekerheid brak hare krachtop de overmatige zenuw werking der laatste dagen volgde eene machteloos heid die den dood nabij kwam. Hoe heet de vrouw die daar begraven ligt?* vroeg Milder aan den jongen doodgraver. Ik kan het u niet zeggen, mijnheer!gaf hij ten antwoord. »0p het armen-kerkhof wordt in het register alleen het nummer geboekt. De opzichter der begraafplaatsen kan u echter alle gewenschte in lichtingen dienaangaande verschaffen. Maar ik meende toch,* en hij keek Milder zeer verwonderd aan, dat u, die hier komt met het kind van de overledene, haar naam zeker wel in de eerste plaats weten zou. De zaak is nu eenmaal niet zoo,* antwoordde Milder, niet van plan eene nadere uiteenzetting te geven. Daarna hernam hij: »\Vat is het nummer van haar graf?* Toen de jonkman het opgegeven had, bedankte Milder hem, groette en bracht Pierrot in beweging. Nadat de oude een signaal uitgestooten had, dat voor het paardje een bevel was orn haast te maken, zette het schrandere dier zich in galop. De doodgraver keek hen na en krabde zich ach ter de ooren, terwijl hij mompelde: «ZonderlingEen oad man, die een kind mede voert, waarvan hij de moeder niet eens bij name kent. En dat kind ver keert in het geloof dat het hare moeder uit den dood opwekken kan doch in al haar verdriet heeft zij een vuurrood jurkje aanBovendien draagt het paard van dien vreemden sinjeur een bont tuig, dat vol hangt met pluimpjes en schelletjes. Hm! als het niet helder dag was, zou ik kunnen denken dat mij daar iets gepasseerd was, wat niet met rechte dingen toe gaat. De tocht ging door lachende velden. Veelkleurige tapijten gelijk strekten zij zich ter wederzijde uit. Hier het goudgele koolzaad, daar de roode en witte klaver, ginds verschillende graansoorten. Op schrale heuveltoppen de spoedig tevredene lupine met hare oranjegele bloemtrossen, en langs de wegen een over vloed van veldbloemen, alle verschillend van kleur en vorm. Het jubelend gezang van een leeuwerik deed de lucht trillen en uit steeds grooter verte zweefden klokketonen van de torens der stad de rijdenden na. Milder liet het paard in den stap gaan en keek bezorgd naar het kind. Hare oogleden bewogen zich bij wijlen krampachtig, haar borstje jaagde, hare wangen gloeiden. Het kind is ziek van zenuwoverspanning,* mom pelde Milder. »En geen wonder!* Hij drukte de kleine gedaante teeder aan zijne borst. Een schok en eene rilling deden het meisje uit hare onverkwikke lijke slaap opschrikken. Mijne lieveling, fluisterde de oude man, i heb je geen zin meer om de teugels nog eens te nemen en Pierrot te sturen?* Neen,* lispelde het kind, »ik ben zoo moe... zoo moe Hoe meer de oude man het doel van zijn' tocht naderde, des te bezorgder werd zijn blik. Toen hij zijn met geestdrift aangegrepen plan om zich Josa aan te trekken, in uitvoering gebracht had, was de gedachte aan zijne wederhelft niet bij hem opgeko men. Thans vroeg hij zich af wat de reuzin wel van zijne eigendunkelijke handelwijze zeggen zou. Er was van haar niets anders te verwachten, dan dat zij de kleine op stel en sprong weer weg zou jagen. Was hij echter bij machte de hebzuchtige vrouw te overtuigen dat het meisje, wel verre van een lastpost te zijn, eeue rijke bron van inkomsten zou kunnen worden, dat er geld, veel geld met haar te verdienen was, dan zou zij zich wel over de kleine ontfermen. De tocht voerde langs een meer, dat zich mijlen ver uitstrekte en aan welks oevers een stadje lag met onregelmatig dooreen geworpen huizen, uit wier midden een kerktoren zijne bemoste spits ophief. De eerste huizen, die dicht langs den oever ston den, reed ons tweetal voorbij. Visschersvaartuigen, met vlaggen versierd, dansten op de flikkerende golfjes. De netten, die in het want hingen te droogen, geleken reusachtige spinnewebben. Op een der scheepjes, dat op geringen afstand van den weg voor anker lag, zat een visscher. Leentje!* riep hij in de richting van het huisje, dat recht tegenover hem gelegen was, Leentjekijk en Attent, LERWAABD

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1