No. 532.
Zaterdag 13 November.
1886.
De Zondag en de Jenever.
FEUILLETON
De Tweelingzusters.
Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1Franco per post
verhooging.
zonder prijs-
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Wanneer iemand van meening mocht zijn
dat deze twee zeer slecht bij elkaar passen
en een stuitend hoofd aan dit opstel vormen,
dan geven we dat volkomen toe't is een
ergerlijke combinatie, maar wat zullen we
daaraan doen? Wij hebben deze vereeniging
niet in 't leven geroepen, we hebben er
althans niet meer schuld aan dan onze lezers,
die zich met ons, als uitmakende een zeer
klein, maar toch een deel van het Neder-
landsche volk, moeten laten welgevallen,
dat men ook van ons zegtzij drinken het
liefst en het meest op den eersten dag der
week. 't Ware te wenschen dat ons volk
zich zoo ergerde aan deze beschuldiging
dat dat ons ministerie op den
dag, waarop de verbeterde uitgaaf der Zon
dagswet aan de orde komt, zeggen kon tot
de vertegenwoordiging,/M. Heeren, wij
hebben gemeend in 't waarachtig belang
van ons dierste pand, het vaderland, een
artikel in deze wet te moeten voegen, waarin
ter wille van de Zondagsrust het openstellen
van koffiehuizen, kroegen en knijpen straf
baar gesteld worden/edoch de omstandig
heden zijn in de laatste dagen zoo geheel
anders geworden, dat we overeengekomen
zijn dit artikel terug te nemen.
We hebben er weinig hoop op, maar
't zou kunnen zijn. 't Is toch wel te ver
wachten dat eenmaal de oogen van onze
natie opengaan en ze zien wil De jammer
lijke gevolgen, van het drankm i s b r u i k
niet alleen, maar van het gebruik,
worden ons immers eiken dag als 't ware
voor de voeten geworpen. Er is geen stand
of kring, bijna geen familie, wanneer die
althans eenigszins uitgebreid is, of ze weet
er van mee te praten. De voorbeelden in
elke gemeente liggen voor 't grijpen en
wanneer ge hoofd voor hoofd op dit stuk
polst en ondervraagt, zult ge eenstemmig
den jenever als volksdrank hooren afkeuren.
Sommigen doen dat zelfs heel gemoedelijk
onder een bittertje of voor de toonbank van
den kastelein en verhalen daar als jongste
nieuwtje, hoe de zaken van A achteruit
gaan door den drank, hoe 't maar zóó
of zóó staat, of B krijgt ontslag om zijn
drinken, of iets anders van dien aard, waar
aan bijna nooit gebrek is.
En zoo doet globaal genomen, bijna ons
geheele volk. In kerk en school, in af
schaffers-vergaderingen, in die van den volks
bond enz. enz., wordt voortdurend geha
merd op god Bachus, soms tot vervelens
toe. In woord en geschrift wordt de wer
king van den sterken drank opgehelderd
en duidelijk gemaakt en wat zien we? Ons
jeneververbruik neemt niet noemenswaardig
af. Het volk heeft de schade voor oogen,
maar het wil niet zien, het wil drinken en
weer drinken en tegenwoordig is 't voor
den drinker wel wat moeilijker dan vroeger,
maar nu hij eenmaal weet dat men hem
op straat in do gaten heeft, is hij veel min
der rumoerig; do brooddronkenheid van
half opgeschoten knapen neemt af, maar
jenever wordt er niet noemenswaardig min
der verorberd dan yoor de uitvaardiging
der drankwet.
Vooral op den Zondag. Er zijn tal van
lieden, die zich geen Zondag kunnen voor
stellen, zonder een extra borreltje. En we
bedoelen met dezen niet drinkebroers van
professie, maar stemmige, oppassende huis
vaders, die geen Zondagmorgen zullen ver
zuimen te kerk te gaan en die in alles als
voorbeeld kunnen gesteld worden. Zelfs
dezen moeten op Zondag hun borreltje heb
ben, of 't is geen echte Zondag voor hen
geweest.
Men meene niet dat we hen daarover
hard zullen vallen en dit gebruik afraden
omdat het schadelijk is. Schadelijk is het
zeker. Geen droppel alcohol kan het men-
schelijk lichaam in zich opnemen, zij 't als
jenever, cognac, rum of als bier of wijn,
of 't doet schade. Deskundigen zijn het
hierover ten volle eens. Maar we stappen
dit over en wijzen op iets anders. Zoo'n
man heeft kinderen en deze kinderen wor
den eenmaal groot. Uit vaders mond ont
houden ze tal van wijze lessen, waarmee
ze hun voordeel doen. Ze hebben echter
ook door hem geleerd, ofschoon hun dat
niet met woorden gezegd is, dat een matig
gebruik van alkohol don mensch gepermit
teerd is en ook deze les nemen ze ter harte.
Ze nemen hun bittertje en aangezien de
jeugd van onzen tijd zich heel wat vrijer
beweegt dan toen wij in die periode waren,
doen ze dat in cafó's en zijn daar op den
Zondagmorgen trouwe klanten. Ziet ge,
daar schuilt het gevaar van den matigen
borrel. Misschien zult gij, die hem neemt,
daarmee uw leven niet verkorten of uw
zaken bederven, maar wie zegt u dat de
genen, die op uw voorbeeld insgelijks met een
matigen borrel begonnen, bij die matigheid
blijven en deze niet wat ruimer uitzetten
om ten slotte in plaats van gebruikers mis
bruikers te worden? Er is nooit een dronk
aard als dronkaard geboren. Hij is steeds
matig begonnen en wist toen niet waar hij
eenmaal zou eindigen.
Hebt ge wel eens in de stad in een ach
terbuurt geflaneerd op Zondagmorgen?
't Is dan plechtig stil. Op een hoek van
een dwarsstraat staat een agent te worste
len met Klaas Vaak en een oud vrouwtje
strompelt hier en daar een duistere trap
op om vier hoog te porren. Daar komt een
man in een blauw boezeroen de deur uit
met een ketel. Hij gunt zijn vrouw een
extrauur slapens en zal koffie zetten, maar
eer hij bij den water- en vuurbaas inloopt,
snapt hij even op 't hoekje aan en neemt
er eentje en dewijl hij toevallig een dub
beltje uit den zak haalt, neemt hij nog
eentje, waarna hij als voorbeeldig echtge
noot water haalt en koffie zet. Na hem ko
men eenige dilettant-visschers, die behalve
een paar borrels elk, nog wat in den zak
meenemen. Daarop volgen een vader met
twee volwassen zoons, die een wandeling
zullen doen en beginnen met een verfris-
sching. Een vrouw met een kind op den
arm haalt wat voor haren man en een an
dere neemt op eigen risico een mondje vol.
En zoo gaat het door tot de heele buurt
ontnuchterd is.
En zoo gaat hot door den ganschen dag,
in alle buurten, in alle steden en dorpen
en de Zondag zwemt in jenever. Van eenige
verbetering door de wet hopen we in dit
geval zeer weinig, al gelooven we dat slui
ting tot den middag heilzaam zal werken.
Ons volk bemint de vrijheid en een wettelijk
verbod van jenever-verkoop zou een inbreuk
wezen op zijn aloude rechten, die ten he
mel schreit. Het wil vrijheid, ook om zich
te verdrinken. Ook om dat op Zondag te
doen, een dag, die als rustdag zich uitmun
tend er toe leept.
't Zou ons niet verwonderen als ter wille
dier hooggeroemde vrijheid do sluiting van
drankwinkels vóór 12 uur zelfs heftige te
genkanting vindt.
Intusschen doe ieder, die van goeden
wille is, wat zijn hand te doen vindt, 't Is
een onafzienbaar veld dat bearbeid moet
worden, zoodar, niemand behoeft te vragen
waarmee hij beginnen zal. Die 't noodig
heeft denke echter in de eerste plaats aan
Moddermans wijze les en beginne niet aan
den splinter voor de balk verwijderd is.
i
DE
■K
2)
De meisjes verwijderden zich zeer opgewekt in het
vooruitzicht eens uit logeeren te gaan. Het was voor
beiden iets nieuws in eene vreemde plaats eenigen
tijd te gaan doorbrengen, want zij hadden niet vele
kennissen buiten hare woonplaats en hoewel Z. eerder
tot de kleine dan tot de groote steden behoorde, had
het den naam van een zeer gezellig stadje te zijn.
Wat zijn wij toch gelukkig, Clara, zulke lieve
ouders te bezitten, die slechts leven om ons genoegen
te verschaffen. Ik weet hoe stil het mama zal zijn
in onze afwezigheid, en toch verheugt zij zich in onze
blijdschap.
Ja, Marie, er is geen grooter voorrecht dan eene
goede, brave moeder te hebben; er is geen zegen
die dezen zegen te boven gaat.
Zij leeft geheel voor hare omgeving en heeft er
eene studie van gemaakt, zich in huis aangenaam en
nuttig bezig te houden. Papa zegt immers altijd dat
zij, die deze kunst verstaan, door van hun huis hun
wereld te maken, het beste deel hebben uitgekozen
Ten Kale zegt niet ten onrechte:
Zoek niet te ver! Reis hier noch daar!
Het waar geluk staat op uw drempel.
De binnenkamer zij uw tempel
De liefde zij zijn hoog-altaar.
»Maar,« zeide Clara, »kunt gij u voorstellen dat
mama eene eigen zuster van tante Sophie is?«
Als ik het niet wist, zou ik het nooit geloofd
hebbenmaar vooreerst is zij verscheidene jaren ouder
dan mama en heeft een treurige jeugd gehad. Mama
heeft ons toch dikwijls verhaald, hoe lang groot-mama
sukkelende is geweest, en daar zij zelve te jong was
om hare moeder te helpen verzorgen, rustte de groot
ste zorg op tante Sophie. Zij heeft haar tot het laat
ste oogenblik met het grootste geduld en zelfopoffe
ring verpleegd, en daardoor heeft zij niet veel on
schuldig genoegen in hare jeugd gehad.
Had zij na den dood van groot-mama echter nog
maar enkele jaren in het voortdurend gezelschap van
mama kunnen zijn, dan zou de altijddurende op
gewektheid van deze wel een invloed ten goede op
haar gehad kunnen hebben. Maar zij leerde toen spoe
dig een jongmensch kennen, dat altijd ernstig en in
zichzelve gekeerd was, en, zooals later bleek, een
groote egoïst scheen te zijn.
»lIoe het mogelijk was dat zij oom kon liefhebben,
is mij altijd een raadsel gebleven, maar men zegt
de liefde is blind,* vervolgde Clara.
Ja wel, Klaarlje, dat zegt men, maar in de meeste
gevallen houdt zij vrijwillig de oogen dichtwant ze
weet dat ze aan het gezicht der waarheid zou sterven
en tegen den dood strijdt de liefde nog wanhopiger
dan het leven.#
Marie, welke ernstige beschouwingen houdt gij
over de liefde hebt gij er misschien al kennis meê
gemaakt
Tot nog toe is mij dat gevoel alleen uit de romans
bekend, maar ik beloof u, ik zal mijne oogen goed
open houden, om latere teleurstellingen te voorkomen,#
schertste Marie. Maar oom is toch ook vatbaar voor
indrukken, want wat is hij toch altijd bezorgd voor
zijn eigen ik, dat hij zich vooral niet te veel vermoeit,
verwarmt, of een tochtje op mocht vangen ik geloof dat
hij altijd een overjas draagt, zoowel binnen als bui
tenshuis de voetzak en vilten pantoffels staan altijd
klaar. Ik weet niet wat ik zou doen, als ik aan
zoo'n man geketend was.#
»Er is zelfs eene rijzing in de watten, door het vele
gebruik van oom in dit artikel,zeide Marie.
Hield hij nu maar zooveel van zijne vrouw als
van zijn eigen persoon, dan zou haar leven beter zijn
als het nu is. Laat ons daarom altijd geduld met
tante hebben het is niet zonder reden dat zij zich bij de
jeugd niet op haar gemak gevoelt, daar zij die tijd
zoo ongenoten heeft doorgebracht
Hier braken zij haar gesprek af, daar in dien tus-
scheatijd het koffieuurtje had geslagen. Er heerschte
altijd een gezellige toon bij elke maaltijd, het was
geene bijeenkomst om alleen den inwendigen mensch
te versterken, maar een ieder bracht er het zijne toe
bij om die uren zoo aangenaam mogelijk voor elk
ander te maken.
De dagen vóór het vertrek der meisjes vlogen om
door de eigenaardige drukte aan haar uitstapje ver
bonden zij moesten met de naaister somtijds zulke
gewichtige conferenties hebben, alsof er leven of dood
van afhing. Eindelijk brak de dag van het vertrek
aan, die met een gevoel van blijdschap begroet werd
papa en mama gaven nog eens voor het laatst eene
duidelijke beschrijving van den heer en mevrouw Lu-
kassen, die zelf aan den trein zouden zijn om haar
af te halen, nog eene laatste vermaning niet te druk
in gesprek te treden met vreemdelingen, haar de ge
schiedenis van Klaasje Zevenster voorhoudende en haar
radende voor zekerheid in een dames-coupé plaats te
nemen nog eene allerlaatste omhelzing van Clara en
Marie en zij stapten eindelijk in het rijtuig dat haar
naar Haarlem zou brengen.
II.
liet was een prachtige morgen in de maand Juli
de zon scheen zóó vroolijk, als wilde zij wedijveren
met de opgewektp gezichtjes van Marie en Clara.
Toen zij aan het station het rijtuig verlieten, zagen
zij eene menigte menschen op het perron, die zich
haastten hunne plaatsen in bezit te nemen. Zich spoe
dig van hare plaats-kaartjes voorziende, bemerkten zij
dat de dames-coupé's reeds geheel bezet waren en
moesten zij dus, op aanraden van den conducteur,
een waggon niet rooken instappen.
Zij waren juist gezeten en blijde toch eene ledige
coupé getroffen te hebben, toen zij een clubje vroo-
lijke jongelui zagen naderen. Het scheen wel dat zij den
vorigen avond een gezellig feest gevierd hadden en
de avond zóó lang gerekt hadden, dat de nacht daar
door geheel in bezit genomen was en zij nu lot de
ontdekking kwamen, dat het eensklaps dag was gewor
den en tevens het uur van vertrek van den gastheer
geslagen was. Hy moest zich haasten eene plaats te
vinden en kwam eindelijk aan het portier der coupé,
waar de meisjes hadden plaats genomen. Een luid
ruchtig en hartelijk afscheid werd van elkander ge
nomen, haastig stapte het jongmensch in, de conduc
teur kwam de kaartjes nazien en met een slag ging
het portier dicht en scheidde de vertrekkende van
zijne gasten. Het schelle fluitje gaf het sein van ver
trek en toen zag de jonge man voor het eerst dat hij
zich in gezelschap van twee lieve, jonge dames bevond.
De meisjes hadden van het begin tot het einde
aandachtig alles gadegeslagen, maar toen zij zich
vis a-vis dat opgewekte gezicht bevonden, keken zij
bescheiden voor zich, hoewel Marie ter sluiks op
merkte dat hij een gunstig voorkomen had en een paar
vriendelijke, zachte blauwe oogen en blonde krulle-
bol zijn innemend uiterlijk verhoogde. Na de dames
beleefd gegroet te hebben, vleide hij zich in een hoekje
noêr, en óf het kwam dat hij geen nachtrust had
gehad, óf door de schokkende beweging, óf door het