No. 534.
Zaterdag 20 November.
'UI
Wl
THUIS,
FEUILLETON.
De Tweelingzusters.
Ill |f.i
MS
Uitgever: L. J. VEERMAN Iïeusden.
VOOR
t*
HI HH OBI I BS I
F
i;
Zij bewoonden een groot huis met een prachtige
tuin in een der voornaamste straten der stad, en het
huis bezat zooveel aantrekkelijks voor oud en jong,
door deszelfs bewoners, dat men zeker kon zijn de
élite, der stad daar altijd aan te treffen. Sedert twee
jaren woonde een nichtje van mevrouw, een kind van
haar eenige broeder, bij haar. In den tijd van 6 maanden
wees geworden, kon zij geen betere toevlucht vinden
dan bij hare tante en oom, die, zelf geen dochters
bezittende, haar zeer liefhadden en in stilte hoopten,
haar nog eens als schoondochter te kunnen begroeten,
liet bleef echter een onuitgesproken wensch, want
zij wilden geen pressie uitoefenen, noch op hun zoon
Philip, noch op Anna, maar zij hoopten door den tijd dat
zij zich tot .elkander aangetrokken zouden gevoelen.
Philip scheen echter nog geen plannen te hebben, zich,
al was het dan aan lluweelen banden, vast te laten
leggen, hij hield nog te veel van zijne vrijheid, waar
van hij dan ook ruim gebruik maakte in zijn acade
mieplaats, en hij kwam slechts zelden zijne ouders
bezoeken, al werd het huis door het nichtje opgevro
lijkt. Hij genoot het leven volop, maar bleef altijd
binnen zekere perken, hij zorgde wel dat zijne uit
spanningen niet tot uitspattingen ontaardden, en hij
had te veel' achting voor zich zelve en zijne ouders,
zoodat hij wel zorgde dat zijn naam onbesmet bleef.
De dag na de aankomst van Marie en Clara zou
gewijd worden om kennis te maken met de vrienden
der familie, die ingelicht zijnde dat er twee logees
verwacht werden, hunne opwachting zouden komen
maken. Het was een prachtige dag, geen windje was
er merkbaar,: zoódat zelfs, de man van tante Sophie
zich zonder overjas buiten zou hebben durven wagen,
volgens Marie. Men besloot dus bij onderling overleg,
de koffie in den tuin te gebruiken en ook daar later
receptie te houden voor de verschillende bezoekers,
die zouden komen opdagen.
Anna en Marie hadden elkander in den tuin reeds
dadelijk vriendschap gezworen, terwijl Clara zich bij
mevrouw aangesloten had, en haar in enkele woorden
haar levensloop verhaald had. Voor het rneerendeel
was het nog een boek vol onbeschreven bladzijden,
de wereld lag nog geheel open voor haar, en hoe
gaarne zou zij een tipje van den sluier ophalen om
te zien wat voor haar nog verborgen was. Wat is
het toch eene wijze besturing der Voorzienigheid, dat de
toekomst voor ons een geheim is, want hadden Clara
en Marie nu reeds geweten dat hare vreugde zoo
spoedig zou gestoord worden, dan zouden zij niet zoo
onbezorgd hebben zitten snappen als nu het geval was.
IV.
Toen het visite-uur geslagen was, klonk de schel
en verschenen twee dames Roos, die op dien leeftijd
waren waarop men niet naar ouderdom durft vragen,
daar men zeker zou zijnte hooren dat zij 28 of 30 jaar
waren, terwijl men vast overtuigd was dat zij 10 jaar
smokkelden. Gelukkig echter voor degenen die zoo
geheimzinnig met haar leeftijd zijn, dat zij geen geboorte
extract behoeven over te leggen, ik geloof zeker dat
Betsy en Hélène Roos liever van zulke conversatie
zouden afzien, waar zoo iets verlangd werd, hoe
gaarne zij ook eens onder de inenschen kwamen.
De een was steeds de echo van de andere, men hoorde j
echter altijd de twee laatste woorden herhalen.
Vandaag was alles zonneschijn en met de liefste
lachjes werden de logeetjes verwelkomd. Zij vonden
het altijd zoo prettig om met meisjes vau haar leeftijd
kennis te maken en hoopten dat men elkander dikwijls
zou ontmoeten. Marie die wel op hel oog zag dat zij tot
den middelbaren leeftijd behoorden, vraagde zeer on
deugend, of zij ook al enkele jaren van kostschool
waren Gelukkig kreeg Betsy zoo'n hoestbui dat zij
op die vraag niet behoefde te antwoorden. Mevrouw
gaf gelukkig eene andere wending aan het gesprek,
zoodat de hoestbui spoedig geweken was en niet be
hoefde herhaald te worden. Een oogenblik daarna ver
scheen de ontvanger Prinsen met zijne echtgenoot.
Toen de heer Lukassen vernam dat er ook een heer
in hut gezelschap was, verscheen hij ook in den tuin
eu verwelkomde de gasten zeer hartelijk. Het gesprek
werd nu meer algemeen, men bewonderde de bloemen
in den tuin, sprak over de wandelingen in den om
trek en de vele amusementen die er op touw werden
gezet, zooals buitenpartijtjes, roeitochtjes en rijtoeren,
zoodat de gezichtjes der jonge meisjes reeds van ver
langen begonnen te gloeien. Ook Hélène en Betsy
luisterden belangstellend, in de hoop altijd tot de
invitees te behooren. Zij leefden te samen op een bo
venhuis, waren de overgebleven dochters van een ge
pensioneerd kapitein en konden met het grootste óver
leg er in slagen oin buiten schulden te blijven.
Mevrouw Lukassen, die een medelijdenden aard had,
beschermde haar en stelde haar huis altijd voor haar
open, waar zij, dit zij tot hare eer gezegd, slechts
een matig gebruik van maakteH.
Terwijl men dus allerlei plannen voor de eerste 14
dagen maakte, verscheen de heer Bikker, een aan
genaam jonginensch, die de betrekking van ingenieur
bekleedde. Dadelijk werd hij op de hoogte van hel
discours gesteld en hij juichte alle plannen toe, mits
hij van de partij mocht zijn. In dien tijd kwam de
meid een brief brengen die door de post bezorgd was
geworden en bij het openen bemerkte de gastheer
dat het een brief Yan zijn zoon Philip was, die schreef
zoo verlangend te zijn zijne ouders wéér eens te zien,
en dat hij hoopte den volgenden dag in hun midden
te zijn.
Wel, dat treft goed,» zeide mevrouw, »dat hij
juist komt nu wij logées hebben, dat zal de gezellig
heid zeker verhoogen.
Marie vraagde Anna haar eens eene beschrijving te
geven van Pnilip, en die verhaalde veel van zijn op
gewekt humeur en vroolijke inborst, maar was niet
in de gelegenheid eene beschrijving te geven van zijn
uiterlijk, door de komst van den heer Willems,
die zich nog kort geleden als arts te Z. gevestigd
had. Er heerschte een gezellige toon en een ieder
gevoelde zich hier op zijn gemak, men was in dien
kring dadelijk tehuis. Nadat men onderling een
programma opgemaakt had hoe den tijd het aange
naamst te verdeelen, scheidden de gasten met een
hartelijk tot wederzien», daar zij met schrik be
merkten dat de tijd zoo ver gevorderd was dat het etens
uur niet ver meer verwijderd was. Na het diner,
waar mevrouw Lukassen veel werk van maakte, niet
zoo zeer door een uitgebreid menu als wel door de
heerlijke toebereiding der spijzen, besloten de 3 jonge
meisjes, eene wandeling door de stad te maken,
waarbij Anna haar tot gids zou dienen.
Mevrouw beloofde haar dat zij na hare terugkomst
op een heerlijk kopje thee konden rekenen, mijnheer
zou zich dien tijd onledig houden eenige brieven te
beantwoorden.
(Wordt vervolgd.)
- <J -
Dit blad verschijnt elhen WOENSDAG
Abonnementsprijs per 3 maanden f 1
verhooging.
en ZATERDAG.
Franco per post zonder prijs-
Advertentien 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertenticn worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
raap
Go kent toch dat heerlijk gevoel dat over u komt,
■wanneor ge na dagenlange afwezigheid uwe woon-
stedo betreedt en in nwen stoel neervalt en vol
hljjdschap uitroept; gelukkig weer thuisO, ge
hadt het goed daarginds bij de vrienden of de stad,
waar ge vertoefdet was onbeschrijfelijk schoon en
gezéllig, of hot land, waarheen ge gereisd waart,
bevondt ge een lustoord te zijn, de dagen uwer
reis zijn omgevlogen, ge hadt geen tijd voor dit
en voor dat en toch, nu ge aan 't u bekende
Station afgestapt zijt, de stratou betreedt waarop
reeds zoo menige voetstap afgedrukt werd, uw eigen
heerlijke woning binnenkomt, den reisstaf in een
hoek plaats, uwe dierbaren aan 't hart drukt en in
uwen leunstoel plaats neemt, nu triomfeert do rust
van 'l huiselijk dak over 't gewoel daarbuiten.
Nu gevoelt ge dat er boven 't natuurschoon der
•alpen, do kunstgewrochten der museums, de ge
nietingen der wereldsteden, iets staat dat u onein
dig meer waard is. Dat is uw vriendelijk »thuis«.
Doch ge behoeft geen ruis te beginnen om daar
van overtuigd te worden. Als men uren lang in
wind en regen rohdgeloopen huefr, moe en hongerig
geworden is en men komt eindelijk binnen zijn
eigen palon en vindt, daar droge kleeren, een warme
kachel en een gezond maal, ziet eenige vriendelijke
gezichten en bekomt een vriendelijk woord, dan is
het een mensch wol. Of wanneer ge den lieven
langen dag in uwe werkkamer of op 't kantoor
doorgebracht hebt, vol ijver uw beroep uitgeoefend,
"onaangename ondervindingen opgedaan en u geür-
gerd hebt, 't welk op zijn tijd allen overkomt, en
ge komt dan in een gezellige woonkamer en kan
met den jas alle onaangenaamheden van u afdoen,
een verstandig woord met de vrouw wisselen en
het hart uitstorten, on er dringen zich van dat
kleine goedjeop u aan, die op uwe knie willenen
waarvan elk iets nieuws te vertellen heeft, terwijl
do jongste een pas geleerd woord stamelt om »pa«
te laten hoeren hoe hij in de wetenschappen vor
dert dan wordt ge weder mensch, dan proeft
go het zoet van 't leven, dat u overdag soms zoo
..zuur toescheen en stemt ge volmondig toe dat een
eigen haard, een »thuis«, het schoonste is op de
groote wereld, 't welk gij voor geen koninkrijk zoudt
willen ruilen.
De ouden moeten daarvan ook overtuigd gewees^
zijn,' waarom anders zouden "de Romeinen ojider
hun godental ook huisgoden, goden van den huise-
lijkon haard opgenomen hebben? Het heidensche
dier vereering daargelaten, vinden we het een schoon
denkbeeld zijn huis te stellen onder do hoede van
een hooger wezen. Die daartoe komt, het zij heiden
of christen, toont de waarde van een thuis* op
rechten prijs te stellen.
Ons huis kan niet beter vergeleken worden dan
bij een oase in do woestijn. Vooral wanneer go
in een groote plaats woont, waar de meuschen u
onverschillig zijn en zich niemand bekreunt of ge
morgen sterft dan wel een week later, daar is een
thuis een oase, een lieve groene plek, waar een
bron ruist en boomen schaduw geven, te liever
dewijl ze ligt in een onafzienbare zandvlakte. Daar
komen de moede reizigers aan, stillen hunnen dorst,
vinden rust in de schaduw en herstellen hun krac.h-
teu tegen de verdere reis. Zulk een oase, waar de
wandelaars door dit leven, vooral de mannen, zich
op nieuw verkwikken en sterken en op den weg
uitrusten, is ons thuis, behoort het althans te zijn
Wij Nederlanders, zijn van oude tijden her wegens
onze liefde voor den huiselijken haard, onzen
familiezin ter goeder naam en faam bekend.
In Frankrijk, vooral in de groote steden is dat
geheel anders. De man heeft zaken, de vrouw
eveneens, of zij werkt in die van haren man. De
kinderen worden uitbesteed voor den heelen dag
en waar de middelen toereikend zijn, voor hun
gansche jeugd. Man en vrouw middagmalen in een
gaarkeuken, in hun vrijen tijd nemen ze er het
hunne van, te zamen of ieder voor zich. Hun eenig
doel is te verdieuou, zooveel te verdienen dat ze
spoedig 't werk staken en geheel voor hun pleizier
leven kunnen, wat de z. g. grooten hun heele leven doen.
Zoo'u leven zou ons Nederlanders niet bevallen
hoewel 't toch hier en daar wel een weinig op z'u
Fransch toegaat. In den regel weten we daarin
goede maat te houden en wanneer al de zaken ons
dreigen to overrompelen, onze zin voor hot huise
lijke vermag het evenwicht te bewaren.
Maar gelijk elders en meer dan elders, is ook
hier de zucht naar ontspanning een heftige vijan
din (Ier huiselijkheid. Och, dat de man tusschen-
beide gezelschap buitenshuis zoekt om eens iets
anders té zien of te hooren, wie zou hem dat kwa
lijk nemen? Zoo'n echte huismusch, die met geen
stok de deur uit te krijgen is, wordt mettertijd een
onuitstaanbaar wezen, waarmoe niets aan te van
gen is. Doch menig man houdt het thuis in hot
geheel niet meer uit. Hij is er steeds buiten, ge
weet wel waar in den regel hem te vindon. Me
nigeen komt na gedaan werk volstrekt niet naar
huis, maar gaat' terstond uit en blijft tot in den
nacht ver van zijn oase.
De vronw lamenteert dat het haar in do huis
houding aan 't noodigste ontbreekt omdat het geld
buiten verteerd werdt. Eu wat ze nog daarbij kan
voegen van de kinderen, die hun vader hoogst
zelden en dan nog in booze buieu zien en van
haar huweljjk dat ze zich zoo geheel anders voor
gesteld heefr, ziet men aan hare beweende oogen
en gramstorig gezicht. Het is verschrikkelijk wan
neer het huis bloot tot eet- en slaapplaats, gede
gradeerd wordt.
Maar of daarvan de schuld uitsluitend aan den
man ligt? Volstrekt niet altijd. De verzoeking tot
uithuizig vermaak is groot. De man heeft misschien
als leerling buitenshuis gewoond en gegeten, waut
het is tegenwoordig regel zich do lieden die meu
noodig heeft, zoo mogelijk van den hals te schui
ven en alles met geld af te makon, ook een
hoofdstuk van hot gebod omtrent naastenliefde. Of
hij is lichtzinnig en heeft lichtzinnige ongehuwde
kameraden. Doch thuis is iemand die boven deze
staat: de vrouw en de macht eener goede huisvrouw
kan wonderen doen, ook bij mannen, die 't met de
huiselijkheid tot op huu trouwdag zoo nauw niet
genomen hebben.
Vrede, vriendelijkheid, orde, reinheid, spaarzaam
heid, zijn de goede huisgeesten, die een huis gezellig en
bewoonbaar maken. De huisvrouw echter is de ko
ningin, die deze goede geesten in huis medebrengt
en ze koesteren en verzorgen moet. Ea wanneer ze
nu ontbreken? De man komt thuis van den arbeid.
Het maal is nooit op tijd gereed en wanneer hot
eindelijk opgedaan is, niet smakelijk. De kamer is
onordelijk, do kinderen loopeu nog ongewassen, do
gaten in de kleeren dagteekenen van een week go-
leden. Of dit alles is niet zoo, maar do man ziet
steeds een verdrietig gezicht., hoort slechts bittere
woorden en bekomt geen antwoord wanneer hij
vraagt, zoudt gij hem dan kunnen veroordoelou,
indien hij na gedaan werk rust zocht in do gast
vrije herberg en ouder vroolijk gezelschap zijn ver
driet zocht te verzetten
De vrouw, zeideu we, bezit de wondere macht
het huis tot een hemel te maken, er zijn er ook,
die het tot hel inrichten en na deu man cerdrovon
te hebben, aanspraak op beklag doen geldon. Eigon
schuld, klinkt haar tegen, brengt uwe huisgeesten
weer iu eere en de vrede zal onder uw dak
terugkeeren.
In elk huis behoort, naar we meenen, nog een
huisvriend, 't Pleit uiet voor de zedelijkheid dat
dit woord een zeer slechten klank heeft bekomen
en men, het uitsprekende, denkt aan iemand die
't huis schandvlekt en het geluk van den echt onder
mijnt en vernietigt. Een huisvriend in den waren
zin is eeu zegen voor het huis. Hij deelt in de
vreugde der familieleden, geeft raad, zegt de waar
heid ea spreekt vau tijd tot tijd een ernstig, scherp
woord, zoo'als dat alleen een ware vriend doet,
terwijl hij in tij.i van nood niet te vergeefs te
zoeken is, nadat alle andere vrienden weggestoven
zijn als de vogelen, wanneer het dondert en regent.
Zalk eeu vriend moenon we echter niet. Dien wij
bedoelen ziet, hoort en gevoelt niet, is geen mensch,
redenoert niet en spreekt toch, is dood en heoft toch
loven. Een goed boek aan don hniseljjken haard is
de gevaarlijkste vijaud van bier en snaplokalen,
waar zoo dikwijls het geluk eener fimilio verdron
ken wordt. Is het dagwerk volbracht, de blinden
gesloten, de kleinen te ruste, brandt in de kamer
de lamp, dan in eeu goo i boek lezen of er zich
uit voorlezen laten, dat is jnist als had meu zijn
besten vriend mee aanzitten. Hij verhaalt hoe het
buiten in vreemde landen toegaat, hoe hot meuig
mensch in zijn leven toegegaan is, enz. Het kan
ziju dat hij ous ernstig de waarheid zegt, zooals
WO ze niet gaarne uit den mond van eeu ander
zouden vernemen. Elk goed boek bevat eeu schat
van levenswijsheid. Meuig goed woord vindt een
blijvende plaats iu 't hart der hoorders of vau den
lezer en gedijt daar als een zaadkorrel iu deu ak
ker, opschietende eu vracht gevende, dikwijls on
gemerkt.
Het zou voor vele huisgezinnon een genot zijn,
indien iemand ze kou geweunou 's avonds thuis
te blijven, iu plaats van hier en daar rond te loo
peu eu te luisteren naar de voorlezing van een
onderhoudend werk. Indertijd heeft de heer Huet
te Haarlem, waar hij predikant was, een schaar
fabriekwerkers aan't lezen gebracht van deschoone
verhalen van Van Lennep eu het genot, toen ge
smaakt, is thans nog iu Haarlem niet vergeten.
We moeten ieder voor zich bet huis tot het
moest gezellige oord dor wereld maken, Die over
groote middelen beschikt, heeft daaimee geen moeite,
maar de ware verdienste schuilt iu het bevorderen
der gezelligheid met weinig of geen kosten. En
eeu goed boek is tegenwoordig niet kostbaar meer.
Bovendien zijn overal gelegenheden waar men boe
ken om niet kan te lezen krijgen, zoo ruim on
doelmatig aangelegd en met zoo groote voorliefde
geopend dat het wel schijnt alsof men door een
boek af te halen den eigenaar een grooten dienst
bewijst.
En daar tegenwoordig bijna alle menscheu kun
nen lezen, kan het onderhoud mot den papieren