No. 538. Nieuw Ned. Panopticum. Uitgever: L. J. VEERMAN Heusden. BUITEN LAND. VOOR «Och Kees, spreek eens' met mijnheer, hij zul toch niet zoo'n barbaar wezen dat bij je dat weigert!» Mietjelief," hou, daar ntaar van op, want je weet niet halt' hoe sikkeneurig mijnheer is. Behalve dat hij op een dubbeltje dood blijft, heeft hij gruwelijk 't land aan narigheid en van al ons getob heb ik hem niets verteld als hij er het derde part van wist, was zijn heele week bedorvenwe zullen 't in Godsnaam maar zien te pollen. Dit gesprek had plaats in de armoedige woning van den knecht des heeren Grim, handelaar in dro gerijen. Zijn vrouw was reeds weken bedlegerig en nog maar even in staat eiken dag een paar uur tjes niet behulp van haar oudste dochtertje de boel wat op te redderen. Zwakte, had de-docter gezegd en zijn recept was .eenvoudigversterkende middelen maar lieve hemel, waar man en vrouw met vijf grage kinderen van een weekloon van 8 gulden leven moeten, kom daar eens om versterkende mid delen voor te schrijven! Er was thans sprake van een jas voor den oudsten jongen en dé vrouw had Kees aangespoord 4 gulden voorschot te vragen, wat hij echter, als bekend met zijns meesters eigenaardig heden, ontraden had.. Kees had voor 't ontbijt gezorgd, zijn oog laten gaan over 't wasschen en kleeden der twee jongste kinderen, de twee volgende naar school gezonden en gaf nu het kleinste bij moeder in bed. Terwijl hij zich over haar heen boog, fluisterde hij: «moet ik van avond nog Sinterklaas spelen?» Kan-er dat af?» Nu, een dubbeltje pepernoten, dat zal de kwaje koop niet maken; ik zal 't er maar afnemen.» Kees zoende zijn vrouw recht hartelijk, evenzoo de kinderen en de brave man spoedde zich naar den winkel. Zoo opgeruimd en spraakzaam hij thuis was, zoo stil en in zichzelven gekeerd was hij daar. Kees droeg een masker en dat zette hij bij zijn woning voor, omdat de docter. gezegd had dat zijn vrouw een beetje opgevroolijkt moest worden,. Hij ver onderstelde dat het Sinterklaas spelen haar bijzonder zou opmonteren en daarom meende hij zich die* uit gave wel te mogen getroosten. Buitenshuis echter drukte hein het wicht der zorgen dubbel en 't was geen vroolijk gelaat, 't welk hij zijn meester toonde en geen vroolijk «morgen mijnheer,» dat hij hem toewenschte. «Jou muts staat zeker verkeerd, hé?» «Contrarie meneer, hij staat wat goed vandaag, 't Is Sinterklaas, zooals uwe weet en dan heb ik altijd schik in mijn leven. Jongens meneer, als je zoo vijf kinderen Lieve help, waar waren nu toch zijn gedachten Hij weet dat de heer Grim een onuitsprekelijken afkeer van kinderen heeft en van geen narigheid hooren wil, terwijl hij kinderen hebben de grootste narigheid noemt die een mensch overvallen kan. Hij weet dat en nu komt hij zoo onvoorzichtig uit den hoek! «Vijf kinderen, heb jij al vijf kinderen? Je lijkt wel stapel gek om zoo'n fokkerij op te zetten. Wat moet je met al dat tuig beginnen. Vijf kinderen, en leven die allemaal?» Natuurlijk meneer, de twee dooien tel ik niet mee Dus je hebt er zeven gehad «Om uwe te dienen, meneer, en ik wou dat ik ze nog bij mekander had »'t Is om te sidderen, maar 't is je eigen domme schuld, Kees, denk daaraan hoor je, en je hoelt me pooit meer met die narigheid aan boord te komen!» »'k Zal 't onthouwen, meneerantwoordde Kees en zette zijn arbeid voort. De heer Grim is, zooals de vriendelijke lezer reeds begrepen heeft, een ongetrouwd jong heer, met een kalen schedel, een krans van grijzende haren om zijn winkelpet en een blozend, welgedaan aangezicht. Hij is om en bij de vijftig jaren en zijn humeur is in den regel niet pleizierig. Hij heeft een goed beklanten winkel, dank zij zijn waren, niet zijn vrien delijkheid, zit er warmpjes in, naar men algemeen ge looft en geniet de aardsche zegeningen in tamelijk ruime mate. Maar gelukkig is de heer Grim niet. Er knaagt een worm aan zijn hart. Is het de een zaamheid? Is het het gemis van een vrouw? Is het de stilte zijner huiskamer? Wie zal liet zeggen. Die hem goed kennen zeggen dat zijn hart op de rechte plaats zit, doch dat er heel wat gebeuren moet eer hij dat aan een ander toont. Hij heeft zich geheel onttrokken aan het gezellige léven; al-zijn kennissen zijn getrouwd en of 't zoo spreekt rijk gezegend met kroost en daar hij nu eenmaal geen kinderen kan uitstaan, heeft-hij reeds bij de komst van den eerste ling hunne namen uit zijn boek geschrapt. Zoo is hij aan zichzelven én nog een paar andere brommende oude vrijers overgelaten, die te zaaien een lange- pijp club« vormen in een kwijnend café en daar 's avonds onder een cognacje menig bitter schimpschot lossen op de vrouwen, 't huwelijk, kinderen enz. enz. en elkander ophemelen. De dag gaat traag voorbij. Er komen weinig klan ten, zoodat Kees niét achter de toonbank behoeft bij te springen. Tegen vier uur gaat de heer Grim di- neeren en zegt voor. hijheen gaat:, «eer ik het ver geet, Kees, morgen ochtend dadelijk naar het pakhuis en kamillen meebrengen, hier licht de sleutel.» «In orde, meneer,» zegt Kees, die juist bezig is zijn re devoering voor dien avond te répetëeren. Mijnheer kwam precies zeven uur thuis, draagt Kees nog enkele boodschappen op en geeft hem tegen acht uur zijn afscheid. .Kees gaat vol blijdschap naai zijn woning. Een uur later bemerkt de heer Grim tot zijn ver wondering dat er in dien tijd geen enkele klant ge weest is. Gewoonlijk slijt hij 's avonds om dezen tijd veel vlier, zoutdrop, brandspiritus enz., maar er komt niemand. Hij maakt daarom aanstalten den winkel te sluiten, doet de blinden voor en draait het licht né'ër. Daar valt zijn oogop den sleutel. «Wel verdraaid,bromde hij, «daar heeft me die domme kerel dat ding laten liggen.» Hij wendde zich naar de deur en keek tusschen etiqüetten van sesainzeep en kitlijm door naar 't weer. 't Regende dat het goot. Toch trok hij den overjas aan, nam een paraplu, slapte de deur uit, vragende aan de juffrouw boven, die zijn huishouden deed, een oogje te houden en begaf zich naar Kees. 't Was gelukkig niet ver. Kees woonde in een dwarsstraat, drie hoog, links. Grim trad de openstaande voordeur in en steeg de donkere uitgesleten trappen op. Hij kende den weg, doch ook voor een ingewijde gaat zoo'n klim- merij met bezwaren gepaard. Eindelijk, na slechts een paar malen 't hoofd gestooten te hebben, komt hij boven, last in den blinde naar de kruk en opent de deur. De schrik slaat hem om 't hart, want vlak voor hem rijst als uit den grond een gedaante op, zwart als een nikker en in de meest fantastische kleeding uitgedost. De gedaante ziet den indringer aan en een glimlach verheldert zijn zwarte tronie. «Stil, meneer! niks zeggen asjeblieft!» «Wat duivel Kees, ben jij het, ben je nu heele- maal stapel, wat voer je toch uit?» «Stil, meneer, niet hard praten,» antwoordt Kees en springt uit het portaaltje op den overloopik speel voor Sinterklaas, meneer. Ze motte toch wat hebben, ik heb voor een dubbeltje pepernoten gekocht. »'tls zonde van 't geld en moet je je daarom zoo toetakelen?» «Ja, ziet uwe meneer, verleden jaar kon ik het met mijn gewone fisclemie af, maar dat goed wordt zoo verduiveld bij de hand dat ik er nou een beetje zwartsel op gesmeerd heb. Maar gaat uwe binnen, meneer, en vraag om mijn te spreken, dan hebben ze der geen erg in dat ik hier nog ben.» Daar had meneer Grim bijzonder weinig trek in en hij zocht reeds naar den sleutel, maar Kees vroeg het nog Gens, zóó dringend dat hij zich bepraten liet en binnen ging. Een ongewoon schouwspel deed zich daar aan hem voor. Recht voor zich zag hij een bedstede, waarvan de gordijnen wijd geopend waren. Daarin zat een vrouw, door kussens gesteund rechtop, een gelaat wit als sneeuw, met een afgezet blosje op elke wang. In haar armen suste zij een jong kindje. Aan 't voe teneind zaten twee kinderen, op den rand der bed stede een jongen van circa tien jaren en op den stoel daarvoor een meisje van twaalf, moeders huishoud stertje. Aller oogen waren op den binnenkomende ge vestigd, doch als met een tooverslag teekende elks gelaat teleurstelling. »'tls meneer maar!« zei het vfjljarig meisje inde bedstede. 't Is meneer maar! Och, ze hadden St. Nicolaas verwachtvader was uitgegaan om hem te zoeken ze haddon elkaar verhaald van de heerlijkheden, langs de straat in de winkels gezien en, al durfden ze 'l niet hardop te zeggen, ze hoopten toch wel een klei nigheid van al die schatten te krijgen! Daar hoorden ze fluisteren buiten de deur, dat was ongetwijfeld SinterklaasDaar ging de deur open och, 't was meneer maar! De blijdschap bevroor op hun koonen en angstig zagen ze den gevreesden man aan. De heer Grim overwon zijn afkeer van narigheid en trad op de vrouw toe. Hij liet zich verhalen van haar lijden en zei dat hij 't vreemd vond, daarvan niets vernomen te hebben. De vrouw veinsde dit ook vreemd te vinden, maar zij kende den grond maar al te goed. Eindelijk begon Kees. Hij maakte in 't portaal een ijsehjk misbaar en vroeg naar de kinderen. Moeder riep dat ze heel zoet waren, maar Kees begon met veranderde stem een heel zondenregister van zijn oud sten jongen op te dreunen, die den armen dreumes als een voorbereiding van zijn aanstaande wegvoering naar Spanje toescheen. Doch 't liep goed af. Sinter klaas liet zich door een versje en een belofte van beterschap vermurwen en strooide toen met ruime hand zijn gaven, waarop allen vrijmoedigheid kregen de legerstede te verlaten en om den buit te grabbe len, waarna ze ten slotte aan Sinterklaas, die nu binnengetreden was, om beurt de hand gaven en be loofden, zoete kinderen te zijn. De heer Grim was naast de bedsteê blijven staan en staarde dit schouwspel niet zonder eenige belang stelling aan. Hij geraakte zelfs onder de bekoring van dit onschuldig vaderlijk bedrog en toen 't werpen der pepernoten begon, was 't alsof een onzichtbare hand hem een stomp in den rug gaf. Hij wendde ;ich om, doch hij stond vlak voor een glazenkast. Een oogen- blik later vqejdg hij nog^en stomp en was 't alsof een stem ^eiii in 't oor fluisterdemag jij dat zoo aanzien? u.in werd er koud van. 't Was hier zeker niet pluis. Hij nam zijn hoed en nadat Sinterklaas alg'-trokken was, wenschte hij de vrouw spoedig her stel eu stapte ook hij op. Hij was goed en wel beneden gekomen en wilde op straat stappen, toen een oude vrouw uit een der benedenwoningen op hem toeschoot: «O, mijnheer! duizendmaal dank dat u de kindertjes van dat zieke mensch zoo gelukkig gemaakt hebt. Ze verdient hel wel, want 't is een goed huishouden en al is ze nu al weken ziek, ze houdt de boel toch maar netjes bij mekaar. God zal je zegenen, meneer!» Oef! daar stond hij in den regen; hij had het benauwd, de rijke heer Grim. 't Was daar boven geweest alsof hij een arme drommel geweest was en de zieke, blijde vrouw hem weldadigheid bewezen had. «God mij zegenen», vroeg hij; «waarvoor?» Hij wist het niet. Het kwam hem voor dat straffen hier beter op zijn plaats zou zijn. Doch hierin ver giste hij zich, want wat hij daareven ondervonden had, was reeds een straf, een zeer rechtvaardige straf. Hij voelde het en boog het hoofd. Toen sprak het hart van Grim, dat hij naar luid zijner oude kennissen wel bezat, maar zelden toonde. Hij begaf zich regelrecht naar e<-n paleis vol heer lijkheden, liet zich een mand aanreiken, stopte die vol met allerlei lekkers, genoeg om een heel weeshuis de maag van streek te brengen en liep den knecht voor naar de dwarsstraat. Bij de deur gekomen, raapte hij een straatsteen op en ging daarmee ge wapend, op de teenen naar boven, gevolgd door den knecht. Boven den trap nam hij de mand, gaf den knecht een fooi en schudde zijn portemonnaie leeg over 't lekkers. Daarop zette hij de mand binnen 't portaal en smeet den steen tegen de kamerdeur, waardoor 't heele huisgezin van schrik opvloog en spoedde zich daarop haastig heen. Wat er verder gebeurd is, welen we niet. Wel dat Kees den volgenden morgen op het gewone uur den winkel binnenkwam en regelrecht op zijn patroon toeliep. Hij trok de pet van het hoofd en zei met een traan in oog en stem: «Meneer, u hebt me verboden ze te noemen, maar ze zullen toch voor uwes lange leven bidden. Duizendmaal bedankt meneer!» «Kees, ik geloof dat hel Sinterklaasspelen in je hoofd geslagen is «Dat kan wel, meneer» zei Kees, «bij den eenen slaat liet in het hoofd, bj den ander in het hart Alicia, V V. Dit blad verschijnt el hen WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- rhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Ihnnenlandsche A D V ERTENT1EN waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Hij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. De lieer GRIM op 5 December. Mon wil thans ook België en Dnitschland tele- phonisch verbindenvoorloopig zouden Brussel eu Keulen worden verbonden. Een meisje van 18 jaar te Brussel beeft zich mot lucifers vergiftigd, omdat haar minnaar (een Hollander), die beloofd had haar te zullen trouwen, haar had verlaten. Men vond haar dood in haar bed. De violoncel van Stradivarius, de eenige die nog voorhanden is van den beroemden instrumentmaker en die in net bezit, van Joseph Servais was ge komen, is thaus door een rijk Brusselaar voor 50,000 frs. gekochr. Volgens offijiëele mededeeling van de Engelsche postadministratie, zijn bij den diefstal van post pakketten op den spoorweg tusschen Ostande en Verviers geene in Engeland aangeteekende brieven ontvreemd. De gestolen pakketten behoorden allen tot de mail die uit Amerika over Londen naar Rusland en Dnitschland verzonden wa9. Daaruit zijn 143 brieven gestolen, waarvan de waarde op één tot anderhalf millioen francs geschat wordt. De laatste berichten bevestigen het gerucht niet dat de Belgische politie op het spoor der dioven zou zijn, die naar het schijnt in de richting der Fransche grens gevlucht zijn. De Belgische regee ring heeft besloten, voortaan den postwaggon met brieven van waarde te doen bewaken door een beambte, met een revolver gewapend. Men zal zeker ook wel zorgen dat die beambte, door een seintoestel, alarm kan maken. Naar men verneemt, bestaat bij de Regeering van Frankrijk het voornemen om thaus, na vijfjarige annexatie, gebruik te gaan maken van de groote strategische voordeelen, welke dat Rijk door de be zetting van Tunis in de Middellandsche Zee ver kregen heeft. Daarvoor is slechts noodig het meer van Bizerta van uit zee toegankelijk te maken. Dit meer, 30 mijlen ten Noordwosten der stad Tunis gelegen en omgeven door verrukkelijke om streken, bevat 50 vierk. mijlen ankergrond voor de grootste schepen, en is reeds met de zee in ge meenschap door middel eener rivier van 5 mijlen lengte, 1 mijl breed en in het midden 4 a 6 vadem diep. Geene andere werken zijn uit te voeren dan de noodige uitdieping van het vaarwater aan de monding dezer rivier en op enkele punten van haren loop, om van het moer van Bizerta do prachtigste

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1886 | | pagina 1