No. 555.
Woensdag 2 Februari.
1887.
Beroemdheid.
FEUILLETON
Marie de Ylechtster.
Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden.
VOOR
Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonde
stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Deze regelen die al heel wat jaren tellen,
zijn ons een bewijs dat onze tegenwoordige
tijd niet alleen mank gaat aan het euvel
van dwaze, belachelijke of onzinnige daden
en dat er ten allen tijde monschen zijn ge
weest, die door excentriciteiten of dwaasheden
gezocht hebben de aandacht van anderen
te trekken, omdat zij dat niet kunnen door
wat degelijks.
Esopus verhaalt ons reeds van een man,
die ook een onbedwingbare zucht had om
van zich te doen spreken. Iets uitvoeren
of voortbrengen, dat voor zijne tijdgenooten
nuttig was, daartoe zag hij geen kans. Hij
moest dus wat verzinnen. Hij nam zijn
ezel, kocht een paar potten met verf en
verfde het dier grasgroen en de pooten
maakte hij rood. Met zijn aldus toege
takelden ezel wandelde hij door de stad
tot groote verbazing der lieden, die hem
in troepen naliepen om het vreemde ver
schijnsel eens goed op te nemen. De man
en zijn ezel waren het praatje der stad,
wel is waar slechts voor een paar dagen,
maar hij had zijn doel bereikt, men had
veel en druk over hem gesproken.
Op een dergelijke manier handelde een
andere Griek, die naderhand toch beroemd
is geworden, namelijk Alcibiades. Toen
hij eerst met zijn prachtexemplaar van een
hond iedereen jaloersch had gemaakt, be
roofde hij het dier van het schoonste sieraad
en hakte het den staart af en weer was
zijn naam op ieders lippen.
Niet beter handelde de Engelschman, die,
met zijn geld geen raad wetende, zich zeer
nauwkeurig een postkarretje liet namaken,
zelf de kleeding van een postiljon aantrok
en zoo de stad binnen reed, een kwartier
vóór de eigenlijke post aankwammen was
verbaasd maar lachte er om, men sprak
over hem en hij had het pleit gewonnen en
was voor eenige dagen een beroemd persoon.
De tweede en de derde die hem nabootsten
werden al minder en minder besproken en
de volgenden werden in het geheel niet
opgemerkt, het moois was er af, er stak
geen nut of voordeel voor iemand in en de
beroemdheid verdween zoo snol als zij ge
komen was.
Toen Tanner in Amerika in onze dagen
zijne hongerkuur begon en veertig dagen
wilde vasten, toen was hij een beroemd man
eene macht van telegrammen bracht de
onderzeesche telegraafkabel naar Europa over,
om te berichten hoe zwaar hij was, hoeveel
pond hij in gewicht had verloren, wat hij
zeide, wat hij deed, hoe lang hij sliep, hoe
veel uur per dag hij wandelde enz. enz.
Na hem kwam Succi, die nog langer vastte,
toen kwam Merlatti, die het nog langer
deed, maar ook steeds minder word de be
langstelling, steeds geringer werd de be
roemdheid, de vasters pijnigden zich, maar
men keek niet meer naar hen omer zijn
er al geweest die er half weg mede op
hielden, omdat geen mensch notitie van hen
nam. De wetenschap werd echter door hen
niet gebaat. Op de vasters volgden de
zwelgers; hier was er een, die at zóóveel
pond vleesch, en ander at weer meer, een
derde zou een zeker aantal dagen niets dan
patrijzen eten gedurende eenige dagen wer
den zij besproken, maar hunne beroemd
heid was de beroemdheid van óónen dag.
Zoo lezen wij van iemand die in duizend
achtereenvolgende uren, duizend mijlen zou
loopen, van een ander, die met een krui-
wagen in een bepaalden tijd al de steden
van Engeland zou bezoeken, van een derde,
die op een velocipede de aarde zou omrijden.
Van deze dwaasheden had ten minste nog
iemand voordeel, want er werd geld mede
verdiend. Maar wat te zeggen van don man,
die bloot uit waaghalzerij boven van de
brug sprong over de Hudson, de brug, die
New-York met Brooklijti verbindt, een hoogte
van meer dan 100 voet. Hij boette dan
ook zijne roekeloozo daad met zijn leven,
daar hem alle ribben waren gebroken. Toch
was er nog een tweede die het probeerde
en slaagde. Wat te zeggen van hem, die
zich van den Niagara-waterval naar beneden
liet tuimelen en het ook met den dood be
kocht. Een tweede en een derde lieten
zich in een ton kuipen en doorstonden zoo
het waagstuk met beter uitslag.
Die allen speculeerden op de zucht van
de menschen naar het vreemde, naar het
excentrieke, zij durfden viets zonderlings"
bestaan en in een oogenblik waren zij be
roemd. Het was evenwel altijd slechts eene
beroemdheid van korten adem, omdat het
geen zij deden geen gevolgen had, noch
ten goede, noch ten kwade, het publiek
won er niets mede en het verloor er niets
mede en is in zoo'n geval zeer vergeet
achtig. Binnen enkele jaren zullen zelfs de
namen vergeten zijn en hij, die dan een
boek schrijft over zonderlinge menschen, zal
met succes hunne proefnemingen kunnen
vermelden en de verbazing opwekken van
zijne lezers over zooveel dwaasheid.
Op een kermis vindt men altijd de groot
ste troep menschen daar, waar het meeste
leven gemaakt wordt. De groote trom trekt
aan. Evenzoo gaat het op de kermis van het
leven. Wie het hardste schreeuwt, trekt de
meeste lieden, van die eigenschap maken
behendige lui gebruik. Zij zijn echte men-
schenkenners en maken reclame voor het
(Naar het Fransch.) (1
Aan den voet van het Moléson-gehergte, in la
Gruyère, strekt zich eene mollige vlakte uit, aangenaam
vervroolijkt door eenige lieve, vriendelijke dorpjes. Niet
ver van een dezer dorpen staat nog een van die goede,
ouderwetsche woonhuizen, eenvoudig doch gemakkelijk.
Men ziet zulke huizen tegenwoordig snel verdwijnen
er komen dan voor in de plaats stijve, steenen ge
bouwen, afgepast en kleingeestig, even weinig gelijkende
op de prettige, ouderwetsche landhuizen, als een stijve
winkelbediende op een zwierigen ridder der middel
eeuwen.
De gevel van het huis, dat wij bedoelen, was op
getrokken uit dennenhout, door den tijd geel gekleurd
en gericht naar de zijde waar de zon opkomt. Kleine
ramen, waar het noodig was, in nog kleinere verdeeld,
zonder eenig ontzag voor evenredigheid, zijn in
dit huis te vinden, bezet met kleine ruiten, waarin de
zonnestralen een aantal kleine vakken vinden om de
kleuren van den regenboog te weerkaatsen, liet
breede, platte dak, gedekt met houtspanen, vormt om
het geheele huis een uitstek van een voet of zeven,
acht. Daaronder bevinden zich alle benoodigdheden
voor eene boerderij en verder de bergplaatsen voor
gereedschappen en voorraden. Op eene plank tusschen
den beganen grond en de eerste verdieping staan deftig
in het gelid vier bijenkorven, welker bewoners in
volle bedrijvigheid zijn, benevens eenige potten met
anjelieren, welker stengels bevallig naar omlaag hangen.
De morgenzon schijnt in een der geopende vensters.
Eene zwarte poes zit in de vensterbank te soezen in
den zonneschijn, den kop op de witte pootjes rustend,
den staart behagelijk om het lijf gelegd.
Voor het open raam zit een jong meisje. Op het
tafeltje naast haar staat eene kom met frisch water,
waar omheen een zwerm vliegen speelt en gonst van
heb ik joii daar. Op eene soort van houten palet ligt eenig
bevochtigd stroo, dat spiertje voor spiertje door de
blanke hand van Marie wordt opgenomen, om zich te
vereenigen tot het vlechtwerk, dat hare rappe vingers
te voorschijn toovert en dat zich rondom hare kleine
voeten steeds ophoopt.
Mooie meisjes zijn in Gruyère niet zeldzaam, maar
frisscher gezichtje dan van Marie was nog aan geen
venster in dat land gezien. Marie had haar 18e jaar
bereikt, die Meimaand van het menschenleven, dien
tijd van droomen Naarstig als eene bij, rein als de
sneeuw op de bergen, dartel en onschuldig als eene
ree was zij. En toch, reeds had zij haar deel aan
het lijden der mcnschenkinderen en reeds tallooze
malen hadden de tranen hare zwarte oogen verduis
terd. Hare moeder, haar eenige gids in hare jeugd,
was te haren opzichte de beste der moeders; gebrek
was dit huis nog niet binnengetreden, zoo min als
de liefde in haar hartje. Waarom dan deze vroegtij
dige droefheid
Waarom Eens, o, het is al lang geleden, al wel
15 jaren, heeft een gerechtsdienaar geklopt aan de
deur van dit huis, dat nooit te voren door de justi
tie was bezocht. De brave Jozef werd op dien dag
gevangen genomen, onder de beschuldiging van dief
stal. Hij een dief, hoe was het mogelijkMet tranen in
de oogen had hij vrouw en kind omhelsd, maar zonder
vrees en in het vast vertrouwen op zijne onschuld was hij
vertrokken. Niettemin, het onderzoek liep niet in zijn
voordeel uit. Het gerecht liet huiszoeking doen, de
overtuigende bewijsstukken tverden in zijne woning
gevonden en ondanks zijne protesten werd hij ver
oordeeld tot de gevangenis.
Jozef had den moed niet dit vernietigen van zijn
vlekkeloozen naam te overleven. Hij schreef een hart-
verscheurenden afscheidsbrief aan de zijnen en maakte
een eind aan zijn leven.
Geloof vrij, de melaatschen en de Israëlieten in de
middeleeuwen waren gelukkig, vergeleken bij de
weduwe en het kind van dezen zelfmoordenaar. Er
is misschien geen land ter wereld als Gruyère, waar
het volksvooroordeel in dit opzicht zoo meedoogenloos
wreed is. De schande erft daar over van geslacht
op geslacht, en zelfs als de banden des bloeds door
het verloop van den tijd reeds totaal losgemaakt zijn,
blijft de herinnering aan de misdaad voor enkelen
een brandmerk.
De ongelukkige weduwe had in dezen droevigen
toestand zeker nog troost. Zij had vooreerst haar
kind, haar oogappel, dan het onwrikbaar vertrouwen
in de onschuld van haren echtgenoot, en eindelijk
een vast vertrouwen op God, want zij had een vroom
gemoed. Een man zou in hare omstandigheden ge
tracht hebben zijn naam weder te verheffen of zich
te wreken. Zij niet, zij boog. Dat is de kracht der
zwakken.
Voor Marie was het iets anders. De schrikkelijke
slag deed zich voor haar steeds pijnlijker gevoelen.
Vroeger
nog niet in staat den omvang van haar on
geluk te overzien, was de wreede waarheid langza
merhand door haar ontdekt. Als kind reeds trof
haar de afzondering, waarin zij gelaten werd, de on
beschaamde wijze waarop de ouders hare speelgenoo-
ten van haar weghaalden.
Toen zij opgroeide tot een lieftallig meisje, ging
men verder, en men svieip haar den bloedigen naam
van haren vader zonder mededoogen in het gezicht.
geen zij aan den man wenschen te brengen.
Wij weten het allen, wij slaan geen courant
open, waarin wij niet een groote lijst adver
tentiën vinden tot aanprijzing van allerlei
middelen, die heel mooie namen, maar heel
weinig goede eigenschappen hebben. In
onze bladen met getuigschriften van buiten-
landsche dokters, in vreemde bladen met
getuigschriften van Nederlandsche dokters,
worden die advertentiën overal gelezen en
worden de middelen overal gekocht. Dat
moet wel, al gissen wij het slechts, hoe
kon anders, om maar een enkel voorbeeld
te noemen, Ilolloway jaarlijks honderddui
zenden uitgeven voor advertentie-kosten en
nog als millionair sterven.
De meeste van die universeele genees
middelen, haarmiddelen enz. hebben een
minimum van waarde en worden verkocht
voor den tien, twaalfvoudigen prijs. De
strijd tegen die kwakzalverij is aangebonden,
reeds 6 jaar geleden door het ^/Maandblad
tegen de Kwakzalverij," wel zijn eenigen
de oogen open gegaan, maar niet velen.
Er zijn altijd meer dwazen dan verstan-
digen en een kwakzalver in een van zijn
openhartige oogen blikken, zei tegen een
dokter terwijl zij voor een raam aan een
druk bezochte straat stonden Tel de men
schen die voorbijgaan. Het tiende deel
neemt bij ziekte hun toevlucht tot den
dokter, de anderen zijn voor ons. Uwe
wetenschap heeft u geld gekost, de onze
aan ons niets, wij schreeuwen en roepen de
menschen tot ons, gij wacht hen af, daarom
is het leeuwenaandeel voor ons en wij trek
ken partij van de dwaasheid der menschen,
die alles gelooven, als men ze maar op de
rechte wijze en vooral met groot lawaai
weet aan te vatten.
Als zij in een frisch kleedje, met een nieuwen
halsdoek ter kerke ging, wekte hare verschijning een
afkeurend gemompel in de rijen der vromen; hate
lijke woorden werden haar toegevoegd langs den
weg, zoodat het meisje met tranen in de oogen en
den dood in het hart naar huis vluchtte. Moest
eene der vrouwen van het dorp voor het een of
ander bij haar aan huis komen, dan bemerkte zij wel
dat de babbelaarster met een verdacht en kwaadaar
dig oog haar aanzag. Er was zelfs geen winkelier
die niet meende dat hij tegen haar zich meer mocht
veroorloven dan tegen een ander en haar alles duur
der laten betalen.
Maar de schrikkelijke wonde van het verleden zou
nog heviger pijn doen. De 18-jarige, hoe ook door
de aanraking met de gevoellooze wereid ter neer ge-
van
drang
drukt, kon aan den onweerstaanbaren
haar hart geen weerstand bieden.
Meimaand was in het land. De weilanden groenden,
de boomen bloeiden. De zangen der vogels begonnen
te weerklinken, men zag ze af en aan vliegen om
hunne nestjes te bouwen; het waren heerlijke dagen,
met zoele, geurige nachten. De troepen vee begonnen
naar het hoogland te trekken, telkens hoorde men
de vroolijke halsschelletjes der dieren en het gezang
der herders.
Marie zag dit alles van uit het venster. Zij aan
schouwde de algemeene opgewektheid en zij mocht
er niet aan deelnemen. 0, hoe drukte haar die
verlatenheid. 0, zij wilde zich met iets bezig houden,
met iemand kunnen spreken, zich verstrooien, zij wist
zelve niet wat. Maar dan trachtte zij zich weer te
bedwingen, en onder het storten van tranen liefkoosde
zij hare poes, want voor niets ter wereld wilde zij
hare moeder haar verdriet doen blijken, om haar niet
nog meer te bedroeven.
(Wordt vervolgd].
Maar is het dan zoo licht vermaardheid te verkrijgen,
Waarnaar, doch zonder vrucht, zoo velen rustloos hijgen
O, jamen durve slechts iets zonderlings bestaan,
En met een stap drie vier, is men aan 't eind der baan.
i11iii ui 11 irex**«creaatTi t p