No. 559. Woensdag 16 Februari. 1887. Zeventig jaren. FEUILLETON Marie de Ylechtster. Uitgever: L. J. VEERMAN. Heusden. VOOR De aanstaande 19e Februari is voor ons land, voor Nederland en zijne bewoners een hoogst gewichtige dag. Dat de beteeken is van dien dag door velen in den lande ge voeld en begrepen wordt, daarvan geeft ons elke dag nieuwe bewijzen. Geen dag- of weekblad nemen wij in handen, waarin ons niet uit verscheidene plaatsen bericht wordt, hoe men den 19n Februari denkt te vieren. Overal festiviteiten op grooter of kleiner schaal, ieder naar zijne krachten. De aan zienlijke steden gaan natuurlijk vooraan. Daar is door samenwerking zooveel te ver krijgen, wat men op kleine plaatsen moet missen. Maar toch blijven de kleine plaatsen niet achter en kunnen zij niet anders, zij willen toch minstens der jeugd en den armen een feest bereiden. In verscheidene gemeenten zijn niet onaanzienlijke sommen uitgetrokken om vooral de minder bedeelden ook te doen genieten. Volksfeesten, optochten, uitdee- ling van levensmiddelen, het blijkt overal, dat de minder bedeelde broeder niet wordt vergeten, dat ook hij gelegenheid zal hebben den dag te prijzen, waarop ons volk met welgevallen en dankbaarheid op zijn wel zeventigjarigen, maar Goddank nog krach- tigen Vorst mag wijzen, onder wien Neder land een tijdperk van rust en vrede heeft genoten, zooals nooit voor dezen. Op één na, is onze Koning de oudste Vorst van Europa. Alleen Duitschlands Keizer overtreft hem in leeftijd bijna 20 jaar. Als regeerende vorst zijn er 4, die meer regeeringsjaren tellen dan hij. Boven aan staat de Koningin van Engeland, die bijna 50 jaar regeert. Verder de Hertog van Saksen-Coburg, die 43, de vorst van Waldeck, die 42 en de Keizer van Oosten rijk, die 39 jaren den Scepter voert. Op den 17n Maart a.s. zal het 38 jaar geleden zijn dat onze Koning den troon beklommen heeft. Op 32-jarigen leeftijd onverwachts door den bijna plotselingen dood van Wil lem II tot de Regeering geroepen, heeft hij zich in dien tijd bij zijne onderdanen bemind weten te maken en heeft hij be wezen te behooren tot die Oranje-vorsten, wier regeering een zegen was voor het land. Hij besteeg ook onder gunstiger omstan digheden den troon dan zijne beide voor gangers. Willem I, die een ontredderden boedel overnam na de Fransche overheer- sching, Willem II, die na de scheiding van België, financiëele zwarigheden het hoofd moest bieden en de grondwet liet herzien, geleerd door hetgeen in andere landen van Europa gebeurde, hadden met zwarigheden te worstelen, die onder de regeering van Koning Willem III bijna vergeten waren. Een tijdperk van bijna ongestoorde rust gaf hem de gelegenheid zich geheel te wijden aan de belangen van zijn volk, aan de be hoeften van zijn land. Waar hij rechtstreeks met zijn volk in aanraking kwam, daar bleek het dat ook hij de volksman bij uitnemendheid was. Niet de volksman in die beteekenis van het woord, dat hij de ondeugden of hartstochten vleide om op zoodanige wijze invloed te verkrijgen of te bekomen, maar in die be teekenis van het woord, dat hij de nooden en behoeften van zijn volk wilde leeren kennen, dat hij deelnam aan hunne vreugde en aan hun lijden. Onvergetelijk zullen voor duizenden blijven, de dagen van Januari en Februari 1861, toen de Bommeler- en Tielerwaard de krach ten der stroomen leerden kennen, die haar links en rechts insloten. Met eigen oogen ging hij toen onderzoeken hoe het in de zwaar geteisterde streken geschapen stond Hulp werd overal niet alleen beloofd, maar gegeven ook, en het woord, dat de Koning sprak toen hij er attent op gemaakt werd dat zijne kas uitgeput raakte, is door het dankbare volk opgevangen en tot eene dier bare overlevering geworden //Welnu, als het niet anders kan, dan zullen wij ons wel eenigen tijd behelpendie arme bloeden hebben het vrij wat meer noodig dan wij." Geen wonder was het, dat het volk hem den bijnaam gaf van //den Goede." In zijn huis heeft hij in de laatste jaren UI. vele en zware verliezen geleden. Zijne eerste echtgenoote, zijn beide zoons, zijn broeder en zijn oom, zijn hem allen in het laatste negental jaren ontvallen. Dat is ons allen bekend. Hij is de eenige mannelijke afstam meling van het geslacht, dat Nederland groot en welvarend heeft helpen maken, van het geslacht, waaraan wij bijna alles te danken hebben. Wie zou dat gedacht hebben in 1831, toen vijf telgen uit het geliefde Oranjehuis zich aan de troepen vertoonden. Vijf: Koning Willem I, de Kroonprins, later Koning Willem II, en diens broeder Prins Frederik, de beide zonen van den Kroonprins onze tegenwoordige Ko ning en Prins Hendrik. Ooggetuigen verhaal den ons, dat het een trotsch en opwekkend ge zicht was, het Oranjehuis in drie geslachten vertegenwoordigd te zien. Ook bij de in huldiging op 11 Mei 1849 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam telde het geslacht nog vijf mannelijke loten. De Koning heeft hen allen overleefd. Voor al die verliezen moge hij eenige vergoeding vinden in de trouw en liefde van zijn volk. Zijn 70ste jaar dag moge hem bewijzen dat het dankbare volk nog een andere roem dan wapenroem weet te eeren, en dat die Vorst den hecht- slen zetel heefr, die zich eene eerezuil ge sticht heeft in de harten zijns volks. Met hartelijke ingenomenheid begroeten wij dan ook al die uitingen van feestvreugde, zooals ze nu aan de orde van den dag zijn, moge geen enkele plaats achterblijven in vreugd en eerbetoon. Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG A b o n n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 1 ve rhooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder pnjs- Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonde stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. mam Binnenlandsche ADVERTENT IEN waarvan de plaatsing driemaal wordt opgegeven worden slechts tweemaal in rekening gebracht. Rij toezending gelieve men vooral duidelijk den naam van den Uitgever op het adres te stellen. (Naar het Fransch.) (3 Och, ik had nog wel wat kunnen wachten, zeide Marie zachtjes. En ik verklaar u, zeide de jonge man, dat gij geen oogenblik meer behoeft te wachten, terwijl hij, op zijn schop geleund, madame de raadsvrouw in het oog hield. Het is waarachtig jammer dat men tegenwoordig de tooverheksen niet meer verbrandt. Men zou, bij mijne ziel, in deze buurt anders een aardig zoodje Catillons J) bij mekaar kunnen krijgen. Maak je niet boos madame Of maak je wèl boos, 't is mij om het even. Je heer gemaal zal mij wel vinden, zult gij zeggen. Nu, zeg hem dan maar van mijnentwege dat ik net zoo hard om hem lach als om het jaar 40! Vervloekte zwetser, schreeuwde madame, die aanvankelijk door deze plotselinge wending totaal van haar stukken was geraakt. Wacht maar, gemeen sujet, we zullen wel een middeltje vinden om te maken dat je beenen maakt uit ons dorp, met die heele bende schelmen en gelukzoekers. Lieve madame, ik geloof dat je je Fransch niet meer kunt praten. Ik ben volstrekt niet gesteld op de eer om je buurman te zijn, maar ik heb nu eens trek om het te blijven. Ik zal het op mijn gemak aanzien dat ge daardoor nog boozer wordt en dat uwe groote oogen zoo groot worden als koeien- oogen. Ziedaar, jonge dame, daar hebt gij uw water,voegde hij er bij, terwijl hij dien optilde opdat Marie hein Cathérione of Catillon Repond werd in 1751 als toove- öares levend verbrand. op het hoofd kon zetten. Neen, bedank mij niet, ik had reeds lang gewacht, want terwijl ik achter den oven aan het werk was, heb ik dingen gehoord die mij op razende manier de vingers deden jeuken. Het is toch niet alles door zulke wespen gestoken te worden Tot het genoegen u weder te zien, mejuffrouw Madame de raadsvrouw, mijne groeten aan den ou den kaalkop, die het fortuintje heeft uw man te zijn Hij verdween in het dorp terwijl de oude hem hare verwenschingen achterna zond, terwijl Marie, nog geheel in de war door het ongewone doch tevens voor haar zoo pijnlijke voorval, zich haastte naar huis te komen. Nadat zij het vuur onder den pot had aangemaakt, had zij hare gewone plaats ingenomen en haar werk hervat, terwijl hare gedachten gingen over hetgeen haar overkomen was. Vreemd, en toch eigenlijk geheel natuurlijk, zij dacht minder aan de boosaardigheid der vrouwen dan aan het gedrag van den jongen man. Zij gevoelde in het hart onweerstaanbaar dankbaarheid voor hem, zonder twijfel nog minder om den dienst welken hij haar had bewezen als wel om de achting voor haar, welke sprak uit de wijze waarop hij de partij voor haar had opgenomen tegen de kwaadaardige hellevegen, die zich een pretje hadden gemaakt van hare machtelooze woede en van hare smart. Met eene gemengde gewaarwording van blijdschap en vrees dacht zij aan het weerzien van den jongen man. Of was het maar eene gewone beleefdheidsbe tuiging geweest, zonder meer? Maar zijne stem had toch eene bijzondere uitdrukking, zij had belangstelling gelezen in zijne oogen! Dit in overweging genomen, was het toch waarschijnlijk dat zij hem terug zou zien. Hij zag er niet kwaad uit. Hij had een van die open gezichten, welke zonder twijfel het naïeve spreek woord hebben doen ontstaan: «iemand krediet geven op zijn goede gezicht.# Hij was in het dorp geboren, hoewel zijne familie van elders afkomstig was, en be zat een klein eigendom, dat hem in staat stelde 's win ters 4 of 5 koeien op stal te hebben. Hij was, zooals men zegt, een boer in goeden doen. Hij leefde sinds den dood zijner ouders met eene zuster, die weldra in het huwelijk zou tredenzijne twee oudere broeders waren elders gevestigd. Hij was dus, zooals men gewoonlijk zegt, een partij voor een meisje. Maar Marie durfde nauwelijks eenige hoop koesteren, daar niets deze rechtvaardigde, en hij waarschijnlijk reeds verloofd was. Niettemin, zij had geen meisje moeten zijn, als zij niet in haar hart de begeerte had voelen opkomen op dezen jongen man »de macht harer bekoorlijkheden te beproeven#, zooals de dichters zeggen. Voor het oogenblik waren Claude, de zoon van den afgevaardigde, Jean Colas en wie dan ook, in weer wil van hunne eigenschappen, op den achtergrond getreden, terwijl Leon Ferruvet, zooals de verdediger van Marie heette, voor het voetlicht trad met al den glans der nieuwheid. Er verliepen eenige dagen zonder dat in de om standigheden van onze personen iets bijzonders voor viel. Hoewel Marie een onbegrensd vertrouwen op hare moeder had, had zij het niet raadzaam geoor deeld aan haar hare geheime gedachten mede te te deelen, want hare moeder scheen meer gedrukt zijn dan ooit. Het werk op het land heeft vooral deze goede zijde, dat het sombere gedachten verdrijft. Er is iets zeer bekoorlijks in, vertrouwd te zijn met den war men en vruchtbaren bodem, zoo dankbaar als men hem zijne goede zorgen wijdt, zoo vol goeden wil, zelfs als men hem verwaarloost. De grond, dit} moeder vin ons allen, heeft waarlijk goede eigen schappen welke men bij het menschelijk geslacht ver geefs zoekt. Men treedt haar onder den voet, men doet haar geweld aan en zij liefkoost hem die haar bcleedigt. De slagen, haar toegebracht, beloont zij met weldaden. Zij doet wat zij kan, zij put zich uit om voort te brengen, al wijdt niemand haar ecu woord van dank. Wel is zij eene goede moeder voor ons, de aarde Het scheen dat een overmaat van smart de weduwe had getroffen, want terwijl haar gelaat steeds bleeker werd, getuigden hare roode oogen van weenen. Voor hare dochter scheen zij hare teederheid te verdubbelen, maar deze had den moed niet te vragen wat de oor zaak was van hare vernieuwde droefheid. Het meisje putte zich uit in onderstellingen om achter het geheim te komen, zij maakte de meest dwaze voorstellingen, maar nooit kon zij eenigen goeden grond voor hare meeningen vinden. Eindelijk werd het raadsel opgelost. Het was op een marktdag. De weduwe had zich naar Bulle be geven om het vlechtwerk van hare dochter in te ruilen tegen winkelwaren. Er viel een fijne, zachte voorjaars regen. Marie zette al hare bloempotten buiten in het gras, zij had hare poes uitgelaten die van het gunstige weer gebruik maakte om op de jacht te gaan op de veldmuizen, waarvoor zij een goeden naam hadzij had eens op den weg naar Bulle uitgekeken of zij hare moeder nog niet zag komen en toen had zij haar werk hervat. Zij had nauwelijks een paar minuten gezeten, toen eensklaps de deur werd geopend. Een man trad binnen. Marie kon een lichten kreet van schrik niet terug houden, want de bezoeker was zoo stilletjes aangeko men, dat zij zijne voetstappen niet had gehoord. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1