No. 570. Zaterdag 26 Maart. 1887. n Een Nestor. FEUILLETON. Marie de Ylechtster. Uitgever: L. J. VEERMAN. Heugden. voor OS*© Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.Franco per post zonder prijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. I. Als iemand verre reizen doet dan kan hij wat verhalen. Ja en als iemand een lang leven te beurt valt en de Hemel bewaart hem voor de al te lastige gebreken des ouderdoms, ook dan kan hij iets te verhalen hebben. Daar hebt ge b.v. Duitschlands Keizer Wilhelm I, die op 22 Maart den eerbiedwaardigen ouderdom van 90 jaar bereikte en niet lang meer behoeft te leven om al de voor en gelijk met hem geborenen te overleven, wat zou die niet vertellen kunnen van den ouden tijd. Al sprak hij slechts over zijn eigen lotgevallen, hij zou ons een lange poos aangenaam bezig kunnen houden. Negentig jarenGeboren in de vorige eeuw, opgevoed in een tijd toen 't Duitsche Rijk slechts een schaduw was, met Pruisen opgegroeid en groot geworden en eindelijk gekroond tot Keizer van 't mach tige Duitsche Rijk, het ideaal van ieder echt zoon van Germanië! Daarenboven het hoofd van een stamhuis, dat met de oudste in Europa wedijvert en zóó bloeiend, dat op dezen feestdag een zoon, een kleinzoon en een achterkleinzoon, allen van den naam Wilhelm gereedstaan na den overgrootvader achtereenvolgens de kroon te dragen Van zijn vroegste herinneringen sprekende zou Keizer Wilhelm al terstond komen op den stand, die hem 't naast aan 't hart ligt, den krijgsmansstand, want van zijn prilste jeugd is de soldatenrok hem 't meest geliefde kleedingstuk geweest. Misschien is deze (Naar het Fransch.) (10 In Leons hart stond de beeldtenis van Marie dieper gegrift dan hij zich zeiven wel wilde bekennen. In elk geval hij kwam tot de zelfontdekking dat zijne liefde ernstig was gemeend en hij begon over de ge volgen na te denken. Want men moge zeggen wat men wil, het huwelijk is een hoofdpunt in het leven van een man. Marie vereenigde, in zijne oogen, alles wat een fatsoenlijk landman kon eischen in de vrouw die hij tut zijne levensgezellin en de moeder zijner kinderen bestemde. Daarentegen werden, in de oogen van het publiek, alle goede eigenschappen van Marie ver duisterd door deze groote ondeugd, dat zij geboren was uit zulk eenen vader en uit geen anderen. De gedachte dat zijne vrouw, zijne kinderen eenmaal zouden blootgesteld zijn aan de grove beleedigingen, welke uit de modder van den hartstocht door nijd en haat zouden worden saümgeraapt, was voor zijn mannelijk en gevoelig hart onduldbaar. En niettemin voelde hij zich door de zachte en eenigszins treurige figuur van het jonge meisje aangetrokken en verteederd. De vloek der afkeuring welke op haar rustte, maakte haar in zijne oogen des te belangwekkender en ver leende haar de onuitsprekelijke poëzie van de smart het vooruitzicht van den kamp tegen de wereld had iets uitlokkends voor zijn vastberaden karakter, dat in de tegenspraak een soort genot vond. Ten slotte behield de liefde de overhand. Laten de lieden zeggen wat zij willen dacht hij. Men trouwt toch niet ten behoeve van anderen, maar voor zich zeiven. Laat haar vader onschuldig zijn of misdadig, 't is mij om hetzelfde, zij is een fatsoenlijk meisje, zij behaagt mij, en nu naar den duivel met alle lastertongen! liefde een kind van vorstelijken bloede aan geboren, 't kan echter ook zijn dat in de sferen, waarin het ter wereld komt, alles opzettelijk meewerkt om deze liefde te doen ontvlammen. Smeet de jongste Hohen- zollern niet verleden zomer zijn pop tegen den grond, toen hem op zijn vraag geant woord werd dat soldaten niet met poppen spelen, maar met geweren, en eischte hij niet op een staanden voet een achterlader? 't Zal wel in 't bloed zitten, dunkt ons. Of dat goed is, is een andere vraag, die gewis niet door den hoogen jubelaris ontkennend beantwoord zal worden. Hij vertelt ons, dat, daar hem als tweede zoon alle uitzicht op den troon benomen was, hij van der jeugd af 't vaste plan met zich omdroeg 't toekomstige „grosse Vaterland" met den degen te dienen en hij toont ons een aquarel in 1800 ontworpen, waarop hij, pas in jon- genskleertjes, in uniform op een sofa staat, tot groot vermaak zijns koninklijken vaders. Op zes-jarigen ouderdom ontvangt hij van dezen een heusche huzaren-uniform en op 1 Januari 1807 trad hij als officier in dienst der Pruisische armee. 't Zou ons niet verwonderen, wanneer bij da herinnering aan die episode uit 's Keizers leven een traan zijn mannelijk oog ontwelde. Hoe had hij verlangd naar den dag zijner dienstneming en hoe ontzettend zwaar moet hem desniettemin die uniform gewogen hebben In het vorige jaar toch had Pruisen, droomende nog van de overwinningen on der den grooten Frits behaald, Napoleon de handschoen toegeworpen en het gevolg was dat nog in 't zelfde jaar bij Jena het Deze jonge boer was van een uitmuntend karakter. Hij mocht de stroefheid hebben aan menschen van zijnen stand en zijne opvoeding eigen, maar hij bezat een ontwikkeld gevoel van eigenwaarde, een sterken onafhankelijkszin, en het levendig gevoel van eer, dat men vooral niet te streng mag veroordeelen, dat bij de meeste bewoners van Guyère wordt gevonden. Zij zondigen daardoor misschien wel wat tegen de chris telijke nederigheid, maar daarentegen hebben zij een afkeer van laagheden. Nu hij in zijn hart de overwinning had behaald op het oordeel van het publiek dat hij te wach ten had, keerde de kalmte in zijn gemoed terug en tevens de behoefte aan bezigheid, welke ook een trek van zijn karakter was. Daar de regen nog altijd aan hield en de gewone werkzaamheden dus stil stonden, hield hij zich bezig met het in goeden staat her stellen van de gereedschappen en werktuigen, die wat gehavend waren. Al de boeren in deze streek, de een meer, de ander minder, hanteeren bijl, beitel, zaag, schaaf of mes als een ambachtsman. Beurtelings zijn zjj kastenmakers, wagenmakers, mandenvlechters, zadelmakers, of iets anders. Buiten één vakman kunnen zij het echter niet stellen, den smid. De zorgzame lieden maakten dus van den gedwon gen rusttijd, welken de regen gaf, gebruik die om een houweel of een schop, die om eene zeis of hooi vork aan den Vulcaan van het dorp te vertrouwen. Natuurlijk dat de bergloopers ook niet ontbraken. Op het oogenblik dat Leon de smederij naderde, was de smid bezig aan het beslaan van eene flinke merrie, welker levendigheid hem een weinig vrees scheen in te boezemen. De eigenaar van het dier, een nog flinke grijsaard, hield, geholpen door eenige boeren, den poot van het paard vast en daar de smid een behendig werkman was, liep alles goed af. Zij is een beetje dartel, zeide de grijsaard, ter wijl hij met zijne breede hand over de manen van het dier streek, maar het is een uitmuntend paard. Ik zou het gaarne houden, want ik heb het zelf op- Pruisische heir jammerlijk geslagen werd en Napoleon in October zijn intocht te Ber lijn hield. Enkele dagen te voren had men 'tnoodig geoordeeld het koninklijk gezin op het slot Schwedt in veiligheid te brengen, waar de moeder de kinderen ontving met de woorden „er is geen Pruisische armee, geen Pr. staat, geen nationale roem meer." Bij deze armee werd Wilhelm officier! 't Waren droevige dagen voor den jeugdi gen krijgsman! Tn 't zelfde jaar smolt, bij den vrede te Tilsit, Pruisen tot een aanzien lijk staatje, 't grootste gedeelte was door den statenvreter Napoleon ingelijfd. Toch ontwaakte in dat Pruisische landje van vijf millioen zielen de oude geest van den grooten Frits. De Franschgezinde ministers werden verwijderd, nieuwe mannen aan 't hoofd gesteld, 't leger op nieuw ge organiseerd, algemecne dienstplicht ingevoerd met vooruitzicht voor alle manschappen op den officiersrang, de burgerij door Von Stein tot bewustzijn gebracht harer rechten en plichten, kortom, Pruisen onderging in die jaren der verdrukking een zedelijke weder geboorte en het huis Ilohenzollern schoot nieuwe wortelen. De Keizer zou ons kunnen vertellen en hij is er volstrekt niet te trotsch voor, hoe in 1806 zijn ouders zich tot het allernood zakelijkste moesten bekrimpen en hoe zijn zuster (later Keizerin van Rusland) op haren jaardag vijf thaler ontving voor een nieuwen japon, dewijl de Koning niet meer missen kon Een van de droevigste dagen uit de pe riode der verdrukking was de dag van 19 Juli 1810, de sterfdag zijner moeder, koningin Louise, een edele vrouw, te wier eere de gefokt. Maar ik heb, helaas! geld noodig en op de aanstaande jaarmarkt zal ik er mij dus wel van moe ten ontdoen. Ja, ja, gij hebt heel wat onkosten om uw water te krijgen. Gelukkig dat gij nog wat gouden kronen in uwe linnenkast hebt. Hebt gij uwe water bron al terug gevonden? Och God, neen! Dat is nu al bijna 20,000 voet grond die wij hebben verwerkt, en van water geen spoor't Is of de duivel er meè speelt Zoo, dan hebt gïj al een aardig sommetje aan dagloonen besteedMaar weet je wat ik geloof, dat je niet aan den goeden kant bent begonnen te graven. Bah! dat is van achteren bezien heel gemak kelijk te zeggen. Maar alle verschijnselen wezen er op dat wij aan den anderen kant moesten aanvan gen. Het is een ramp, maar er zit niets anders op dan voort te gaan, willen niet alle tot nu gemaakte kosten verloreH zijn. Weet je wat, als je eens door den tooverstaf de plaats van de bron liet aanwijzen? Dan was je in ééns klaar! Men moet de goede God niet verzoekenzeide de grijsaard, terwijl hij het hoofd schudde. Dat mid del hebben wij reeds eenmaal aangewend, maar het is ons duur te staan gekomen. Wanneer men rustig en zonder gewetenswroeging wil sterven, dan moet men zich niet kunnen verwijten de hand gereikt te hebben aan den duivel. Kom, kom, als de goede God aan den toover staf deze eigenschap van geheimen te ontdekken heeft geschonken, waarom zouden wij ons dan daarvan niet bedienen. Daar kan toch niemand iets kwaads in zien. Zoo, maar weet gij wel dat dit niets minder dan hekserij is? De tooverstaf is slechts het werk tuig, maar hij die hem voert is de duivelMijn broeder, dat God hem genadig zij! zou rustiger ge storven zijn, als hij zich niet had ingelaten met zeker orde van het IJzeren Kruis in Pruisen gesticht is en wier nagedachtenis thans nog bij Koning en volk hoog geëerd wordt. Thans komt Keizer Wilhelm aan den bevrijdingsoorlog en zijn oog schittert wan neer hij spreekt van den kamp tegen het zinkende Napoleonisme. Wel beviel het hem niet in den aanvang stil te zitten en was de bevordering tot eerste luitenant als belooning daarvoor een magere schadeloos stelling, doch nadat hij op 2 Oct. tot kapi tein bevorderd was, brak ook voor hem 't oogenblik aan tot deelneming en op den 2den Februari 1814 woonde hij voor 'teerst een veldslag bij. Wilhelm was toen een zwak jongeling en zijn vader spaarde hem. 't Zal daarom meer eeneerbewijzing dan een belooning voor volvoerde daden geweest zijn dat de Russische Keizer hem de orde van St. George en zijn vader hem 't IJzeren Kruis schonk. Hij volgde de verbonden legers, deed mede intocht in Parijs, werd geregeld bevorderd en doorreisde daarna Engeland en Zwitser land. Tot herinnering aan deze reis toont hij ons een klein horloge, een geschenk van een Zwitsersch fabrikant, dat hem later op al zijne tochten vergezeld heeft en thans nog in zijn slaapkamer zijn meest dierbaar uurwerk is. De zwakke Wilhelm arbeidde na den tweeden inval in Parijs zoo onvermoeid met het tweede bat ail Ion der garde, dat hij een ernstige longziekte opdeed. Hij herstelde daarvan en toen nu ook de laatste sporen der ziekte zijner jeugd verdwenen, werd hij de krachtige man, die hij altijd gebleven en thans nog is. persoon, dien gij allen kent. 't ls waar, 't is een vreemde kerel, die too- venaar. Ik heb al lang eens willen weten of hij een man van fortuin is. Hum! als hij maar wilde! Hij is een slecht mensch. Hij heeft misschien alleen meer geld dan de hypotheekbank. Ik zeg maar dat men lieden, die zich schuil houden, moet wantrouwen. Ik heb volstrekt geene goede gedachte van hem. Hé! hé! meen je wel wat je zegt? Ik heb mij laten vertellen dat toen men uwen broeder dat geld had ontstolen, hij den toovenaar heeft laten kernen en dat deze, na den tooverstaf geraadpleegd te hebben, had weten te zeggen waar het geld was, hoeveel het bedroeg, wie het gestolen had en hoe de diefstal zich toegedragen had. Ta, ta, ta, zeide Leon, die eene bijzondere belangstelling in dat gesprek gevoelde, dat zou waar achtig heel grappig wezen, als de tak van een haze laar meer verstand zou hebben dan de menschen. Hum! God is almachtig, maar de duivel ook! J.i, ja, de duivel is zeker wel voor iets goed, zeide de grijsaard, maar mijn gevoelen is dat het beter is daarover niet veel te praten. Vervolgens leidde hij zijn paard uit de smederij en ging Leen, blijkbaar omdat hij geen zaken wilde op gerakeld hebben, welke hij voor de nagedachtenis van zijn overleden broeder niet vleiend achtte. Dit plotselinge vertrek van den ouden man maakte evenwel volstrekt niet de rekening van Leon. Eene machtige aandrift dreef hem om meer licht te beko men over deze geheimzinnige geschiedenis, waarvan velen den treurigen uitslag nauwelijks begrepen. Vooral wilde hij licht bekomen over de betrekkingen, die de toovenaar met de moeder van Marie onderhield. Er waren hem toch onderscheidene dingen van dezen man ter ooren gekomen, welke hem zeer verdacht voorkwamen. (Wordt vervolgd.) Het Land van flensden en Altena, DE LANGSTHAAI BOHMEIii t WAARD ^m^rssuusisx7 -7>jr5«j«jraaeB

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1