No. 580. Zaterdag 30 April. 1887. STADSHONDEN. FEUILLETON Marie de Tlechtster. vooa Uitgever: L. J. VEERMAN Iïeusden. I U Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.Franco per post zonder prijs- verkooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. br R G De honden maatschappij heeft hare standen evenals die van ons menschen. Gelijk men den man aan zijn kleed kent, zoo den hond aan zijn halsband en muilkorf. Wanneer een hond tot dew stand behoort, dien men onder de menschen van wgoed komaf" betitelt, heeft hij ongetwijfeld ras. Onver schillig of hij zich Newfoundlander, Ulmer- dog of Leonberger noemt, of hij onder de dassen, moppen, poedels of apenpintsers thuis behoort hij behoort tot eenig ras, hij is echt en daar hij met groote kosten aangeschaft is en bij goede verpleging een flinke winst belooft, wordt hij door zijnen heer niet slechts met liefde, maar ook met hoogachting behandeld. Reeds aan de zorg, waarmee hij op straat voortgeleid wordt, kan men merken of hij een beroemden vader had en of zijne moeder tot de aristocratie behoorde, of hij reeds op tentoonstellingen in een kooi gezeten heeft, door 't publiek bewonderd en ten slotte met een prijs bekroond is. Want zelfs de grootste hond vvan stand" mag niet zonder begeleiding uit flaneeren gaan. Hij is goed gewasschen en goed gevoederddaarom vermijdt hij het vuil en de plasjes en schenkt geen blik aan de kluiven op de toonbank der slagers, die zoo dikwijls een hond van minderen stand in verzoeking en perikel brengen. Wanneer hij door de voorname wijken gaat, waar hij thuis is, volgt hij zijn geleider op de hielen. Wordt hij door zijns gelijken beleedigd, dan staakt hij op 't eerste gefluit de woordenwisseling; beleedigingen van honden beneden zijn stand, straft hij met verachting. De dameshond van geboorte is in den regel klein en ongehoorzaam. Hij bedient zich op de wandeling bij voorkeur van me- vrouws equipage en schouwt achter de ruiten der coupé met een air van voornaamheid en steeds brommend op de hem voorbij trekkende wereld. Hij draagt een zijden halsbandje van de kleur, die hem het best kleedt en daar hij dikwijls met maaglijden bezocht is, doet hij ook gezondheidswan delingen, waarbij hij over drukke gedeelten en kruiswegen gedragen wordt. Angstig en kouwelijk als hij is, kuiert hij sidderend en verontwaardigd nevens zijne meesteres. Op eigen verantwoording knoopt hij ook wel kennis aan, meestal van teederen aard en dan gebeurt het, dat hij plotseling alleen staat, eenige oogenblikken angstvol om zich heen blikt en de voorbijgaanden besnuffelt en eindelijk in wanhopigen draf de straat doorvliegt in de verkeerde richting. Den volgenden dag leest men in de cou rant 't adres, waar een verloren hondje, luisterend naar den naam Bibi, tegen goede belooning kan bezorgd worden. En somtijds verschijnt dan de verwende lieveling weer aan de deur, waarbinnen zijn verguld, met zijde gevoerd mandje wacht. Met vreugde tranen wordt hij ontvangen en met zooveel koekjes en taartjes welkom geheeten, dat zijn maag weken lang van streek is. Voor taan gaat hij niet uit dau gebonden aan een sierlijk koord. Doch ziet, een poos na deze gebeurtenis berichten de bladen een nieuw, verschrik kelijk geval van overbrenging van een lint worm door honden bij menschen en dit werkt zoo op mevrouw dat ze een onschul dige siddering van Bibi, tengevolge van braking, aanziet voor hondeziekte. Met af schuw wendt ze zich af van 't dier en weet niet wat te doen. Doch Saart.je de meid weet het wel. Ze roept 's avonds haar lie- vert en met behulp van dezen verdwijnt Bibi. De hond der tweede klasse, die van den een zacr (Naar het Fransch.) (17 Na deze ontboezeming, welke alleen door den wind was gehoord, kwam Leon achter de heining te voor schijn en sloeg den weg naar zijn huis in. Maar plotseling bedacht hij zich, keerde op zijne schreden terug, en besteeg snel het voetpad dat naar de wo ning van Marie leidde. Hij sprong over de haag die langs het huis liep en na goed rondgezien en niets verdachts bemerkt te hebben, naderde hij voorzichtig tot aan den voet van het huis. Van zijne standplaats kon hij alles zien wat er van binnen voorviel. De weduwe was waarschijnlijk reeds ter ruste, want het jonge meisje zat alleen voor het venster aan den arbeid. Na een oogenblik wachtens zag hij hoe zij het gevlochten stroo verzamelde en bij elkander voegde. Toen haalde zij het gordijn geheel op en zag hij den fraaien omtrek van haar persoon in het licht achter haar, want zij drukte zich tegen het glas, om te zien of het nog regende. Van dit oogenblik maakte Leon gebruik om zich te vertoonen. Hij nam de voorzorg zijn persoon zoo veel mogelijk in de lichtstralen uit de kamer komende te stellen, opdat Marie hem terstond zou herkennen en niet zou schrikken. Het jonge meisje slaakte niettemin een lichten kreet van verrassing, hoewel zij zich spoedig herstelde en door een glimlach toonde dat zij de bedoeling van Leon zeer goed had begrepen. Weldra toch werd de deur van het huis geopend Ee' en hoorde men de heldere stem van Marie roepen: poes poesgevolgd door het bekende geluid waarmede de mensch een geliefkoosd huisdier roept. Leon nadert. Alles gaat goed, zeide hij met gesmoorde stem tot het meisje, terwijl hij hare hand greep. Ik heb den toovenaar in zijn hol opgezocht en, waarachtig, hij is met gesloten oogen in den strik geloopen. Bin nen veertien dagen zullen we wel wat anders zien. O, duizendmaal dank, wat zijt ge toch goed voor ons, zeide Marie, terwijl zij de hand van den jonkman in de hand drukte. Mijn God, wist ik maar hoe wij u uwe goedheid kunnen vergelden. Bekommer u daarover niet. Ik vraag alleen maar een weinig liefde. En wat zoudt ge daaraan hebben? Het betee- kent niet veel, de liefde van een arm meisje, zooals ik 1 Marie, ik smeek u, spreek niet zoo zoo waar achtig ik hier bij u sta, ik verlang niets anders. Mijn hemel, wat zijt gij doornat en koud. Eén woord van u is voldoende om mij te ver warmen, Marie! Leon Er deed zich weder een geluid hooren, maar thans door twee paar lippen voortgebracht. Daarna hoorde men het meisje eenigszins vervoerd wederpoes poes! roepen. Een hartstochtelijke groet van Leon en een teeder welterustenvan Marie volgden. Daarna werd de deur gesloten. VIII Na verloop van eenige dagen had de regen opge houden. Volgens gebruik, had ieder dit wel voorspeld. Nou, zeide Jean Nicolas tot den pachter. Heb ik het niet gezegd? Ik heb wat moeten lachen om u en anderen met uwen ouden Gourgon en zijne rheu- matiek! Als er geen wijn meer in de kast is, dan middelstand, kan slechts zelden op ras bo gen. Kenners betitelen hem met den naam r/mormel." Zijn thuis is bij kleine ambte naren zonder kinderen, winkeliers en oude juffrouwen, 's Middags eet hij onder tafel en 's nachts slaapt hij op de kleeren zijns gebieders. Hij is vrijpostig, goedaardig en waakzaam. Ofschoon hij dikwijls zonder penning of muilkorf loopt, wordt hij zel den een prooi der hondenvangers. Met de buren beneden en hunne kat staat hij op gespannen voet. 't Gebeurt wel dat een fa milie om hem te believen verhuizen moet. Waar de wieg van den hond dezer klasse staat, is niet met zekerheid te zeggen. Of het dagmeisje moet hem in een mandje hebben meegebracht van een naburig dorp, of de kinderen hem van den dood gered hebben, dien de knecht van een buurman hem in een regenbak toegedacht had. Meestal echter is hij toevallig opgeno men. Hij was nog zeer jong toen hij eens op avontuur uittrok en niet meer terug keerde. Hij liep in sneeuw en regen door de straten, besnuffelde honderden menschen en gluurde in alle openstaande deuren. In de stegen zocht hij wat eten en 's nachts sliep hij onder een handkar of tegen een staldeur. Hij ontving zooveel slagen als hij haren op 't lichaam had, tot dat hij einde lijk, doodvermoeid en hongerig, in een groentekelder sloop, waar de familie aan 't souper zat. In den beginne bemerkte nie mand hemtoen echter een der kinderen hem op den staart trapte, schreeuwde hij en schreeuwden ook de kinderen. Natuur lijk wilde men hem terstond te lijf; doch toen hij deemoedig over den vloer kroop, met den viezen staart het zand van den vloer wegveegde en eindelijk op de achter- pooten ging staan en de voorpooten smee- kend vooruit stak, werden allen geroerd en men gaf hem wat. Zoo kwam hij in de familie, na de wis selvalligheden des levens te hebben leeren kennen, en nu zit hij behagelijk tusschen kropsla en bloemkool, tusschen korven vol aardappelen en fruit. Hij is wantrouwend geworden, doch een groot vriend van de kinderen, die uit school komende, nooit nalaten hem te streelen en te zoenen. Tusschen de tweede en derde klasse staat de wagenhond. Hij is groot van stuk, be hoort tot geen ras, doch is een uitmuntend waker. Hij heeft iets van een politieagent zelfs wanneer hij rustig zit, ontgaat zijn blik niets en indien hij iets onbehoorlijks ontdekt, laat hij zich door geen vreemde den mond snoeren. In zijn ijver gaat hij echter menigmaal te ver en bekommert zich om dingen, die buiten zijn wagen liggen. Hij doet zijn plicht met lust en liefde en draaft, zonder blijk van vermoeidheid te geven, uren lang achter 't rijtuig. En nu de derde klasse, de ongelukkigen, die in 't zweet huns aanschijns hun brood eten, de proletariërs in de hondenmaat schappij de trekhonden. Men treft ze overal en altijd aan; voor hen is geen uur te vroeg of te laat. In de morgenschemering brengen ze melk en brood rond, gedurende den dag groente, 's avonds een verhuisboeltje. In de nette stadswijken is het lot van den trekhond dragelijk. Zijn eigenaar weet dat hij hem slechts matig belasten en niet te veel slaan mag, want de oogen der wet zien scherp. Doch in andere gedeelten, in nauwe strateu met morsige huizen en veel kroegen, is hun lot minder gunstig en gemakkelijk te herken nen uit hunne magere leden en treurige oogen. Er zijn trekhonden van professie en deze schijnen zich onder 'tjuk bijzonder wel te gevoelen. Zij kennen hunne straten, hun publiek; zij hebben hunne vrienden en vij- voelt de oude gek altijd slecht weer. Maar sluit hem eens op in den wijnkelder van den kapelaan en laat hem daar eens naar hartelust drinken, ik maak me sterk dat hij dansen zou met al zijne rheumatiek, zelfs al regende het katten Gij kunt gerust lachen, voegde de molenaar hier bij. Maar ik ken de aanduidingen van het weer door ervaring. Mijn grootvader is nooit doorgegaan voor een ezel, en die had de gewoonte te zeggenlet op als de kikvorschen onrustig worden en uit den wa terloop van den molen springen, dan krijgt ge wa ter in overvloed en zal een molen niet stilstaan uit watergebrek. En dat heb ik altijd zien uitkomen. Ba, zeide Manuel, dat beteekent allemaal niets. Het zekerste bewijs is als de smid aan den zwier gaat, en van ochtend heeft hij zijne vrouw, die hem uit de herberg wilde halen, daaruit gegooid. Ik verzeker je dat die twee van nacht geen bruiloftsnacht zullen hebben. Maar dat is zeker, het weer blijft nu goed, jtf kunt gerust gaan oogsten en maaien. Inderdaad werd ditmaal de hooitijd niet weder door ongunstig weder afgebroken, tot groote vreugde der dorpelingen. Nu kwam ook weldra de tijd van den graanoogst. In deze streken wordt aan het verbouw van tarwe wel niet de allereerste aandacht gewijd, maar de tarweoogst is niettemin eene zaak van belang in een landstreek als Gruyère, waar de stroovlechterij zoo algemeen wordt beoefend. Het najaarskoren levert aan deze handnijverheid in hoofdzaak hare grondstof. Op het oogenblik dat het graan rijpt moet het stroo worden ingezameld. Nadat het gesneden is en aan schoven gebonden, zoeken de stroovlechters de schoon ste graanhalmen, welke natuurlijk ook het schoonste stroo geven, uit de schoven, waarna deze halmen te drogen worden gelegd. Zij, die geen landen in eigendom hebben, koopen, tegen eene geringe vergoeding, het recht om de stroo- halmen uit te zoeken, maar zij moeten de korenaren teruggeven. In de lange winteravonden komen de jongens en meisjes uit een dorp bij elkaar om het stroo de eerste bewerking te laten ondergaan. Deze bestaat hierin dat de halmen tot gave stroospieren wor den afgesneden, terwijl ze worden ontdaan van den buitensten bast, terwijl alle halmen die eenigszins be schadigd of bedorven zijn, op zij worden gelegd. Deze avondbijeenkomsten hebben in vele dorpen zeer druk plaats, omdat zij worden gehouden voor alle werk zaamheden voor producten, waarvoor geduld en niet veel omslag noodig is, zooals het bereiden van ge droogde vruchten, het afhaspelen van garen enz. Meestal eindigen zij met eene danspartij, en niet zel den zijn zij eigenlijk een voorwendsel voor zulk een pretje. De weduwe had, na den dood van haren echtge noot, bijna al haar land moeten verpachten, zoodat zij over weinig grond meer de vrije beschikking had. Daardoor was zij gedwongen het stroo dat hare doch ter noodig had, te koopen, en zoo doende kwam het meermalen voor dat zij met lieden in aanraking kwam, behept met een vooroordeel tegen haar, die weiger den met haar zaken te doen. Dit jaar evenwel zou Leon hare wenschen voorko men. Hij had aan het eind van het dorp een prack- tig tarweland, dat alle stroovlechtsters om het liefst bezochten. Men kan er zeker van zijn dat zij Zon dags dat land gingen bezoeken en dat zij allen Leon reeds vooruit de voorkeur verzochten om van dat merkwaardig stukje grond de stroohalmen te mogen trekken. 0, denkt gij dat ik mijn oogst zal laten be derven, zeide Leon dan. Loop jelui naar den dujvej

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1