Woensdag 18 Mei. 1887. No. 585. Gissingen en Dwalingen. FEUILLETON, UitgeverL. J. VEERMAN Heusden. YIOLA. BUITENLAND. voor ii Met geen enkele geldige reden kan men de bewering staven, dat onze aarde een bevoorrechte plaats in de wereldruimte in neemt. In geen enkel opzicht is ze bevoor deeld boven alle andere hemellichamen. De zon overtreft haar eenige duizende malen in grootte, zoo ook alle andere, in spijt harer verre afstanden, voor ons nog zichtbare zonnen. Als we alleen tot ons zonnestelsel blij ven, dan zijn Jupiter, Saturnus en Uranus en Neptunus, altemaal planeten, die met de aarde om de zon wentelen, vele malen grooter dan zij, terwijl Yenus bijna even groot en Mars en Mercurius kleiner zijn. Wat warmte en licht betreft, daarvan ontvangt b.v. de laatste, Mercurius zeven maal, Venus tweemaal zooveel als onze aarde. Verder hebben alle planeten een eigen atmosfeer en heeft onze aarde een maan, die de donkere nachten verlicht, zoo heeft b.v. Jupiter vier en Saturnus acht manen, die dezen dienst verrichten. Is er dus geen grond tot de veronder stelling dat van de hemellichamen onze aarde de allerbeste plaats in het wereldruim in neemt en zij alleen tot woonplaats van le vende wezens geschikt is, er zijn overvloe dige redenen voor de meening, die onze tegenwoordige sterrekundigen toegedaan zijn, dat men zich daar geen menschen moet denken van gelijke beweging als wij. Nemen we b.v. de maan, onze naaste, van de aarde afhankelijke buur; deze heeft op de naar ons toegekeerde helft een atmosfeer, die nauwelijks een honderdste deel der dicht heid heeft van de onze en derhalve nauwe lijks den naam atmosfeer verdient. Daarin zouden wij niet kunnen leven. Bovendien (NAAR HET D U I T S C H.) (1 Voor een der laatste huizen van het badplaatsje R., jdat als een vogelnestje midden in het naar hars riekende dennenbosch gebouwd is, en gedurende de zomermaanden door vele stadsbewoners bezocht wordt, hield in den namiddag van een Julidag een rijtuigje stil. Degene die in het rijtuigje zat sprong er vlug uit en liep haastig door den schaduwrijken tuin naar de huisdeur, waarvoor de vrouw des huizes, eene wel gedane kleine dame, met haar breikous zat. «Is doctor Rudnitz ook te spreken?# vroeg de jonge man, die, niettegenstaande zijn licht zomerpak, den officier in houding en spraak niet kon loo chenen. De dame stond op en zag den vreemdeling twij felachtig in het schoone jeugdige gelaat. #De doctor ontvangt eigenlijk geen bezoek,# zeide zij verlegen, «het spreken vermoeit hem te veel en hij wil door niemand gestoord worden.# De jonge man haalde een visitekaartje te voor schijn en overhandigde het aan de dame. «Wilt gij zoo goed zijn dit kaartje aan dr. Rud nitz te geven. Hij zal mij zeker ontvangen.# Zij boog en ging het huis binnen, niet zonder Het slot van ons Feuilleton Marie de Viechtster#, ontvangen onze lezers afzonderlijk zoodra de geheele copie in ons bezit is. Voortdurende ongesteldheid van den bewerker verhindert Zed. geregeld toe te zenden. kan men er uit besluiten dat op de maan weinig of geen water voorhanden is en dus een onontbeerlijk levensmiddel ontbreekt. Verder is de oppervlakte der maan, waarop dagen en nachten om beurt 14 dagen duren, alleen daardoor voor menschen onbe woonbaar, want ook de afwisseling in tem peratuur tusschen een snikheeten dag van 14 dagen en een ijskouden nacht van even- langen duur zouden wij niet verdragen kun nen. Evenzoo zijn de op de andere planeten heerschende levensvoorwaarden geheel ver schillend van die op de aarde. De zeven maal grootere hoeveelheid licht op Mercu rius zou ons het gezicht benemen en de daar heerschende temperatuur ons water in damp doen overgaan, en aan 't leven onzer dieren en planten spoedig een einde maken. Daarentegen zouden we op verder van de zon wentelende bollen, b. v. op Uranus, zelfs op den vollen middag, nauwelijks ons schemerlicht hebben, daar licht en warmte op deze planeet slechts het 360ste deel bedragen van 't geen onze aarde ontvangt. Jupiter heeft een atmosfeer, zóó dicht dat wij daarin zouden kunnen zwemmen. Zóó voortgaande komt men tot de slotsom dat op zon noch planeten menschen van ons maaksel kunnen gevonden worden. En dewijl men ze, gelijk gezegd is, toch bewoond denkt door levende wezens, zijn er allerlei theoriën uitgevonden, die daar over opheldering geven, doch die niet meer zijn dan theoriën Zoo heeft men b.v. gevraagd: zou de verschillende afstand der verschillende pla neten van de zon ook invloed hebben op den aard der bewoners Antwoord ja, hoe verder van de zon af, hoe edeler deze zijn. Dus zijn de bewoners van Mercurius en Venus minder verstandelijk en zedelijk ontwikkeld dan wij aardlingen, een blik op het kaartje geslagen te hebben. Het droeg den naam Von Jagow, luitenant van een Beijersch huzaren-regiment, adjudant van Z. K. II. den Groot hertog van G Met een soort van eerbiedige belangstelling zag de goede vrouw nog eens naar den jongen man en ver dween daarna in het helder gewitte voorhuis. Mijnheer Von Jagow zette zich op de bank bij de huisdeur neder en nam de omgeving in oogenschouw. Het één verdieping hooge huisje dat met zijne groene jaloeziën en gebeeldhouwde galerij op eenen tuin uitzag, zag er wel vriendelijk en helder uit, maar van sierlijkheid en behaaglijkheid scheen men hier weinig te weten. De bank voor het huis was recht van leuning en smal; een schotel met versch geplukte boonen stond er naast op den grond en op den wit geschuurden smallen trap koeslede zich de kat in de stralen der namiddagzon. Men kon zich verbeelden in eene boerenwoning te komen en eveneens zouden dan ook de kamers wel zijn, waarin Von Jagow zich huiverend de groote kachels en de hemelhooge bedden der landelijke bevolking voorstelde. En hier woonde Rudnitz, vroeger een der kieskeu- rigsten onder het studentencorps van Göttingen, die den bijnaam «lord Dudly« droeg! De ziekte waarvoor hij in deze landelijke stilte herstelling zocht, moest hem zeer idyllisch of zeer onverschillig gestemd hebben. Het geritsel van een zijden sleep achter hem deed den wachtende verrast opzien. Ja, de verschijning, die zoo even met eene nauwelijks merkbare hoofdbuiging zijn haastig opspringen en zijne diepe buiging beant woord had, paste nog minder in de eenvoudige lijst dezer omgeving, dan die van zijnen vriend. Eene schoone vrouw van ongeveer twee en dertig jaar ging hem voorbij naar den tuin. Het donkerbruine smalle gelaat toonde hem de juiste Spaansche type, en Spaansche trotsch vlamde in de groote zwarte oogen, die, half door een sluier bedekt, rond zagen. Een zwaar zijden kleed, met kant als het ware overladen, omsloot plooirijk de statige gestalte en werd achteloos over den vochtigen bodem gesleept, die nog niet volkomen droog van een on- weêrsbui was. De schoone vrouw nam in het prieel plaats en haalde een borduurwerk met gouddraad te voorschijn. Het vreemdsoortige contrast dat deze zuidelijke ver schijning met den Duitschen tuin vormde, werkte zoo wonderbaar schilderachtig, dat Von Jagow nauwelijks in staat was zijne oogen van het zeldzame beeld af te wenden en het bijna als een stoornis beschouwde, toen de stem van de huisvrouw hem mededeelde dat doctor Rudnitz zijn bezoek verwachtte. Nog half in gedachten steeg hij den smallen trap op en trad in het zonnige vertrekje, hetwelk zijn vriend bewoonde. Met uitgestrekte hand stond de laatste van zijn schrijf tafel op. »Von Jagow dat is een goede inval!# De stem klonk zwak en gebroken als die van eenen grijsaard en toch was Rudnitz nauwelijks vijf-en twintig jaar. Eene zware zenuwkoorts had hem zeer verzwakt, en de gevolgen der ziekte dreigde hem te doen bezwijken. Het bleeke, ingevallen gelaat, geheel glad geschoren en met kort geknipt blond haar, droeg den stempel van zulk een volslagen moedeloosheid en afmatting dat iedere beweging eene foltering scheen, en daarbij viel het terstond in het oog, dat dit niet schoone, maar beteekenisvolle gelaat, oorspronkelijk tot eene geheel andere uitdrukking bestemd was. De vast ge sloten, ernstige mond sprak van ijzeren wilskracht, terwijl we de rij afgaande van ons over Mars enz., steeds fijner en volkomener we zens aantreffen, zoodat de verst verwijderden, die op Neptunes volmaakt en gelukzalig zijn. Een andere theorie, van jonger dagtee- kening, neemt een andere basis aan. Zou, vraagt deze, ook de stand der as op de baan, die de planeet beschrijft, van invloed zijn op het leven aan hare oppervlakte? Antwoord: Ongetwijfeld. Onze aarde helt op hare baan met een hoek van 66° on geveer en daaruit ontstaan de verschillen in dag en nacht en jaargetijden. Helde ze niet dan zouden b.v. voor ons alle dagen en nachten even lang zijn en we zouden eeuwig lente hebben. Dit nu is geen fan tasie, maar zuivere waarheid. Wat echter wel fantasie is, is het besluit dat we dan gelukkiger zouden leven en dat die pla neten, wier as 't minst van den loodrech ten stand afwijkt, daarom de meest tevre den en gelukkige bewoners herbergen. Naar deze theorie zou Jupiter de meest bevoorrechte wereld zijn. Haar as staat on geveer loodrecht en haar bewoners hebben, waar ze ook wonen een geheel jaar de zelfde hoeveelheid zonnewarmte, terwijl alle dagen en nachten evenlang zijn. Een jaar op Jupiter duurt 8 van onze jaren. Nu zullen derhalve haar levende wezens min der te kampen hebben met koude en warmte en daarom zullen zij een hooger graad van ontwikkeling bereikt hebben Daarentegen zijn Venus en nog enkele an dere minder gelukkig geschapen, daar haar assen meer hellen dan onze aarde, zoodat het verschil tusschen de koudste en de warmste dagen daar veel grooter is dan bij ons. Haar bewoners hebben derhalve door den zwaarderen kamp tegen de natuur, minder gelegenheid dan de aardbewoners zich geestelijk te ontwikkelen. 't Kan zijn doch 't kan ook niet zijn, we weten er eenvoudig niets van en zoolang ons de middelen ontbreken ons direct in verbinding te stellen met onze buren in 't heelal, zelfs met de maan, die zoo dicht bij is, kunnen we stellingen opwerpen en theoriën bouwen naar hartelust, onze ver beelding kan de hemellichamen bevolken met meer of minder dan wij gelukkige we zens, het slot is en zal waarschijnlijk blij ven wij weten 't niet We behoeven ons om deze onwetendheid echter niet te schamen. Zoolang er nog zooveel op en om onzen aardbodem is, waar omtrent we te vergeefs naar het hoe en waarom vragen en vorschen en we, om met den dichter te spreken, in raadselen rondwandelen, kunnen we de raadselen bui ten onze sferen gerust ongerept laten. Het arbeidsveld onzer wetenschap is niettemin ruim genoeg. het voorhoofd van scherp en helder nadenken en slechts in de donkerblauwe oogen was een zeldzame glans te bespeuren. Von Jagow stond een geheelen tijd zwijgend voor zijn vriend. bLieve hemel Rudnitz,# zeide hij eindelijk, terwijl hij zich naast den jongen doctor op de sofa neder zette, ngijzijt leelijk toegetakeld! ik had het mij niet zoo erg voorgesteld.# De andere lachte even. «Als het niet zoo erg was,# antwoordde hij kalm, «dan zou ik je niet zien. Ik wilde eigenlijk niemand ontvangen ik zou gaarne in mijn citadel sterven, zonder dat de menschen met een wetenschappelijk schouderophalen zich er over onderhouden, hoe lang ik parlementeer, voor ik de wapens nederleg.# «Onzin#, riep de andere met eene moeielijk on derdrukte ontroering. «Maar toen ik je naam las, oude vriend, besloot ik eene uitzondering met je te maken en ik liet de ophaalbrug nog éénmaal vallen.# «En dat was zeer verstandig#, antwoordde Von Jagow; »ik zie, dat ik juist van pas kom, om je in de nuttige bezigheid van dwaasheden in het hoofd te halen, te storen. Gij zijt nog zwak dat is waar, maar die dwaze gedachten aan den dood moet gij achter wege laten, die komen over vijftig jaar nog te vroeg. Hebt gij een dokter geraadpleegd?# Rudnitz schudde het hoofd. «Waarom? Hoewel ik op mijne geneeskundige ervaringen niet te veel ver trouw, zoo weet ik toch genoeg om mij geen lucht- kasteelen voor te spiegelen. Gelijk met den zomer doof ik uit Jagow dat te beoordeelen versta ik toch (Wordt vervolgd.) ai Q a 2 ie' vi 71' 2 rO 1- f 'en en AltMii UNGSTRA DB I JHELEBVAiBD Dit blad verschijnt eiken WOENSDAG Abonnementsprijs per 3 maanden 1 verhooging. en ZATERDAG. Franco per post zonder prijs- Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden ingewacht tot Maandag- en Donderdagavond 10 uur. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Te Brussel was men tegen een huwelijk van prinses Clementine met den oudsten zoon van den prins van Wales, met het oog op het verschil van geloof; van daar dat de onderhandelingen zoo lang duurden. De zaak schijnt thans besloten te zijn. Het Brusselsche dagblad »Le Peuple* meldt, dat onder de mijnwerkers in het «Bassin du Centre* eene werkstaking is uitgebroken, dat er in de ge heele streek groote opgewondenheid heerscht en dat, Ie werkstaking zich wel eens snel sou kun nen uitbreidon. Het blad voegt er by dat de aan neming van de wet tot het heffjn van een invoer recht op het vleesch, groote gisting in de gemoe deren gebracht heeft. Tot de verkochte Kroondiamanten te Parijs op den eersten verkoopdag behoorde een collier, be staande uit vier »rivières.« Tiffany van New-York kocht die voor 183.000 frs. Op den tweeden verkoopdag brachten de 3 eerste nummers respectievelijk 40.000, 53.000 en 24.600 frs. op.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1