til Altena,
*7 A npp 0
8 JULI.
1887
Langstraat en lie
Boimnelerwaaii
FEUILLETON.
Uit iet dagboek van een Politiebeambte.
Wat heb j'er aan?
•y
YOGI?
Uitgever: L. J, VEERMAN, Heusden.
Dit blad verschjjnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per G maanden 1.00, Franco per post ZQjnlcT
prijsverhooging.
Advertentiöu I0 regels GO et. Elke regel meer 1 0 ct, Groote lettors naar plaatsruimte.
AdvertenüSn worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht, Iugezonden
stukkon tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Een vreeseljjke ramp heeft het land geteis
terd schrik maar niet, waarde lezer't is
gelukkig slechts een vooronderstelling en
aller deernis is opgewekt. Laten we aannemen
dat het een watersnood was, «daar, zoo als
ieder bekend is, geen ramp meer populair is
dan deze. Allerwogo zijn commission aan 't
werk tot het inzamelen van liefdegaven en sub-
commission tot het arraugeeren van feesten
de uitersten raken elkaar waarvan de op
brengst do beroofden ten goede koiut. Ge zjjt vol
ijver, Met oenige vrienden en vriendinnen zult
ge een weid ad ighoids voorstel ling geven. De eon
zal wat voordragen, do ander wat zingengo
loopt het vuur uit de schoenen om medewer
kers te krijgen en legt .op alle publieke plaat
sen lijsten ter int; elcening. Het gaat alles voor
treffelijk. A neemt »de Brand* van Tollens
voor zijn rekening, B »waur eens de zeemeeuw
vloog* van IIoll, C »de Reddingvan Bogners
en D ja, D zal ook wel wat doen. Ge
gaat dus op hem af en legt hem uw nood
voor de voeten. D krabbelt zich in 't haar, ja
vroeger heeft hp er wel eens wat aan gedaan,
maar in lang is hij niet op de planken geweest.
Laat men maar liever naar E gaan of F, hij
zal niet meedoen, want wat heb j'er ei
genlijk aan?*
Die vraag is van gelijke uitwerking als een
emmer ijskoud water, gegoten over den rug
van een koortslijder. AVat je er aan hebt? Wel
niets, niets dan een overgelukkig gevoel van
iets, heel weinig, maar toch iets bjjgedragen
te hebben tot leniging van ellende. Wat je er
aan hebt? Geen roeiu, misschien niet eens een
uitbundig applaus, geen loftuiting in de krant
of een woord van bjjzonderen dank van den
voorzitter, maar voldaanheid over den uitslag,
die bestaat in een honderd gulden, waarvoor
zóóveel armen kleeding en voedsel zullen be
komen en aan welks inzameling gij 't uwe hebt
bjjgedragen.
Eilieve, hou maar op en verspil uwe rede-
nceringen niet tegen dien D, die u met een
dooddoener op 't lijf valt. Als de man een naclit
op een ijsschots doorgebracht bad, kon bij niet
konder bevroren zijn dan nu bij deze vraag
doet. Al wordt ge nog zoo warm, ge zult hem
niet ontdooien. Ochwat heb j'er aan« is zijn
refrein en 't eenige wat ge in dat oogenblik
leert is dat ge voor uw liefdadig doel aan hem
althans niets hebt.
Is die I) een onbekend personage in ons
land, een fantastisch persoon?
Neen, antwoordt ge, eenigen tijd geleden
was in onze gemeente sprake van een ver-
eeniging tot opwekking van de belangstelling
iu publieke zaken. Met bet oog op de waar
schijnlijke invoering der nieuwe grondwet, kwam
het velen wenseheljjk voor daar al vast eens
over te spreken. Als straks de grondwet wordt
ingevoerd en bet klokgelui duizenden nieuwe
kiezers in 't leven roept, dienen we toch ecnigs-
zins voorbereid te zijn onze nieuwe rechten
naar eiscli te aanvaarden. En wat denkt ge?
Lauwheid en laksheid traden ons van vele
kanten tegen. Bij eenigen vond bet plan war
me ondersteuning, maar niet weinigen vroegen
als D: och, wat heb j'er nan?Zoo'n vereeni-
girig neemt tocli bij ons niet op!
Juist en dat is de tweede dooddoener boven
op den eersten. Wanneer ongelukkig eenmaal
in een gemeente een corporatie op de flesch
gegaan is, 't zij een nut, een rederijkerskamer,
een zangvereeniging of welke ook, dan blijft
die ondergang jaren lang een reden om maar
niets meer in dien geest te doen, want »bij ons
gaat toch alles te niet.« 't Is alsof de overledene
nog rondwaart en als een geest uit de sprookjes
met dreigenden vinger waarschuwt tegen vol
gende proefnemingen.
Wat heb j'er aan, vraagt een geacht inge
zetene aan zich zelvon, nu zo hem voor de derde
maal aan boord komen met een mandaat als
gemeenteraadslid. Wat heb j'er aan, om daar
eens in de maand te gaan redekavelen over
straten en straatverlichting, school on onderwijs,
armverzorging en bedelarij? Doch, mijn waarde,
't is niet de vraag wat gij daaraan hebt, maar
wat wjj, uwe medeburgers daaraan hebben?
Wanneer wjj u oordeelen de rechte man te zjjn,
dun hebt gij het recht niet u te verschansen
achter een volstrekt ongepaste vraag, Wjj zullen
er dit aan hebben dat door uw lidmaatschap
de raad in sommige gevallen niet in 't geval
van den blinde verkeert, die oordeelen moet
over kleuren. Wij moeten iets aan u hebben
en daarom kiezen we u. En neem ons niet
kwalijk, gij moogt u daartegen niet verzetten.
Doet ge dit toch dan zou uw: wat heb j'er aan,
getuigen van zeer laakbare onverschilligheid
zoo niet luiheid of iets orgers.
Inderdaad is de gewraakte uitroep dikwjjls
niet meer dan dit. Men houdt zoo van zjjn
gemak, men wil liever buiten alles gelaten
worden. Een vergeten burger, zegt bet spreek
woord, een gerust leven. Dat spreekwoord is
een schande voor hem, die 't in de wereld ge
bracht heeft. Een burger mag niet vergeten
worden, hij moet dit aanmerken als de grootste
ramp, die op zijn hoofd nederdalen kan.
Er gaat iu ons lieve vaderland zooveel te
gronde door den geest, die deze ongelukkige
vraag doet geboren worden. Er leven zooveel
waarlijk nuttige iustellingen een slakkenleven
door dat vernietigende wat heb j'er aan. Ge
kent toch de geschiedenis van al onze lief
dadige iustellingen. Met de grootste toejuiching
in 't leven geroepenstroomen de eerste twee,
drie jaren de benoodigde gelden toe, zóó gul,
dat men weldra de perken uitzetten kan en
de zaak uitbreiden. Daarna bljjft de inning
op 't zelfde punt staan een jaar of wat. Ein-
deljjk komt er een dag, waarop die en gene
vraagt, och, wat heb j'er aan, en hij laat
zich schrappen. Enkele goedgeefscbe leden leg
gen liet hoofd ter ruste, zonder tijd gevonden
te hebben de instelling in bun testament te
gedenken. De kas ontvangt een gevoeligen
schok en eon dringende circulaire moet rond
gezonden, Dat herbaalt zich eenige jaren achter
elkaar, totdat do stichters het bedelen moe wor
dende, allen moed verliezen en de handen iu
den schoot vouwen.
Wat minder lauwheid en wat meer ijver zou
in alle dingen de maatschappij uitmuntend ten
goede komen. Er zijn tal van zaken, die steun
en medewerking vragen, doch waaromti'ont niet
tot in tiende deelen, zelfs niet in geheelen kan
bepaald worden, hoeveel percent ze geven. Haar
intrest komt niet terug in blanke guldens, maar
in zedeljjk goed, dat als een zuurdeesem de natie
doortrekt.
Zoo in 't groote, zoo in 't kleine. Wat heeft
een jongen er aan, die toch eenmaal met de
handen liet brood moet verdienen dat hij wat
teekenen leert en zijn smaak veredelt, wat een
meisje, dat ze in verloren uren een weinig mu
ziek maakt? Wat heb j'er aan, zeggen de ou
ders. Mjjn vrienden, al wordt die jongen nooit
teekenaar of schilder van beroep en dat meisje
nooit zangeres, dan wint bij er bjj dat h\j zjjn
klanten in later tijd net werk levert en zy, dut
ze in haar gezin het goede zaad strooien kan
op een manier zooals gij en ik het niet kun
nen. Daargelaten nu dat de beoefening der
(UIT HET DU1TSCII). 4
Toen Jonas vau den bierwagen sprong, niet
zonder dat de voerman beproefde hem nog een
vriendelijken zweepslag tot afscheid toe te die
nen, zag hij Nagel den tram verlaten en vlug
een zijstraat inslaan. Iljj ging zoo snel dat
Jonas hein nauwelijks voigen kon. Plotseling
verdween hjj achter een huisdeur en sprong met
haast de trappen op. Jonas volgde zoo zacht
mogelyk en hoorde liem op de tweede verdie
ping eene deur openeu. Hij liep hein na, de
deur was weder gesloten. Hij las het naam
bordje Wed. Berger,* daalde weder af en be
trok aan den overkant der straat zijn waarne
mingspost.
Zjjn geduld zou ditmaal op een harde proef
gesteld worden
Drie uren liad hjj bevend van ongeduld staan
loeren toen boven bet raam opgeschoven werd en
Nagel 't hoofd naar buiten stak. Hij wierp een
bespiedenden blik naar links en rechts, waarna
hjj zich weer terugtrok en liet raam sloot.
Wat deed die man daar? Deze vraag kwelde
Jonas zoo lang hij daar stond. Was daarboven
misschien de werkplaats der valsche munters?
Was daar misschien de schuilhoek van den zoo
lang gezoehten, verdwenen Gelder?
Had hjj nu maar iemand hjj de banddie
hem \ervangen kon, maar hij durJde zicli niet
vau zijne plaats begaven. Een werkman kwam
hem voorbjj en deze scheen hem een redder in
den nood, want in dit eind der straat was liet
bijzonder stil. Hjj bood den man twee kwar
tjes voor de bezorging van een brief naar bet
naaste commissariaat van politie. De man had
eerst weinig zin zich met den schooier in te
laten doch het zilver verzoende hem en nog
meer de belofte evenreel te y.pu.n ...q
Hongerend en dorsfend wachtte Jonas wederom
twee uren waarin niels anders voorviel dan
dat Nagel nogmaals het venster geopend en de
straat langs gezien had.
De boodschapper keerde terug met de tijding
dat bij den commissaris niet aangetroffen had.
Jonas bleef dus zonder hulp op zijn post.
Een poosje later komt een agent in
uniform aangestapt. Jonas juicht, doch de agent,
die den landlooper reeds uit de verte bespeurd
had en zijn sluipend heeu en weer loopen zeer
verdacht vond, maakte aanstalte op hem af te
gaan en naar zijn voornemens te vragen. Jonas
vreesde niets erger dan juist dit, daar 't zeer
goed ïnogeljjk zijn kon dat uien van boven
af daardoor op hem attent zou gemaakt wor
den. 11 jj maakte dus allerlei gebaren tegen den
jjverigen agent, waardoor deze echter meer ge
prikkeld werd een onderhoud met den landloo
per aan te vangen. Hij kwam dan ook op hein
af en sprak hem barsch aan.
»Om 's hemelswil, zwijg tocli en loop oogeu-
blikkeljjk door, ge weet niet wat er van afhangt.
De agent schrikt van den ernstigen toon en nadat
Jonas lieiu steelsgewjjze zijn penning getoond
bad, verwjjderde hij zich met russclie schreden.
liet was hoog tijd. Uit de tegenoverliggende
woning trad Nagel, keek zoo goed het in de
sedert ingevallen duisternis mogelijk was, de
straten langs en stapte voort, gevolgd door een
jonge dame, die hjj een eind verder den arm bood.
Na zeven uren van inspanning kon thans ook
Jonas, doodaf van vermoeidheid, honger en dorst,
zijn post verlaten. IIij ijlde naar het naaste
bureel, cm te onderzoeken wie de Wed. Berger
as. Deze wconde met bare di chter in boven
bedoeld buis en was bij de politie geheel on
verdacht. Niettemin werd ook haar woning onder
bewaking gesteld.
O O
De volgende dagen brachten nieuwe verras
singen. Er verschenen werkelijk valsche biljet
ten van vijf mark, die buitengewoon zuiver be
werkt waren. De politie was razend, dewijl nog
Er werd nog een proef in 't werk gesteld
om de zaak aan 't licht te brengeneen huis
zoeking nameljjk in de werkplaats, waar vroe
ger Nagel en Schipman arbeidden.
Uren lang zocht men in de sedert langen ijjd
leeg gestaan hebbende ruimte. Elk papiersnip
pertje, dat men vond, werd aan een nauwkeu
rig onderzoek onderworpen, doch alles te ver
geefs en reeds wilden de beambten onverrichter
zake aftrekken, toon een hunner onder een sta
pel litografische, steenen twee op elkaar liggende
ontdekte, die met groenen inkt bedekt waren,
terwjjl alle andere sporen van zwarten inkt ver
toonden, die dan ook uitsluitend in de drukkerij
gebruikt was. Dit was verdacht en spoorde tot
nieuw onderzoek aan. De werkplaats was in de
benedenruimte en nu begaf men zich naar bo
ven oi.der de dakpannen. Het resultaat was
verrassend. Men vond een blauwe portefeuille
met een aantal proefdrukken der valsche bil
jetten.
Uier waren alzoo de eerste proeven bewerkt.
De vertegenwoordigers der firma stonden ver
plet, toen hun meegedeeld werd dat bun druk
kerij tot dat doel gebruikt was. De politie had
bet eerste bewijs in handen en na kort beraad
werd besloten doortastende maatregelen te ne
men, om door deze wellicht met eenen slag de
gtzameulijkc bedriegers in het net te krijgen.
In den voormiddag van den volgenden dag
O c? o
waren in het hoofdbureel op de melkmarkt de
tot dit doel opgeroepen commissarissen en agen
ten verzameld, om orders te ontvangen. De be
ambten verdeelden zich in groepen over de
stad en afgesproken werd dat te 4 uren alle
verdachten zouden gevangen genomen worden.
De commissaris aan wien de leiding was toe
vertrouwd (de in Berlijn zeer bekende beer
Wejjers), begaf zicli van twee agenten, onder
wie Jonas, naar de wed. Berger, wijl hij ver
moedde, bij baar meer dan op een andere
plaats te zullen vangen.
De verschijning van dit drietal bracht hjj
verschooning te vragen voor hare moeder, daar
die onschuldig was.
>Wilt ge ons terstond meedeelen wat ge
weet?* werd baar gevraagd.
Als ik kan, gaarne!*
»Weet gij waar Gelilert zich bevindt?
Iljj woont, onder den naam Werner op
een vierde verdieping in de Rugenerstraat.«
»Etinnen we hem gemakkelijk bereiken?*
»Er is een teelien afgesproken: tweeslagen
vlug na elkaar op de deur en na een pauze
een derde slag.*
Dit was meer dun men verwacht bad. Juffr.
Berger was meer dood dan levend van schrik
ze had inderdaad geen vermoeden welk ge-
vaarljjk nienscli de bruidegom barer dochter
was. De laatste was dan ook alleen in't ge
heim ingewjjd en deze vertrouwelijkheid van
Gelilerts zjjde strekte hem ten verderve.
De weduwe met hare dochter werden in
verzekerde bewaring genomen, opdat ze bui
ten de mogelijkheid zouden blijven de vrienden
te waarschuwen en toen dit afgeloopen was,
wierpen de drie beambten zich in een rijtuig
om het uiterste noorden van Berljjn, waar de
verblijfplaats van Gehlert lag, te bereiken.
Alles stond thans op het spel. Wanneer de
hoofdaanleggers iets vernomen hadden van 't
geen voorgevallen was, zou de gansche toe
leg nog mislukt zjjn. Dan zouden ongetwijfeld
de steenen vernietigd, 't valsch geld en al 't
geen verdenking kon opwekken verdwenen en
de hoofdschuldigen gevlucht zijn. De politie
bleef dan met de minstschuldigen zitten, zon
der bewyzen en een acht maanden onafge
broken arbeid ware vruchteloos geweest.
De beambten gevoelden al 't gewicht van den
stap, dien ze op 't punt waren te doen en ze wa
ren daaromtrent volstrekt niet gerust Aan den
boek der Rugenerstraat stegen ze uit. Het buis
was spoedig gevonden en zacht ging het thans
de slecht verlichte trappen op. 't Was intus-
schen reeds avond geworden. Het teeken werd
1 i i i i 1
'W0