FEUILLETON. ,M 597. 1887. voou Uitgever: L. J. YEIERMAU, Heusden. LY lip;:' Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 8 maanden f 1.00. Wijsverhooging. Advertentiën 1G regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht, stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Ingezonden *aar is meer tusschen hemel en aarde, dan waarvan uwe wijsheid ooit ge il heeft,zegt Hamlet tegen Horatio, als !m de ontmoeting met den geest zijns vaders telt. Dat zou menigeen oolc zeggen, die een honderdtal jaren vroeger geleefd had dan wij, fcn die voor eenige oogenblikken terug kon komen, wn zich over de wonderen te verbazen, waaraan zijne wijsheiul nooit gedacht had. En wij zouden NlJêfc^aJër zeer waarschijnlijk ook weer kunnen zeggen. En dat geldt op allerlei gebied. Wij behoeven geene opnoeming te doen en willen liever over een enkel speciaal geval spreken. In een van de laatste jaren der vorige eeuw beschreef de Engelsche natuurkundige Dalton een gebrek in de gezichtsorganen, Gat tot hiertoe niet of weinig was opgemerkt en dut, ter eere van den ontdekker, Daltonisme genaamd werd. Het gebrek bestaat daarin, dat men de kleuren met elkander verwisselt. Karmozijn schijnt den lijder blauw gemengd niet donkerbruin, violet blauw. De roos schijnt blauw te zijn als het viooltje, de frissche gezichtskleur van een jong meisje is als een inktvlek, het bloed gelijkt op flesschengroen. Rood en scharlaken schijnen soms aschgrauw. Groen is bruin en bruin is groen. Het feit wekte verbazing en werd besproken, maar het gaf geene aanleiding tot bezorgdheid, waarom ook? Wat stak er in of iemand rood voor groen verwisselde, als hij het maar mooi vond? In den ouden tijd lazen wij van twee ridders, die elkander tegenkwamen en van weerszijden een schild naderden. »Dat is een mooi blauw schild,zei de een, die van den rechterkant kwam. »Gij vergist u, het is groen, zei de andere. Zoonis het ridders in den ouden tijd paste, moest dit verschil met de wapenen in de hand uitgemaakt worden. En dit gebeurde dan ook. Men begrijpt den uitslag. Gewond en uitgeput kwam de eerste ridder den groenen en den twee den den blauwen kant van het schild te zien en zij begrepen hunne dwaasheid. In onze dagen van »Daltonisme« zouden zij geen opheldering gekregen hebben en beiden hadden tot hun dood kunnen zweren, dat zij gelijk hadden. Nu zou men er ook niet om vechten, maar elkander uitschelden. De onverschilligheid omtrent het bovenge noemde gebrek begon evenwel na het jaar 1850 bezorgdheid te veroorzaken en tevens kwam aan den dag, dat hetgeen men eene uitzondering geloofde te zijn, eene wijdverbreide kwaal V-aSr Wat gebeurde namelijk? Er hadden zeer raad selachtige spoorwegongelukken plaats. Raadsel achtig namelijk in dien zin, dat zij onverklaar baar warenalle voorzorgsmaatregelen waren genomen, geen sein was verzuimd, de wachters waren op hun post geweest. Zooals men weet, worden de spoorwegsignalen overdag door ge kleurde borden, des nachts door gekleurde lichten aangegeven. Gaf rood b.v. onveilig aan en groen veilig, en leed hij, die op de seinen moest letten aan »Daltonisme« of zooals men het sedert dien tijd noemde, aan Udeurenblind- heid,« dan duidde voor hem de kleuren natuur lijk niet aan, wat zij beteekenen moesten en de gevolgen laten zich gemakkelijk begrijpen. Wilson uit Edinburg maakte in 1855 het eerst opmerkzaam op de belangrijkheid en het gewicht van dit gebrek voor spoorwegmaatschap pijen en reizend publiek, en sedert dien tijd is het onderzoek naar kleurenblindheid bij de ambtenaren van spoorwegmaatschappijen ver plichtend geworden. Over de oorzaken van kleurenblindheid zijn twee onderstellingen, op welke beide natuurlijk theoriën gebouwd zijn. De eerste theorie wordt genoemd do theorie van Yong-IIelmkoltz. Zij gaat uit van de onderstelling dat wit gemengd is uit vier kleuren: rood, groen, geel en violet; want te zamen gemengd geven zij een volkomen witte kleur. De tweede theorie is van Herins: deze beschouwd het wit als geen gemengde kleur. Het is natuurlijk hier niet de plaats beide theoriën met elkander te vergelijken. Dat zou te omslachtig worden en te ingewikkeld schijnen. Wij wijzen slechts op het verschijnsel en op eenige feiten. Gewoonlijk spreekt men volgens de eerste theorie van ro o d blindheid, gr oenblindheid en b 1 a u wblindheid. öm kleurenbitnulïeid te e.T&lefcn Jiet Seebeck een groot aantal, meer dan driehonderd sSürtc&7 van borduurkatoen of wol uitzoeken en in volg orde naast elkander leggen, waarbij natuurlijk de kleurenblinden onjuist sorteerden. Deze manier van handelen neemt echter veel tijd weg en is niet geschikt voor een onderzoek op groote schaal. Holmgren in Upsala volgde eene betere of liever eene verbeterde methode. Hij liet uit eene groote menigte verschillende kleuren van wol diegene uitzoeken, welke het meest in kleur en streng nabij kwamen, die te voren klaar gelegd waren. Die met een goed gezicht deden het natuurlijk goed, de anderen voegden de meest heterogeene kleuren bijeen. Het zonder linge daarbij is nog, dat voordoen niet helpt, en al legt men nog zoo goed het verschil uit, de kleurenblinde ziet het niet en kan het niet onthouden. Holmgren heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt op dit gebied. Onder zijne leiding werden ruim 38000 personen onderzocht. Op de 10000 waren 351, die aan het gebrek leden en bij die 351 waren 325 mannen en slechts 2G vrouwen. In Breslau werden de schoolkinderen onder zocht. Dij 2429 jongens waren 97 kleuren blind, bij 1061 meisjes geen een. Een ander onderzocht in dezelfde stad 3273 jongens en 221G meisjes. Dij de jongens waren 107, bij de meisjes slechts een, die het gebrek hadden. Daaruit schijnt te blijken dat het gezicht der meisjes beter ontwikkeld is dan dat der jongens, denkelijk een gevolg daarvan dat de eersten zich bij de handwerken meer met kleuren bezig houden. Nauwgezet onderzoek heeft daarenboven aan getoond dat kleurenblindheid erfelijk is. In den regel komt het gebrek van het geslacht der moeder, zóó evenwel, dat niet zijmaar haar vader kleurenblind was en dat met oversprin ging van een geslacht hare zonen het gebrek „hebben. Broeders, die kleurenblind zijn, vindt men ftSgs-Alikwüls. Van eene behandeling van kleurenblindheid IS^tj^el te zeggen. Volgens den tegen woordigen stand^Tlü^i^êJiê^f0^1'1? *s zij ongeneeslijk. Alle pogingen tot genezing"?! tot nu toe vergeefsch geweest. Hoe vroeger men bekend wordt met het gebrek, des te beter is het natuurlijkhet opkomend geslacht kan men dan waarschuwen dat zij, die eene carrière moeten kiezen, er geene nemen waartoe zij, uit den aard van hun gebrek, niet geschikt zijn. Buitenland. Wij ontvingen van het Uitvoerend Comité van den Grooten Internationalen prijskamp het volgende, met verzoek van opneming. »Men is reeds ieverig aan het werk voor den Grooten Internationalen Prijskamp van Weten schappen en Nijverheid en de Wereld Tentoon stelling te Brussel 1888. Nooit kon eene dusdanige onderneming op een geschikter oogenblik gewaagd worden. In- (UIT HET DUITSCH). 8 Hij voerde hem eerst naar den pachter dei- aanplakzuilen, waar een biljet besteld werd te gen den volgenden morgen, waarop een beloo ning werd beloofd voor den eerlijken vinder. Ook werd er bijgevoegd dat deze voor discretie verzekerd kon zijn en dat men vrijheid kreeg gebruik te maken van correspondentie onder zekere cijfers, om het geheimte bewaren. Misschien neemt het gezelschap dieven deze voorwaarden aan, doch ze zullen waarschijnlijk een hinderlaag vermoeden en zich nergens mee inlaten. En nu zullen we een tweede pronef wagen. Berger voerde zijn gast eenige straten door en trad een bierhuis binnen, dat niet alleen alle comfort miste, n aar een zeer geheimzinnig innerlijk had. Het bevond zich aan een open erf en bestond uit drie kamers, waarin zich op 't oogenblik weinig gasten bevonden. In het grootste lokaal namen de gasten plaats en een kellnerin bracht twee glazen bier. Ze scheen Berger te kennen, althans zij groette hem eer biedig en trok zich daarna bescheiden in het buffet terug. »Ik zal even zien of onze man hier is. Berger verwijderde zich en keerde na een poos uit de nevenkamer terug. »Hij speelt biljartzei hij, »als de partij uit is, komt hij hier.« »Zeker een collegavroeg Von B. »Neen, een valschen speler en een boeren- vanger. Ik ken hem zeer goed. Ik' heb hem n.l. voor drie jaren, na lang op hem geloerd te hebben, eindelijk gesnapt. Hij heeft twee jaar gehad en is thans sedert eenige jaren weer vrij.* »En dien man zult ge in den arm nemen vroe^gehee^ntstekNl^iee^VA^B. noegen doen kan, dan doet hij het! Ik heb hem bij zijn gevangenneming en later op het transport goed behandeld en dat vergeet hij niet!* Hebben dan deze menschen, die gij te pak ken gekregen en in de gevangenis gebracht hebt, geen onverzoenlijken haat tegen u opgevat Waarom zouden zo dat? Wat kan ik daartegen doen? Ik doe mijn plicht en moet dien doen, dat weten zij zoo goed als ik. Haat of wraak kennen zij alleen ten opzichte van heui, die hen verraadt, maar niet van ons be ambten. Daar komt hij Uit de biljartkamer trad een man, circa 30 jaren oud, in tamelijk elegant kostuum naar de laatste mode, het haar gefriseerd. Aan zijn voor komen was niets bijzonders op te merken. »U wenscht mij te spreken, meneer Berger?« »Ja Lichuer! Zet u even. Deze heer is een kennis van me. Ge kunt me een pleizier doen, Lichner »Als ik er toe in staat ben, gaarne mijnheer!* »Ik denk het wel. Hoor eens, heb je vroeger niet in zekere betrekking gestaan tot de zuster van Marie Peper »Ja, maar dat is lang geleden en ik heb met die lieden tegenwoordig niets meer uitstaan. O O »Muar je kent toch de troep nauwkeurig en daarom heb ik u iets te vragen.* Lichner werd onrustig en antwoordde niet zeer vriendelijk: »Wat wilt gij, meneer Berger? Ik ben een oppassend mensch en heb met die zaken niets meer van doen. Doch zooals ge weet, ik wil niemand verraden. Waarom zal ik andere lui in 't ongeluk brengen?* »Ge behoeft ook niemand te verraden, maai de zaak is deze: dezen heer is van daag een ring ontstolen, Marie heeft bij die affaire gedekt.* Je verstaat me. De steen in den ring is niet van groote waarde en verkocht kan hij niet worden, want er is een wapen in gesneden. Aan dezen steen is meneer zeer veel gelegen, O O wijl hij een aandenken is. Hij zou hem dus gaJumeterughebben^lesnoods^onde^t^nHid niemand anders waarde heeft. Misschien is hij nog te redden. Wilt gij mij een pleizier doen en zorgen dat meneer zijn steen terug bekomt? Hij heet Von B. en is gelogeerd in het X Hotel, kamer no. 25. Lichner haalde de schouders op en schudde verlegen het hoofd. »I)oe me dat genoegendrong Berger. Lichner dacht een oogenblik na en antwoordde: Beloven doe ik niets »Nu, je zult wel doen wat je kunt. Dat is mij genoeg! Goeden avond!* Berger verliet met Von B. liet bierhuis. Morgen ochtend 11 uur haal ik u in het hotel af, verwacht me tegen dat uur. Thans kun nen we niets meer doen. Uw dienaar, meneer Berger groette beleefd en verwijderde zich. >Waar gaan we nu heen?« vroeg Yon B., toen Berger den volgenden morgen verscheen. »Naar de Beurs »Naar de koopmansbeurs »Neen, inde Koningstraat, naar dehelerbeurs!« Daar ben ik werkelijk nieuwsgierig naar!* antwoordde Von B en volgde den beambte. In de Koningstraat, het centrum van 't oude Berlijn, bestegen zij de steenon trap van een oud gebouw en traden de ter linkerzijde gelegen restauratie binnen, een niet zeer hooge zaal, eenvoudig gemeubeld, waar een honderdtal per sonen druk door elkaar praatten. Ouden en jongen, net en schamel gekleeden, christenen en joden, individuen met uitlokkende aangezichten en ook met afschuwwekkende physionomiën za ten hier. Iedere tafel was in een toonbank her schapen en wat lag hier al niet te koop! Wollen sokken en lappen bombazijn, hier nagemaakte horlogekettingen en ringen, daar oude horloges en bretels, ginds goud en ondergoed, een oude kleerenmarkt in 't klein. In dezen hoek heeft een heftige woordenwisseling plaats tusschen twee lieden, die elkaar beknibbelen op een stuk linnen, daar prijst een krom mannetje met luide stem oude hoeden aan. Acht beeft hli er alle van namen indruk, deze verzameling cilinders en fan- tasiehoeden, want onwillekeurig komt het ver moeden iu ons op, dat ze hebben toebehoord aan één reisgezelschap, dat wellicht bestolen en ge dood is. Maar 't is hier geen oord der verschrik king. De waren, hier ten verkoop gepresenteerd, zijn onverdacht,d. w. z. er valt niets op te zeggen. Yan de menschenmassa die zich tusschen OO de tafels beweegt, bestaat een deel uit eerlijke lieden, 't grootste echter is reeds met het stral- wetboek, 't zij als heler, 't zij als steler in con flict geweest, en wanneer enkele groepen zich onbespied wanen, wordt in alle gezwindheid handel gedreven in allerlei gouden voorwerpen, die niet op de tafels liggen, maar uit verbor gen rok- of broekzakken voor den dag komen en bliksemsnel verdwijnen wanneer een oninge wijde toetreedt. Berger en Von B. werden bij het binnentre den terstond opgemerkt en waar ze liepen werd het stil om hen heen. Berger groette hier en daar bekenden en trok enkele kooplui ter zijde, aan welke hij de geschiedenis van den ring vertelde en vroeg of hun niet zulk een ring of steeninhanden gekomen was. De heer Von B. wierp intusschen een oog over de uitgespreide horloges en kettingen, doch vond niets dat ook maar in de verte op zijn eigendom leek. Na een half uur verwijderden de heeren zich. Berger was zeer ontstemd. »Ik vrees«, zei hij, »dat de steen reeds ver nietigd is en 't goud versmolten, anders had Lichner wel iets van zich laten hooren. Zijn woord houdt hij en zeker heeft hij reeds moeite gedaan. Laten we even in uw hotêl aanloopen, misschien is er bericht van hem.* De portier berichtte dat een half uur geleden een man van de dienstverrichting gekomen was met een pakje voor den heer Yon B., 't welk hij van een hem onbekend heer outvangen had. De bestolene opende 't haastig en vond daarin zijn steen, uit liet goud gebroken, maar onbe- gpha.rliorfl m-t - oil Altena, gstraat en i!c Franco per post zonder Groote Internationale Prijskamp van Weten schappen en Nijverheid te Brussel1888.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1