FEUILLETON. van een M 601. 1887. HM SP IPH fl is 9 Uitgever: L. J. YEERMAK, Heusden. Nieuw Ned. Panopticum. Y00R Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00, prijsverhooging. Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. De aanlegplaats der stoomboot in een pro vinciestadje biedt een levendig tooneel. Een honderdtal jongemensehen uit bedoeld stadje en omliggende dorpen is gereed om aangevoerd door verschillende «veldwachters* op reis te gaan naar de hoofdplaats der provincie, ten einde, deel uitmakende der jaarlijksche lichting als landsverdedigers hun plaats op de wallen van het vaderland in te nemen. Een groot gedeelte is reeds aan boord en de meesten zijn vroolijk gestemd, sommigen zelfs uitermate luidruchtig, dank zij de vaderlands liefde en eenige pieren verschrikkers, aan de tollen onderweg en op de kade genomen. Een ander gedeelte staat nog aan waldeze schijnen van kalmer natuur te zijn en nemen zichtbaar den gedwongen stap van meer ernsti- gen kant op. Bijna allen zijn omringd door familieleden en vrienden, die eveneens het ge wicht van het oogenblik gevoelen, doch hun best doen om de jongelieden, die op 't punt van scheiden staan een beetje op te monteren, wat evenwel met hun aansprekersgezicht, waarop een gemaakt lachje zetelt, bijzonder slecht afgaat. Geheel afgescheiden van alle anderen staat een groepje, geschaard om een lang, mager, bleek - neuzig jonkman, in wien men op het eerste gezicht een jongste klerk van een of ander kantoor herkent. Wilhelmus Droog is de oudste zoon der familie, het troetelkind, de lieveling zijner ouders. Hij is zoo lief, dat vader en moeder vast overtuigd waren dat hij zeker een hoog nummer zou trekkenWimpje was echter wijzer en trok 2, waarna de heele familie, die hem naar het raadhuis vergezeld had, in tranen uitbrak. Ook nu baadt ze in tranen en maakt Wim het hart week. Deze echter ziet met een soort van medelijdenden blik over zijn verslagen familieleden heen en glimlacht. Daar geeft de boot het sein van vertrek en Wimpje, over stelpt met kussen en goede raadgevingen, met zijn zakken vol versnaperingen, stapt aan boord en staat voor 't eerst van zijn leven op eigen beenen. De oplevering in de provinciale hoofdstad is geschied; Wimpje, zoo luidde de uitspraak, zou met eenige anderen 't garnizoen van 't stadje K. aanvullen. Een sergeant met enkele korpo raals zijn aanwezig om hen op de plaats hunner bestemming te brengen; zoo goed mogelijk worden ze in verdubbelde rotten opgesteld en «voorwaarts* klinkt het. Wimpje heeft tot rechter nevenman een kerel van 5.5 voet, met ruw uiterlijk en versleten 12 (UIT HET DUITSCH). (S 1 o t.) Het toeval is de beste hulp in politie-aange- legen heden. Aan een der aanwezige agenten was de ziekte des opzichters vreemd voorgekomen. Grond voor zijn vermoeden had hij niet, het was instinkt. Hij verzocht den commissaris op eigen hand het spoor der inbrekers te mogen zoeken en dit werd hem toegestaan, nadat hem de grootst mogelijke voorzichtigheid aanbevolen was. Terstond begaf hij zich naar het politiebu- reel, om na te zien of de opzichter ook vroe ger misdreven had. Tot zijn verrassing vond hij, dut de man indedaad, enkele jaren geleden, wegens deelneming aan een zwaren diefstal, met gevangenis gestraft was. stem, terwijl in zijn oninmiddelijke nabijheid steeds een der genoemde korporaals marcheert. «Ben jij ook duur klinkt het aan Wilhel mu's linkeroor. Onze vriend echter, wiens ge dachten op 't oogenblik bij moeder waren, ant woordt niet. »Zeg, lange snijer, wil je wel de bek open doen als ik je wat vraag?* hervat de korporaal. »Ben je duur?* «Duur. duur,* stamelt Wim, «ik weet niet wat uwé daarmee bedoelt. Ik ben uit G., van nette familieik was op een kantoor en ben er ingeloot.* «Zoo, ben jij er ingeloot ventje, maar dan ben je ook niet duur; we zullen je eerst wat mesten, hoor, dan kan jij je ook verkoopen en wat centen naar je moesje sturen Je schrijft zeker netjes he? Nou dan mag je om het te onthouden mijn waschlijstjes en reparatiestaatjes maken, hoor, als je op onze compie komt.* Men komt voorbij een herberg «de rijzende man* en de sergeant-bevelhebber oordeelt het noodig deze tot rustplaats te bezigen. «Halt, 15 minuten rust,« luidt 't kommando. Wimpje sluit zich aan bij den vriendelijken korporaal die spoedig in gezelschap komt van zijn collega's. «Wat zul je drinken man,* vraagt een rooie korperaal met een paar knevels als paardemanen en kijkt Wim met vreeselijk dreigende blikken aan, «wij nemen klare Wim wil melk nemen om daarbij een paar der meegebrachte broodjes te verorberen, doch doch hij durft er niet van spreken, ze hebben toch al den mond vol van melkmuilen, hij doet dus mee aan klare en weldra worden vijf glaasjes besteld, geledigd en op nieuw gevuld. Wimpje wordt spraakzaam. Hij vertelt van zijn thuis en hoe goed ze voor hem gezorgd hebben, dat hij in de eerste dagen althans geen honger zal lijden. »Zoo jongen, dan ben je bon af. Laat eens zien wat ze je zooal meegegeven hebben. En Wimpje pakt uit: broodjes met vlecsch en broodjes met kaas, een paar harde eieren, een stuk koek enz., benevens eenige sigaren. «Nou zullen we 't meteen maar keuren ook, ventje dat moet toch anders straks in de ka zerne gebeuren, weet je, want je begrijpt dat er strenge keuring op de voedingsmiddelen is voorgeschreven Dat begrijpt Wimje, maar hij vat niet waarom 't noodig is dat bij zoo'n keuring alles in de magen der juryleden verdwijnen moeten! Het kwartier is om. De korporaals steken voor de leus de hand in den zak en Wim haalt zijn beurs voor den dag. «O, betaal jij? Uitstekend! Als we weer rusten, doen wij 't,« zegt een van 't viertal. Dat geluk echter valt hun niet ten deel, daar ze na een marsch van een uur op de ruime achterplaats van een donker gebouw met tal van ramen, waarvoor ettelijke aangezichten de nieuw aangekomen «boertjes* begluren zijn aan gekomen. Alles wordt in 't gelid geschaard. «Korporaal Klaassen,* klinkt nu de vreese- Diens vrouw was kinderloos en daar haar man den geheelen dag dienst had, steeds alleen thuis. Zij was een opgewekt vrouwtje, dat altijd pleizier had een praatje te maken in hare eenzaamheid. Daar werd aan hare deur geklopt en op haar «binnen* trad een net gekleed heer binnen, die naar haar man vroeg. «Mijn man is aan 't spoor.* «Jammer, ik had hem gaarne gesproken. «Wat wilt u van hem?« «Och, niets bijzonders! Ik ben agent eener le vensverzekering-maatschappij en wilde hem vra gen of hij zich niet verzekeren Avilde.* «Neen, ik geloof niet dat mijn man dit doet.* «Ik kan u goede aanbevelingen laten zien van menschen, die bij ons reeds verzekerd zijn. Er woont hier in huis een heer (hij noemde den naam des opzichters), die thans ook bij ons verze kerd is.« «O, dien ken ik; hij woont op deze verdie ping, hier naast. Hij en zij zijn heel aardige menschen, die nooit uitgaan of bezoek ontvan gen.* «Zoo, nooit bezoek?* «Neen nu ja, in den laatsten tijd kwam er dikwijls een oud heer, een oom van de juf- fmnw TTii mnoet lijke stem van den sergeant-majoor, «kom met met de mannetjes op 't bureau.* 't Bevel wordt opgevolgd en onze Wim met nog een 20tal anderenwaaronder ook zijn rechter buurman van straks scharen zich om den geduchten snorrebaard. Opschrijving van naam, beroep etc. Vervol gens acht de sergeant-majoor het aan zijne waar digheid verplicht een toespraak te houden: «Ke rels, jullie bent nou bij de le compie en ik zeg je, de le compie is een van aanpakken; ik ben goed, jongens, als je dienst doet; maar de blik haal je als je 't me lastig maakt. Jullie hier spreekt hij de 4 remplapanten aan jullie bent z...plappen, ja, ik zie het wel aan je bakkes en jij lange, jij bent ook niet vies van een taaie «Mijnheer de majoor...stottert Wimpje, die zich verdedigen wil. «Hou je mond als je meerdere spreekt,* klinkt het dadelijk en op nog stelliger toon gaat de strenge man voort: nou jelui kunt zzooveel je wiltmaar pas op dat je niet uit de pesitie gaat! Jij, kleermaker, komt morgen op 't appel op mijn bureau en jij ook, schoolmeester en jij ook lange* heet het tegen Wimpje. Op zachten toon gaat hij nu voort: «Nou heb ik nog een goeden raad. D'r zullen er wel zijn, die een paar centen op zak hebben; nou wordt er mijn compie wel niet gestolen, maar toch is 't secuurder, als je mij die centen in bewaring geeft, als je er dan wat van wilt hebben, kom je maar op mijn bureau; intrest hoef je me niet te betalen.* Sommigen, ook Wilhelmus, volgen dien «secu ren* weg tot geldbelegging; daarna wordt de korporaal gecommandeerd om ieder zijn plaats aan te wijzen. Vreemd is de indruk, dien onze Wimpje krijgt, bij 't betreden van zijn logeerkamer. In 't half licht van een gaspit ziet hij ongeveer 40 ijzeren kribbenaan den wand hangen even zooveel kastjes, waarvan nog vele geheel ledig staan. Ieder wordt zijn plaats aangewezen. Wimpje komt naa^t den rempla£ant van 5.5 voet. «Als jelui nou wat moet hebben, haast je dan,* spreekt de korporaal, «want dadelijk wordt «gekleed er voor ofer onder« geblazen* (soldatenterm voor avondappèl). «Zeg slaap,zegt de dure tot zijn buurman Wim, met zijn schorre stem, «ik ben hier meer geweest, geef maar op, als je behoefte hebt, ik zal je wel helpen.* Wimpje heeft honger en dorst en verkiest brood, kaas of worst en melk. Onbekend als hij op dit terrein is, geeft hij zijn slaap drie kwartjes en deze ijlt weg. Wim wacht, doch de buurman verschijnt niet. Hij besluit de cantine op te zoeken en begeeft zich op den corridor. Uit de eerste kamer welker deur hij opent, klinkt het: «stommerik, wat moet jij?* uit de tweede: «zeg reis, wil je wel eens gauw Wim is radeloos. Hij spreekt een paar man aan, «loop rond,* is 't beleefde ant woord tot den nieuweling. Radeloos loopt hij geloof dien oom ook verzekerd te hebben. Of zou 'k me vergissen? Hoe ziet die oom er uit?* «Niet groot en ook niet jong meer, maar heel fatsoenlijk.* «Wacht eens, dat kunnen we dadelijk na zien, ik heb mijn album bij mij. Wij hebben n.l. de portretten van al de personen, die zich bij ons verzekerd hebben.* «Wat u zegt!* «Ja, ja, dat is ook dringend noodig. Wan neer een klant sterft, moeten wij toch precies weten of 't de verzekerde is, anders konden de grootste bedriegerijen plaats hebben. «Natuurlijk,* zei de vrouw, tevreden dit ook in te zien. De agent (maarvan policie) kreeg thans een lang smal boek uit zijn borstzak, dat meer dan honderd kleine portretten, alle bustes, be vatte. Iedere agent bezit een copie van een deel der album, en wel naar gelang het ressort, waar hij werkzaam is, dat der inbrekers, zak kenrollers, kwartjesvinders enz. De heer door bladerde laDgzaain het boek en liet de vrouw nazien. Plotseling riep zij; «Daar is de oom trap af, trap op. Hoor, daar wordt geblazen Dat is zeker het sein van slapen gaan. Hij gaat naar boven en vindt gelukkig zijn eigen kamer. De sergeant, die de ronde doet, kijkt hem met een paar doordringende blikken aan en zegt: «jij bent ook een rare, geloof ik, ga maar gauw naar je kooi!* Wimpje zoekt zijn kribbe op daar ligt waarachtig zijn «slaap* reeds te snorken. «Heb je wat voor me?« vraagt hij, hem aan- stootende. De rempla9ant, veinzende uit den slaap te ontwaken, schrikt op en betuigt zijn leedwezen over Wims ongeduld. Natuurlijk kon bij het proviand niet aan den sergeant van de wacht laten zien en heeft het daarom zelf in de haast naar binnen moeten slaan. «Enne wat heb je terug?* «Terug? Ben je nau gek! ik heb toch een propje voor mijn moeite moeten nemen!* Wim begrijpt wel hoe de vork in den steel zit, doch is zoo verstandig zich stil neer te leggen en in de armen van den slaap vergetel heid te zoeken. Een oogenblik later wordt «ophouden met vurengeblazen, de gaspit wordt uitgedraaid en alles is in 't duister gehuld. Wimpje draait zich om en is terstond «weg.* 'tls doodstil in de kamer. Doch 't blijft niet lang zoo. Hier en daar hoort men geschuifel. De oude sol daten, meerendeels vrijwilligers, staan op en houden beraad. Ook de «slaap* Tan Wim staat stillekens op en begeeft zich naar 't eind der zaal. Fluisterend klinkt het daar: «nu jongens, ieder zijn man!* en ze begeven zich uit elkaar, op de teenen naar de kribben der jongst aan- gekomenen, die als onschuldige kinderen in slaap gevallen zijn en droomen van huis of van 't meisje, 't Is weder stil. Daar klinkt een sein één, twee, drie! en plotseling wordt allen nieuwelingen het bed van onder 't lijf getrokken en liggen ze te spartelen op de touwen onder hun krib gespannen. Wimpje was juist op een bal met buurmans Griet en danste er duchtig op los; daar stortte de vloer in en verdween alles in de diepte. Wim wreef zich de oogen uit en krabbelde overeind, braaf uitgelachen door zijn a.s. kameraden. Zoo goed 't ging, maakte hij zijn leger wederom in orde en vleide zich nogmaals neder. Doch de slaap was ver dwenen en onrustig woelde hij op zijn stroozak heen en weer. Wat hem den verderen nacht uit den slaap hield, hij wist het niet, hij ver moedde dat het de einden van 't stroo waren, die door den zak heen, hem staken, dat hjj sluimerend van pijn opsprong. 'tWas echter geen stroo, 't waren de onverdelgbare inter nationale nachtwandelaars, die hem beletten in slaap te vallen, bruinrokken, die hij nooit ge zien had, doch van welke hij den volgenden dag een exemplaar in een brief overzond aan zijn ouders, die nu wezenlijk reden hadden in tranen uit te barsten over het ongeluk, waarin hun oudste op 1 Mei vervallen was. en zeide bedaard: «Juist, dien heb ik ook verzekerd Ge ziet dat ik het wèl had Na nog eenige onbeduidende woorden nam hij afscheid, onder 't heengaan haar toevoe gende: «ik verzoek u vriendelijk, niet te zeggen aan uw buren, dat ik u over hen gesproken heb. De meesten hebben dat liever niet, en ik zou niet gaarne willen dat uw buurman zich uit de verzekering terug trok, ik moet er van leven «Neen, wees gerust,* antwoordde de vrouw en ze hield wezenlijk haar woord en haar mond. De beambte ijlde naar de Melkmarkt en deelde zijn ontdekking mede. Het begin van 't einde was gevonden, men was de inbrekers op het spoor. De heele bende «Geldkast,* «Burggraaf* »Advokaat,« «Boterbloem* en «Zondagsruiter* viel de policie in handen. Nog twee goudstaven werden gevonden, die echter slechts een derde deel van 't gestolene bevatten. De edelgesteenten had de heler, die tevens ook gesnapt werd, weten kwijt te raken en deze kwamen nooit weder te voorschijn. II en Alteiia e Langstraat en <le Bominelerwaaii Franco per post zonder De eerste dag in dienst van 'f Vaderland. onver A/1 amI 1 T"y-v4- LA /\u

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1