FEUILLETON.
Geen Vertrouwen.
M 604.
WOENSDAG 17 AUGUSTUS.
18S7.
voos
Uitgever: L. J. TEEEMAH, Heusden.
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken
en Donderdagavond 8 uur.
tot
Maand ag-
(S 1 o t.)
Daar klonk eindelijk de stem van den lang
getergden vorst. Op 26 Mei zond hij een ver
klaring de wereld in, die aan kracht van
woorden niets te wenschen overliet. Reeds voor
lang had hij het recht gehad op te komen tegen
de woelingen van hen, die hun invloed mis
bruikten, hij had gezwegen, maar achtte thans
den tijd gekomen om allen, die den gevestig-
den regeeringsvorm beminden, op te roepen tot
medewerking. Vóór alles moest zijn geknotte
macht hersteld worden.
De uitwerking van dit stuk was geheel tegen
gesteld aan 't geen de prins cr van verwachtte.
Noemde men hem vroeger een monster, thans
heette hij een samenspanner, een burgerbeul en
de staten van Gelderland noemde men zijn
bloedraad, met den prins een vloekgespan uit
makende, dat den naam van menschen niet
meer verdiende.
Hij werd met geen antwoord verwaardigd
en had de middelen niet zich gehoor te ver
schaffen, trouwens daartoe was hij de man niet,
al had hij die ruimschoots bezeten. De Staten
van Holland benoemden bij wijze van antwoord
een commissie van verdediging, om op hunne
hoede te zijn.
Wanneer de prins in die dagen zooveel moed
in 't hart bezeten had als zijne gemalin, was
misschien alles anders geloopen. Doch de prins
was te besluiteloos om 't ijzer te smeden toen
't heet was.
Tóen nam zij het roer in handen. Zij, Fre-
derika Sophia Wilhelmina, een dochter van den
broeder van den koning van Pruisen was een
flinke vrouw, die voortdurend overhoop lag met
den dikken hertog, steeds door haar gemaal
buiten de zaken gehouden werd, doch niettemin
ijverig daarin deelnemende. Zij vormde het plan
geheel alleen naar den Haag te gaan, ten
einde de prinselijke partij moed te doen vatten.
In stilte hoopte ze echter aangehouden te worden
om daardoor een grondige reden te vinden tot
liet vragen van hulp in Pruisen.
Haar stille hoop werd vervuld. De mare
van hare komst was haar reeds voorgegaan en
toen ze dicht bij Gouda aan de Goejan-
verwellesluis verscheen, werd ze op last van De
Lange van Wijngaarden, schepen van Gouda
en bevelhebber van de sluispost aangehouden
en verzocht niet verder door te reizen. Ze
mocht zelve kiezen waar zeden nacht verlangde
door te brengen. Daarop koos zij Gouda. Doch
de heeren geweldenaren vreesden zeer voor een
opstand onder 't volk indien ze haar daar
brachten. Met de opmerking dat men haar dan
niet had moeten laten kiezen, noemde ze Leer
dam, een heerlijkheid van den prins. Daar
heen ging nu de reis. Te Schoonhoven gearri
veerd, was de prinses echter te vermoeid om
nog verder te reizenzij bleef daar een paar
dagen, wachtende op antwoord op haar schrif
telijk beklag, naar den Haag verzonden. Dit
antwoord behelsde niets dan dat de Staten voor
alsnog geen besluit konden nemen, en dit be
komen hebbende, reisde ze over Leerdam naar
Nijmegen, haar toenmalige residentie. Later
keurden de Staten den genomen maatregel goed.
Deze gebeurtenis was voorgevallen op 't laatst
van Juni 1787.
De volgende maand en Augustus werden be-
O
steed aan onderhandelingen tusschen de Staten
en Pruisens Koning, die satisfactie eischte voor
de beleediging, zijne zuster aangedaan.
Intusschen steeg in het land de verwarring
ten top, de patriotten snoefden op hunne kracht
en hunnen moed, gerugsteund door Frankrijks
belofte van onderstand, hunne vliegende leger
tjes gaven overal den toon aan en zelis de
Staten konden niet vrijelijk hun plicht doen.
Doch satisfactie werd niet gegeven. Inder
haast werden enkele plaatsen in 't oosten des
lands versterkt, altijd nog in de hooji van
een Fransch leger tot hulp te zullen krijgen.
Dit bleef echter uit en de Pruisen vielen
den 13den September met 20000 man in 'tland.
Het leger marcheerde tot Utrecht, waar de
Staten het bevel over de bezetting opgedragen
hadden aan den graaf Van Salm. Deze trok
echter reeds af voor de Pruisen verschenen
en liet de met 200 vuurmonden versterkte en
van proviand goed voorziene stad ten buit
aan den vijand. De prins vestigde zich daar
reeds eeu dag later, op welken dag ook Gorkum
zich overgaf.
Alom begon nu de omkeering haar beslag te
krijgen. De patriotten, verslagen door Frankrijks
weigering, kropen in hun schulp of verlieten
het land en de prinsgezinden kraaiden victorie.
De Staten van Holland trokken alle besluiten
in die tegen den prins gekant waren, en op
20 Sept. werd deze met luid gejubel binnen zijn
oude residentie welkom geheeten.
Ziedaar nu,« zeide hij tot een der heeren
van zijn gevolg, »zie daar nu de volksstem
Nu nam de bovendrijvende partij bloedige
revanche, zoodat 't volstrekt niet vreemd is
honderden patriotten over de grenzen te zien
ijlen. Men steekt gewoonlijk den draak met
die vlucht en stelt de anti-stadhoudersgeziuden
voor als lafaards, die beefden voor de Pruisen,
't Kan zijn dat er vele schreeuwers onder scholen,
men vindt die in dagen van strijd steeds onder
hen die de macht in handen hebben. Doch men
vergete niet dat de wraak hen op de hielen
zat. Verbanning en verbeurdverklaring was aan
de orde van den dag. De vonnissen waren zóó
vernederend voor de patriotten dat zij later alle
schrifturen ten gerechte, daarop betrekking heb
bende, verbrand hebben. Toch bestaat er een
afschrift van, te Utrecht in bezit van Jhr. Mr.
Martens. »De onderaardscbe gewelven in het
daardoor geschandvlekte Wezel weergalmden
van het gekerm onzer onschuldige landgenooten,
die door honger en kommer afgemat den dood
te gemoet gilden,zeide later een predikant.
Dus zat de prins weer op het kussen. Met
eenigen takt had hij nu den storm kunnen be
zweren, nu deze zich schijnbaar gelegd had;
indien hij grootmoedig geweest ware in 't ver
geven, had hij vele tegenstanders kunnen
tevreden stellen. En indien hij wijs geweest
ware, zou hij de hand geslagen hebben aan
't verrotte staatsgebouw en een eind gemaakt
aan de regeering der aristocraten. Daar hij echter
noch wijs noch grootmoedig was en evenmin
takt bezat, deed hij noch 't een noch 't ander.
»Zijn nauwgezette vrees van kwalijk te doen,
heeft hem gedurig weerhouden van goed te
doen«, zegt een Engelsch schrijver.
Willem V begreep zijn tijd niet, begreep niet
dat er geheel andere oorzaken van oppositie
tegen de regeering waren dan haat tegen zijn
persoon, dat het stelsel van regeering versleten
was en dringend herziening behoefde. In dit
opzicht was hij even kortzichtig en naïef als
zijn tijdgenoot Lodewijk XVI, met wien hij nog
meer trekken van overeenkomst heeft.
Beiden waren ze als versteend in de oude
begrippen, terwijl de wereld om hen verjongde,
terwijl alles werkte en woelde en zich voort
spoedde en in zijn ontembaren loop èn Lodewijk
èn Willem van hunne zetels rukte, den eenen
op 't schavot plaatste, den anderen op een
vreemde kust wierp.
Buitenland.
BULGARIJE.
Te Sofia was men zeer verheugd over de komst
van Prins Ferdinand. De burgemeester toonde
aan ieder belangstellende den prachtigen zilveren
schotel die den Prins met het brood en het
zout zou worden aangeboden. Verschillende
steden hebben zich op de hoogte gesteld van
het reisplan des Prinsen, ten einde toebereidselen
voor eene feestelijke ontvangst te kunnen maken.
o
Groote toebereidselen waren Zaterdag te Ruscht-
schuk gemaakt voor de ont vangst van den Prins
van Coburg. Alle inwoners waren naar de rivier
gesneld om het schip, waarmede de Prins kwam,
te begroeten. Het garnizoen was op het plein op
gesteld met een aantal vaandels. De Prins werd
met hoerah's en kreten: »Leve Bulgarije»Leve
Ferdinandontvangen. Nadat de burgerlijke
autoriteiten den Prins waren voorgesteld, heette
de geestelijkheid hem welkom. De Prins hield een
wapenschouwing over het eere-bataillon en ging
daarop weer aan boord van het schip. Delegaties
defileerden in het salon daarvan. De Prins betuigde
zijn erkentelijkheid er voor, dat hij kon rekenen
op aller toewijding voor het geluk van Bulgarije.
De gemeenteraad bood den Prins in het hotel »Is-
nahon« een feestmaal aan de Prins beantwoordde
de toosten op liem uitgebracht in het Bulgaarsch.
De stad was geïllumineerd. De Prins vertrok Zon
dag naar Sistova en kwam te 5 uren te Tirnova
aan. Gisteren (Maandag) is de Prins voorgesteld
aan de Vergadering. De Regenten en Ministers
zullen hun ontslasr nemen. Het nieuwe Kabinet
G O L O R A I M U N D.
(3
Zijne beschouwingen werden door Schletten-
dorf afgebroken, die gekomen was om hem op
te zoeken.
»Zijt ge daar,« riep hij hem toe, »ik bid u
me mijn verzuim niet ten kwade te duiden, maar
de schrik en verwarring waren zoo groot, dat
ik eiken plicht tegenover u vergat.
»Het verheugt me, dat gij me dat zegt,ant
woordde Kielsky, »het is me het zekerste bewijs,
dat mevrouw de gravin weder bijgekomen is
want ge hebt me steeds met zulk een groote
vereering van haar gesproken, dat ik wel be
grijp, dat ge aan geen beleefdheidsvormen zoudt
kunnen denken, vóór uw zorg gestild is.«
Schlettendorf bracht zijn gast in huis, opdat
hij in de stille, koele kamer zich eenige oogen-
blikken verkwikken kon, vóór men aan tafel
ging. Onder het vriendelijk vertrek lag Marie's
kamer. Ook hier speelde heldere zonneschijn
langs de wanden en verlichtte in wondervolle
schoonheid de zachte, reine trekken van een
heerlijk madonnabeeld, dat vriendelijk en als
vergevend op de boetelinge blikte, die weenend
en met gebogen hoofd op haar knieën lag.
»0 mijn Heer en mijn God, vergeef, vergeef,
fluisterde de arme vrouw, »neem mijn bloedend
hart tot offer dat ik U duizendmaal heb ge
bracht in berouw en tranen, maar bescherm Gij
den vrede van dit huis en de eer van mijn man.
Maak Gij het hart van mijn vijand week, opdat
hij mij laat liggen aan den rand van den af
grond, waarheen zijn voet me gestooten heeft,
en mij niet nederstort, opdat ik het geluk van
van haar hart, vol hartstochtelijke innigheid
was opgestegen, had haar gesterkt. Langzamer
hand bedaarde de storm, die ontwaakt was door
Kielky's onverwacht verschijnen en door de her
innering aan hare jeugd en vroeger lijden. Zij
overzag hare positie rustiger en overdacht, wat
ze doen moest om den schijn te redden. Den
schijn Maria lachte bitter; zoo sleept de eene
zonde de andere na en de leugen is de eerste die
haar volgt.
Het maal was geëindigd; na de koffie had
men door het park gewandeld en de graaf noo-
digde uit naar huis te keeren. »Mijn vrouw
zal ons wachten,zeide hij, »zij heeft me ver
zekerd aan de thee te komen en nu zal ze wen
schen den gast te zien, die door onze verhalen
en berichten geen vreemdeling meer voor haar
is, hoewel zij door eene kleine nalatigheid van
Paula tot nu toe zijn naam niet heeft geweten.
Toen men den kleinen bloementuin betrad,
zat de gravin, op hen wachtend, reeds op het
terras. Zij stond op, ging den vreemde met
bedaarde bevalligheid eenige stappen te gemoet,
en haar oogleden trilden niet, toen de graaf de
voorstelling, die des middags was afgebroken,
herhaalde. Zij werd nog slechts een weinig
bleeker, toen zij hem welkom heette en zijne
oogen diep in de hare bliktenals wilden ze
lezen op den grond van deze arme, gepijnigde
ziel. Maria was nog altijd eene schoone vrouw;
en hoe groot ook het lijden mocht geweest zijn,
dat in de dagen harer jeugd door haar hart
gegaan was en dat nog altijd natrilde, het had
geen sporen gelaten in deze zachte reine trek
ken, geen voren getrokken in dat heldere voor
hoofd, dat door het gouden haar welig omgolfd
werd. Paula's vroolijkheid, hare geestige inval
len bezielden het kleine gezelschap, en nog eer
de avond voorbij was, wist de gravin, dat Kielsky
ernstig naar Paula's gunst streefde, en dat zij
Maria beefde daarvoor terug; dat kon, dat
mocht niet geschieden. Paula met haar argloos,
onschuldig hart, mocht de vrouw niet worden
van dezen man, die haar zelve verraden, ver
acht en verlaten had, nadat zij in geloovig ver
trouwen hem een hart had geschonken zoo kin
derlijk rein, even vol moed en hoop, als thans
Paula bezat. Maar hoe kon zij hier verstorend
optreden, zonder eene bekentenis van haar eigen
vroeger leven af te leggen, eene bekentenis, die
haar gade doodelijk kwetsen en zijn naam be
vlekken zou, zijn naam, die ook haar tot nu toe
beschermde en vereerde.
Maria peinsde en peinsdeach, ze kon in
dezen doolhof geen uitweg vinden. Zij dacht
er aan zich aan Paula te ontdekken en haar
te waarschuwen den graaf te ontwijken. Maar
haar adem stokte en haar hart stond stil, als
ze dat zich voorstelde.
Zy beminde Paula teeder en met opofferende
liefde als eene ware moeder, en het jonge meisje
had met liefde en eerbied tot haar opgezien.
Kon, mocht zij de reine pliantasie van haar kind
bevlekken met beelden vol hartstocht en zwakte,
vol verraad en schande? Neen, neen, zij kon
haar, die nog zoo jong was, heur geloof aan
het goede en ware niet ontnemen, haar niet
vervullen met argwaan en wantrouwen ook
tegen menschen, die Paula's vereering nog waard
waren. Zij kon het kind niet bepraten tot een
leugen tot den vader, waardoor hare schande
bedekt zou blijven.
Kielsky's gloeiende blik hing met stomme
welsprekendheid aan Mariebegreep hij den
strijd, of waren er nog spranken over van zijn
vroegeren hartstocht? Want voor hem was Marie
schooner dan vroeger. De bloeiende vrouw, die
op het hoogste van hare schoonheid stoDd, ge
rijpt door smart en strijd; de zwakke geest, die
op de puinhoopen van zijn geluk op nieuw
bloemen kon doen ontluiken om het eenzaam
leven daarmee te tooien; die nood, verlatenheid,
ellende en rouw, in de herinnering aan zooveel
vreden lach. Zulk een vrouw was voor hem
meer te begeeren dan een argloos, bloeiend kind,
dat hij lang geleden eens vluchtig had bemind.
Morgen komt Alexander,zei Marie tot haar
man, er is een brief van hem gekomen, die zijn
komst meldtik vergat het u mee te deelen
maar vreugde komt nooit te laat.«
»Dat is uitmuntend,riep de graaf, »een
aangenamere vermeerdering van ons gezelschap
hadden wij niet kunnen wenschen; ik houd zoo
veel van den jongen. Alexander Schlettendorf,
zei hij ophelderend tot Kielsky, »is mijn neef,
de eenige zoon van eene geliefde zuster, die een
Baron van Schlettendorf uit een jongeren tak
van ons huis gehuwd heeft. Nu de hemel mij
een zoon heeft onthouden, bemin ik Alexander
als mijn eigen zoon. Hij is een verstandige
kop, een trouw hart, van top tot teen een edel
man; zijn gezelschap zal u gewis zeer aange
naam zijn. Nu, wat zegt gij er van, Paula,
gij zijt zoo stil geworden?* zij hij lachend.
»U houdt zoo'n uitvoerige lofrede over hem,
dat er voor mij niets overblijft,* zei het schoone
meisje, en ze trok de kleine onderlip trotsch op.
Wij zullen door zijn gezelschap niet gestoord
worden, maar er ook niets bij winnen; ik voor
mij was ten minste volkomen tevreden,voegde
zij met een weinig koketterij er bij.
»Maar Kielsky misschien niet,« zei de graaf
ironisch, en dezen het antwoord afsnijdend ging
hij voort»Ik zou toch graag eens willen we
ten waardoor die plotselinge vervreemding,
men zou het haast afkeer kunnen noemen, van
Alexander ontstaan is. Als kind hingt ge ge
stadig aan zijn hals, waart voor niemand zoo
gewillig, zoo gehoorzaam als voor hem, zoodat
zelfs ik hem te hulp moest roepen tegen mijn
klein stijfkopje, en nu ge volwassen zijt en ge
heel in staat dat heerlijke gemoed te schatten,
nu is hij u vreemd.*
»Ik ben niet meer eigenzinnig, papa,« lachte
het jonge meisje, daardoor kan ik hem misschien
beter missen»maar geloof me,« en ze werd
uaiigstraat cii de
OP NIEUW UIT HET DUITSCH
VAN