Intieme Brief.
FEUILLETON.
M 606.
Geen Vertro
WOENSDAG 24 AUGUSTUS.
1S8T.
Uitgever: L. J, YEEEMAH, Heusden.
yooii
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00.
verhooging.
tot
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken
Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Uit de stad terug gekeerd heb ik eerst een
paar dagen genomen om op adem te komen en
mijn zinnen bij elkaar te zoeken. Jongen Gerrit,
dat is me een leven in zoo'n huizenzee, waar
over de zon wel op tijd op en ondergaat, maar
waar tocli nooit de nachtelijke rust daalt. Wat
een drukte en een herrie en dan die drommel-
sche straatsteenenMijn voeten zijn nog niet
in orde en in mijn ooren dreunt en ratelt en
stampt het nog al doorToch zal ik probeeren
aan uw verzoek te voldoen.
Wat stond ik van uw brief te kijken! Gij
zoudt het land, het heerlijke platteland den rug
willen toekeeron om in de stad een broodwinning
te zoeken? 't Is waar, de landbouw worstelt niet
zware zorgen en dat is van grooten invloed op
al onze bedrijven, maar jongenlief, het wil toch
wat zeggen voor een buitenman het vrije leven
in een eigen woning met een tuintje op te geven
voor een derde of vierde verJieping, waar nooit
versche lucht kan binnendringen.
En of gij daar den kost zoudt ophalen Ik
twijfel er niet aan, daar ik weet dat ge van
aanpakken houdt en van vele markten thuis
zijfc. Och, het is, dunkt mij, zoo moeilijk niet,
in de stad brood te verdienen, als men maar
in 't oog houdt, dat d i t hoofdzaak en uitgaan
en pretjes naloopen, bijzaak is. Velen keeren
'toni, raken al dadelijk de kluts kwijt en ver
vallen tot armoe. Maar daarvoor ben ik voor
u niet bang. 't Mooiste is, dat men volstrekt
geen verstand van zaken behoeft te hebben om
er toch in te handelen. Gij b.v. die in zaai-
koren handelt, hebt eerst wel degelijk kennis van
zaaigoed moeten opdoen en mijn handen zouden
mooi verkeerd staan, indien ik niet een flinken
leertijd achter den rug had. In de stad gaat
dat echter zoo gemakkelijk, als iemand maar
denken kan. Ik zal u eens vertellen hoe daar
zaken gedaan worden, zoo maar, zonder eenige
kennis.
Den dag na mijn aankomst gingen we naar
neef Dirk zooals ge weet, heb ik nog al wat
familie in stadhij woont heel netjes, een
gracht voor zijn deur, die 't hcele jaar stinkt
en een er naast, die 't alleen 's zomers doet,
maar 't huis is, als men de twee stikdonkere
trappen niet meerekent, heel geriefelijk en netjes.
Neef is op een effectenkantoor en wandelt in
cijfers. Nochtans is hij een aardige kerel, die
goed meedoen kan. *Rook je niet,« zei hij.
»Nog niet« antwoordde ik. Wouw, krijg even
mijn monsterkist uit de zijkamer.En daar haalt
zijn vrouw me een prachtig kistje, in tal van
hokjes verdeeld, die elk eenige sigaren bevatten
van verschillende merken. De prijzen stonden
er bij vermeld, wat mij, als gast, vreemd voor
kwam. »Ziedaar,« zei bij, »zoek maar uit, hier
deze is een goed sigaartje van tien centen.
»Maar neef,« riep ik, »een sigaar van een dub
beltje, zit het er zoo aan?« En toen vertelde
hij oprecht, dat 't er juist slecht aan zat, doch
dat hij als koopman in sigaren, mij zonder
kosten een flink merk kon presenteeren.
»Dus u handelt in sigaren! En heb je daar
verstand van?«
»Geen zier, neef« antwoordt hij, »want zelf
rook ik nooit, doch dat is ook niet noodig, ik
heb mijn sigaren van een goede fabriek, die me
niet zal bedotten en slijt onder mijn vrienden
op 't kantoor, op de beurs enz. elk jaar een niet
onaardig getal kistjes. Ziet u, dat gaat stiekem
en in goed vertrouwen. Mag ik u voor een
kist o pschrij ven
Ik kon daar niet buiten en bestelde een kist
van de zes, duurder rook ik ze nooit. Neef Dirk
wandelde mee op en bracht me haar een tante,
die weduwe is en met haar twee dochters
stil leeft.
Na informatiën over en weer we hadden
elkaar in geen jaren gezien werd ik onthaald
op een kopje thee. Tante vroeg, hoe ik de thee
vond. Ik prees ze, want ze was goed. Toen
fluisterde ze hare dochter wat in en zette deze
in een anderen trekpot ook thee. Ik zette groote
oogen op. »Nu moet u deze eens proevenzei
tante en ik proefde, ze was ook goed. »Mijn
dochters doen in thee en koffie,helderde ze
me op, »maar heel in 't geheim, onder vriendin
nen en kennissen, 't Leven is hier zoo duur,
dat we er wel wat bij doen moeten. Wanneer
u die thee bevalt, mag ik dan op de klandisie
hopen, we zullen de vracht van een postpakket
samen verdeelt n?«
Ik beloofde met moeder de vrouw er over te
zullen spreken en kreeg toen vier zakjes mede,
elk gevuld met twee lepeltjes van verschillende
soorten.
Terwijl ik daar zat kwam er visite. Een neef
van tante, doch geen familie van mij. Deze heer
was telegrafist en in zijn vrije uren muziek
onderwijzer. Hij had een les in de buurt en
wipte even aan. Terwijl we over koetjes en
kalfjes praatten, zat hij gedurig met een horloge
in de handen zonder er naar te zien. 't Was
hem blijkbaar te doen om het mij te laten zien,
zoodat hij in zijn schik was, toen ik vroeg hoe
laat het was. Toen kwam het uit, dat 't geen
ik voor een zakuurwerk had aangezien, niets
anders was dan een stempel met naam en adres.
In dezen tijd, meende die mijnheer, was een naam
stempel een noodzakelijke behoefte en hij was in
de gelegenheid zijn vrienden en kennissen daarvan
voor een prikje te voorzien. Hij deed het meer ter
wille van hen, dan te zijnen voordeele, daar hij
die dingen eigenlijk onder de markt verkocht,
omdat hij geen patent behoefde te betalen en
den handel als een bijzaak dreef. Enfin, hij praatte
zoo mooi, dat ik er een bestelde. Den volgenden
dag merkte ik, dat de prijs het dubbele was van
den winkelprijs, maar ik had van die dingen geen
verstand en de kerel had zoo'n verduivelde radde
tong, dat ik er niet buiten kon.
Aldus Gerrit doet men in de stad zaken. Gij,
die ook, als 't op redeneeren aankomt, voor geen
kleintje vervaard zijt, zoudt hier dunkt me, niet
een, maar wel een half dozijn broodwinningen
vinden kunnen. Ge neemt als hoofdzaak zaad,
vooral bloeuienzaad, de stadmenschen zaaien
gaarne, al komt het nooit op, en verder handelt
ge al loopendc in eieren, kaas, boter, vruchten,
aardappelen, ham en verder in alles, wat ge van uw
dorp tot de laagste prijzen kunt laten aanvoeren.
Geloof me, daar is geld mede te verdienen, zelfs
al legt men het minder hard aan dan die
stempel man.
Ik ben vier dagen in stad geweest en heb de
menschen bewonderd om de gladheid, waarmee
ze iemand iets kunnen aansmeren. Mijn zwager,
bij wien ik logeerde, wist er nog een heele boel
meer van. Hij vertelde mij dat er kantoorheertjes
loopen, die ter sluiks handel drijven in cognac,
dat tal van schijnbaar welgestelde personen de
deuren plat loopen om de lui een fatsoenlijke
begrafenis te bezorgen en een kapitaaltje voor
de weduwen te doen nalaten en dat men van
de tien personen in de stad gerust stellen kan,
dat er vijf ondershandschen handel voeren. Ja,
hij verhaalde me, dat hij eens op een nacht
handel gedreven had met de juffrouw, die zijn
jongste kind ter wereld geholpen had. Toen
alles afgeloopen was, gebruikte de juffrouw een
beschuitje met boter en na een hapje genomen
te hebben, vroeg ze van wien hij zijn boter had.
Hij noemde een winkelier in de buurt. De juffrouw
verklaarde dien knoeier te kennen, ofschoon ze
waarschijnlijk voor 't eerst in haar leven zijn
naam hoorde noemen. Zij kwam er spoedig mee
voor den dag, dat zij zelf handel in boter dreef,
echte, onvervalschte natuurboter, en dat ze dus,
daar ze nooit andere gebruikte, terstond proefde
wanneer men haar ontuig als dit voorzette. Dat
zelfde ontuig aten wij dag in dag uit op onze
boterhammen. Doch wat zal ik u zeggen? In
zoo'n stonde is men, wanneer alles goed afgeloopen
is, uiterst meegaande, en daarom, toen ik hoorde,
dat ze heel veel boter sleet in de huisgezinnen,
waar ze van tijd tot tijd geroepen werd en waar
men daarna nooit andere verlangde dan van
haar, bestelde ik een tonnetje. Ik heb nooit in
mijn leven ellendiger bocht gehad dan die boter.
Gelukkig behoef ik ze niet meer te laten roepen
en ben dus buiten de verleiding om haar nog
maals de klandisie te gunnen.
Ziedaar, beste neef, iets van mijne ervaring
uit de stad. Bedenk u wel, voor ge er heen
trekt, maar zoo ge het doet, hoop ik dat deze
G O L O KAIMUND.
(5
»Marie,« zei hij zacht en hartstochtelijk en
hij reikte haar de hand, waarin zij twijfelend
en met zichtbaar tegenstreven de hare legde,
»zoo vindt ik u dan weer, zoo schoon, zoo
geëerd, in gelukkige huiselijke omstandigheden;
ik gun u dat van harte.
Werkelijkzei ze met bitterheid, »dat is wel
goed van u, heer graaf, dat gij mij het geluk
gunt, dat ik zeker onverdiend gevonden heb.
»Nog altijd boos!« zei de Pool, »mijn God,
hoe kunt gij zoo lang, zoo aanhoudend haten
en dat om eene jeugdige dwaasheid. Bedenkt
ge dan niet dat ons banden binden, die sterker
zijn dan wrok en dwaasheid
»Hebt gij daaraan ooit gedacht,zei Marie.
»Tot heden deedt gij het nooit en daardoor is
de band verscheurd en het verledene begraven,
het verledene, dat ontzettend is in zijn smart
en waaraan ik met dagelijksche boete denk,
opdat ik me herinnere, dat mijn geluk onver
diend is. Maar aan hetgeen mij uit dien tijd
is overgebleven, aan mijn kommer, aan mijn
geluk, mijn treurig geluk, hebt gij geen recht;
het behoort mij door duizend tranen, door tranen,
die door geen hand der liefde en door geen vrien
delijk woord zijn gedroogd. Daarom, mijnheer
de graaf, ik bid het u, raak noch het verledene,
noch het tegenwoordige aan, en laat mij den
trots, dat ik verre van u en uwer vreemd ben.«
Vrouw, vrouw, hoe schoon zijt gij in uw
toorn,riep hij vurig en wilde haar omhelzen;
hebt me zwak gezien, maar ik ben geen ver
worpene; ik ben ten minste een trouwe vrouw.
Ik heb mijn man lief, lief met al de kracht
mijner ziel, niettegenstaande mijne diepe verne
ring, en ik word door hem bemind omdat
hij mij voor rein houdt,voegde ze met eene
dalende stem er bij; als ge hem mijn schuld
ontdekt zal hij me verstooten en dan kunt ge
me beleedigen. Maar zoolang ik zijn naain
draag, zoolang vorder ik de achting, die gij,
wel niet aan Marie, maar aan de echtgenoot
van graaf Schlettendorf verschuldigd zij fc.
»Ge windt u onnoodig op, mijn waarde,zei
Kielsky koel. Meent ge in ernst, dat een be
schaafd man om niets of om zulk eene kleinig
heid als een geweigerde kus eene indiskretie zou
begaan Zeker niet, dat zou onverstandig, niet
galant zijn en zou den goeden naam onnoodig
bederven. Eene indiskretie kan slechts in een
zeer bijzonder geval geboden en verontschuldigd
worden. Hoor me rustig aan. Zoo als ik zei,
verheug ik me hartelijk over uw onverwacht
gelukik vindt het -zelfs zoo benijdenswaard,
dat ge het me niet kwalijk moet nemen, als
ik grooten lust gevoel eveneens een veilige ha
ven binnen te loopen, en ik denk in vollen
ernst er aau uw schoonzoon te worden. Daar
toe heb ik, zooals ik me vlei, uw hulp niet
noodig, maar wel uwe onzijdigheid, en een oor
logsverklaring van uwe zijde, ik maak er u
opmerkzaam op, kon me zeker in het bijzon
der geval brengen, waarin eene indiskretie nood
zakelijk wordt. En daartoe zult ge me niet
dwingen. Gij weet niet hoe zwaar het valt
ongalant en ondankbaar tegen eene schoone
vrouw te moeten zijn.«
Marie was bleek geworden. Zijt ge zeker
van Paula's liefde vroeg ze hem.
»Ik meen het te kunnen zijn, eu zoo, ge
nadige graviu,« voegde hij er spottend bij, »zult
ge aanspraak kunnen maken op een achting en
een eerbied, die zonder twijfel groot genoeg
mannen, niet zoo licht onzen eerbied weigeren.
Marie wilde antwoorden, toen de deur open
gedaan werd; Paula stak het hoofdje naar binnen.
»Wilt ge me in het park geleiden, graaf
Kielsky? Het is buiten zoo schoon,zei ze, »ik
kan niet in huis blijven. De blauwe hemel moet
mijn dak zijn, en de vogels moet ik hooren zin
gen en bloemen en gouden zonneschijn moet ik
zien, wil ik vroolijk zijn.«
»Maar kind,« zei de gravin, »als ge zoo veel
en zulk schoon gezelschap hebt, dan hebt gij
eigenlijk graaf Kielsky niet meer noodig; hij
was, zooals ik gezien heb, reeds vroeg buiten
en wil misschien nu liever tehuis blij ven.
Paula zag haar verbaasd, de graaf bestraffend
aan. Marie voelde zelve hoe onvoldoend en zon
derling haar voorwendsel zijn moest, maar zij
wilde in elk geval Kielsky beletten met Paula
alleen te zijn, vóór ze hem had meegedeeld, dat
Paula slechts een matig vermogen bezat, om
daardoor misschien eene verklaring van zijne
zijde te verhinderen. Doch Paula liet zich niet
weerhouden.
Zeker heb ik hem noodig, juist heden,zei
zeKielsky moet bij me zijn om me aan de
werkelijkheid te herinneren als mijn overvloe
dig poëtisch gezelschap me die wil doen verge
ten. Ge moet weten, dat ik eigenlijk zeer ge
neigd ben om te droomenen ik mag niet
droomen; ik moet waken, waken.
»Droom gij maar rustig voort,zei hij, »ik
zal over u waken, dat is een schoone, benijdens
waardige post.« En hij bood haar den arm en
leidde haar weg.
Marie zag uit het raam hen lang na, tot ze
onder de donkere boomgroepen van het park
verdwenen.
Zou ze hen onder eenig voorwendsel nagaan?
Ze was besluiteloos wat te doen. Daar werd de
deur snel geopend; de bediende meldde aan:
Baron Schlettendorfen oogenblikkelijk trad
een groote, schoone iium de kamer biiiaeu. Hij
1 1 *-
te wonen, en daaronder blikten een paar blauwe
oogen u zoo eerlijk en vriendelijk aan, dat men
hem wel vertrouwen moest schenken.
Hij ijlde op Marie toe en drukte haar met
teedere vereering de blanke hand, die zij hem
toestak, aan zijne lippen. Goeden morgen,
dierbare tante,riep de jonge man, »ik hoop
dat ik niet te vroeg kom en u in uwe rust
stoor; Martin, die de poort voor me opende,
heeft me inderhaast gezegd, dat ge gisteren
ongesteld waart.
»Ja, maar dat is weer beter,zeide de gravin,
en noodigde hem met een handbeweging uit
plaats te nemen; »ik ben weder geheel hersteld A
en door uw bezoek wordt mijne beterschap waar- -•'»&
dig gevierd. Mijn man en Paula zijn gisteren 3
eerst teruggekomen.
»Ik weet het, »viel de jonge man in de rede,
»ik bleef van nacht te Heidelberg, en een kennis,
dien ik in het hotel aantrof, vertelde me, dat
's middags mijn oom met Paula en graaf Kielsky
daar door waren gekomen.
»Zoo is het,« bevestigde Marie, »Giistaaf
maakte kennis met hem te Baden en d'e beide
mannen vonden spoedig behagen in elkanders
gezelschap.*
Slechts de mannen?* vroeg Alexander drin
gend. »Men was te Heidelberg van meening,
dat Paula de derde in het verbond was en de
vereering van den graaf met geen ongunstig
oog aanzag.*
»Ik weet niet,« zei de gravin, »ik zie hen
eerst sinds gisteren bijeen en kan 't dus niet
beoordeelen. Voor 't overige is hij, naar mij
toesehijnt, een beminnenswaardig, geestrijk man,
en Paula is, zooals ge weet, vriendelijk jegens elk.*
Jegens mij niet zoo erg,* zei de jonge man
bijna somber.
De gravin scheen dat niet te hooren. »Mijn
man meende, dat Kielky's gezelscha u wel be
vallen zou; hij is met Paula in 't park, en mis-
schien zullen wij Gustaaf daar eok vinden; als
ci! Altena,
Franco per post zonder prijs-
Zij, die zich met 1 September op dit Blad
ivensclien te abonneeren, ontvangen bel van
af nu tot 1 September gratistevens zal het
feuilleton op verlangen gratis gecompleteerd
worden.
Neef Gerrit
OP NIEUW UIT IIET DUITSCII
VAN
lunar vol verontw&nriHg'irig ontweek ze zijn nr-
nierL eu mg hem metjeen blile ran o
O O
■Mi