FEUILLETON. Geen Vertrouwen. ZATERDAG 27 AUGUSTUS. 1887. Uitgever: L. J. YEEEMAH, Heusden. \d 607. 4/ t- VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. verhooging. Franco per post zonder prjjs- Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiëu worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Zijdie zich wet i October op dit Blad wenschen te abonneerenontvangen het van af nu tot i October gratis. Als wij vroeger geschiedenis leerden, dan kregen wij eeu heele massa zaken te hooren, die de kritiek op dit oogenblik grootendeels als onhistorisch verworpen heeft. De Duitsclie ge schied vorscher Niebuhr ging daarin zóóver, dat een spotvogel zeide »De Romeinsche historie Bestaat uit het titelblad en de captorie.* Anti-kritielc bracht verscheidene feiten weer op hunne plaats en het bleek, dat de afbrekers wel wat ver gegaan waren in hunne manie van ontkennen. Eene parodie op die zucht tot afbre ken verscheen eenige jaren na den dood van Napoleon. In die parodie werd bewezen, dat Napoleon (de Eerste) nooit bestaan had, dat hij de mythologische voorstelling was van de zon, dat zijn naam aan de zon ontleend was, dat zijne daden, zijne bloedverwanten, zijn leven en sterven alle zinnebeeldige voorstellingen waren van de zon, van hare krachten, van haren op en ondergang. Velen, zeer velen zelfs, die deze parodie onder de oogen kregen, hadden Napo leon persoonlijk gekend, voor hen was zij dus een grap, maar als, na verloop van vele eeuwen, dat verhaal iemand onder de oogen komt, die zich op het voetspoor van Niebuhr op het ge bied van historische kritiek beweegt, dan gaat hij misschien ook in goeden ernst bewijzen, dat al wat de geschiedenis vermeldt van den grooten beheerscher uit het begin der 19e eeuw, tot het rijk der fabelen behoort en tot staving van zijn gevoelen zal hij bovengenoemde parodie met recht kunnen aanhalen. Wij kennen eene levensbeschrijving van den stichter van het Christendom, eene levensbeschrij ving, die uit de eerste helft van deze eeuw dateert, en waarin op dezelfde wijze gehandeld wordt als met het leven van Napoleon. Ook Jezus wordt vergeleken bij de zon, zijn eeredienst wordt beschouwd als de Egyptische zonnedienst, in een nieuw kleed gehuld, en de vergelijkingen en verklaringen zijn zoo vernuftig gevonden en bijeengevoegd, dat velen de transformatie aan nemen, met het Christendom hebben gebroken en de geheele geschiedenis uit het eerste dertig tal jaren van onze jaartelling voor een groote mystificatie (beetneming) houden, waardoor zij zich niet meer zullen laten vangen. Het is zeer goed mogelijk, of liever zeer waarschijnlijk, dat bij eene geschiedbeschouwing, zoo geheel in strijd met de algemeen als waar aangenomene, de auteurs geheel ter goeder trouw zijn. Getroffen door tegenstrijdigheden in de berichten van lieden, die gelijktijdig geleefd hebben, beginnen zij te twijfelen, hun twijfel leidt hen tot ontkenning en zij zoeken en fantaiseeren eene verklaring der feiten. De oppervlakkige lezer wordt door hen medegesleept en hunne voorstelling, in plaats van hem eene parodie te zijn, zooals de geschie denis van Napoleon, wordt hem een onomstoo- telijlc feit. Twee ooggetuigen van dezelfde gebeurtenis zullen maar zelden in hun verhaal nauwkeurig overeenkomen, de aandacht van den een wordt getrokken door bijkomende omstandigheden, die van een ander door de hoofdzaakliet onver wachte verbijstert sommigen en zij meenen iets te zien, dat werkelijk niet gebeurd is, en zien over het hoofd, wat plaats greepvan daar een verschillend relaas, dat een ander doet twijfelen aan de waarheid. Beiden kunnen hier nog ter goeder trouw zijn, maar iets anders is het, wanneer uit partijzucht de feiten opzettelijk verminkt worden. Vele ge beurtenissen uit onze geschiedenis in de löe eeuw zijn te boek gesteld met een partijdig doel, daar om is er dikwijls zoo'n buitensporig verschil in de verhalen. Het is goed, dat daar de kritiek aan het werk gegaan is, maar zeer moeilijk is het in zulk een geval de waarheid op te sporen, en alleen hij is daartoe in staat, die eene nauw gezette bronnenstudie kun maken. Wanneer wij in onze vroegere schoolboeken de geschiedenis lezen der Engelsche oorlogen en wij lezen ze in een Engelsch schoolboek, dan nemen wij dezelfde partijdigheid waar. Bij ons, in onze boeken, waren alle handelingen der Nederlanders prijzenswaardig en edel, evenzoo oordeelden de Engelschen over de hunne. Het moet gezegd worden, dat dit in onze tegenwoor dige schoolboeken niet meer het geval is, over het algemeen ten minste niet, en dat wij daarin onze buren ver vooruit zijn, want bij hen is het nog in hoofdzaak hetzelfde. Onwetendheid is eene andere reden, waardoor verschillende toestanden en gebeurtenissen onjuist worden overgeleverd of onder de menschen ge bracht. Iemand weet iets half of in het geheel niet en wil toch zijn naam ophouden van overal van op de hoogte te zijn, om niet van het stand punt af te dalen, waarop eigen trots en anderer domheid hem hebben geplaatst. Menigeen schaamt zich te zeggen: »ik weet het niet.« Dan maar liever een gewaagde onderstelling gemaakt, die dikwijls verre bezijden de waarheid is. Wie herinnert zich niet de geschiedenis van den sergeant in Atjeh, die belast was met de uitdeeling van hetgeen het Roode Kruis uit Nederland zond, o. a. van koekjes chocolaad aan hen, die door wonden of ziekten gedwongen rust namen. Hij kende die koekjes niet en had ze nooit gezien. Dit evenwel bekennen, ging niet, dan was zijn heele prestige verloren. Hij deelde de koekjes dus uit voor zeep, een soort wel riekende nieuwerwetsche zeep, die, volgens alge meen gevoelen zijner onderhebbenden, echter niet aan het doel beantwoordde. Een ander noemde een klisteerspuit een optisch werktuig. Verleden week waren wij er getuigen van, hoe iemand, een gestudeerd persoon nog wel, aan een paar weetgierige landbouwers het doel van de werken voor de Keulsche Vaart verklaarde. Hij wist er niets van, maar het ging toch niet aan, dit te bekennen. Hij vertelde dus, dat de Regeering tegenwoordig zooveel last had van werkvolk, dat niets te doen haddie menschen werden ontevreden en daar maakten dan weer de socia listen gebruik van om ze oproerig te maken. Om dit nu te voorkomen, liet de Regeering groote werken aanleggen, die wel geen dadelijk nut hadden, maar die het volk tevreden stelden, omdat het geld verdiende. Die arme Keulsche Vaart, waarover al zooveel gesproken en ge schreven is, waar zelfs een Ministerie voor viel, niets anders dan een werk om maar bezigheid te geven. Maar de hoorders waren geloovig en het prestige was gered. En dat is ook wat waard. Als wij nu aanstonds de verkiezingen krijgen, dan zal er uit partijzucht of onwetendheid weer heel wat gesold worden met feiten en be ginselen, en uitspraken worden gedaan, waarbij die van den sergeant en van den anderen maar kleinigheden zijn. Buitenland. FRANKRIJK. Zekere Joseph Ristelbrucker, een te Parijs wonend Elzasser, die vier jaren geleden van zijn thans 35-jarige vrouw scheidde, nadat hij haar door zijn jalousie en bedreigingen met moord, sedert lang 't leven ondraaglijk had gemaakt, heeft op den publieken weg zijn vrouw, terwijl zij met vrienden wandelde, gedood. Hij bracht haar met een degenstok 13 wonden toe en de dpgen was, toen men haar lijk opnam door de borst gestooten, zoodat de punt in den rug uit kwam. De man had haar achter een boom op gewacht; hij is G9 jaren oud. DUITSCHLAND. Bij een verpleegde in het idiotengesticht te Dalldorf bij Berlijn heeft men waargenomen, dat liet haar, naar gelang van den zielstoestand der kranke, van kleur veranderde. Binnen vijf dagen naui het haar, van goudachtig rood, een geelblonde kleur aan. Volgens onderzoekingen van de doctoren berustte dit verschijnsel op het ophoopen van lucht in de haarbuisjes, die weder onder den invloed staan van de hoofdzenuwen. Dit verklaart ook het plotseling grijs worden bij schrik, angst, verdriet en zorgen. o Te Berlijn tracht men, naar het voorbeeld van Parijs, een »Salon de refusés« op te richten. De schilderstukken, die door de jury niet waardig ge keurd werden om te worden opgenomen, zullen zich aan het vonnis van den »hoogsten reehter« Publiek gelaten onderwerpen. Men zegt dat Hil- debrand's arme teekenmeester, wiens vader zoo beroemd was om »zijn nooit barstend vernis, eene plaats in het bestuur zal bekleeden. G O L O R A I M U N D. (G »Ik ken graaf Kielsky,antwoordde Alexander opstaand, »ik heb verleden jaar kennis, maar zeer vluchtig, met hem gemaakt te Homburg; als ik echter oprecht moet zijn, vind ik geen bijzonder behagen in zijn gezelschap; des te meer verlang ik er naar om oom en Paula te zien, en dus volg ik u gaarne. Marie was verheugd, nu zou het tête a tête in den tuin verstoord worden en eene inwendige stem zeide haar, dat Alexanders komst de zaak eene andere wending kon geven. Zij gingen tamelijk vlug door het park en kwamen bij de plaats, waar de gravin Paula's wit kleedje door de boomen zag schemeren. Marie en Alexander waren door hetzelfde ongeduld bezield, ofschoon uit geheel andere oorzaken. Het zachte gras veld maakte de schreden der naderenden onhoor baar; Paula had den rug half naar hen toege keerd, maar zij zagen, dat Kielsky haar hand dikwijls en vurig kuste en dan als in overmaat van geluk aan zijn borst drukte. Marie kromp in een. Was het te laat? Alexanders mond ontsnapte een kreet; 't was moeielijk te zeggen of 't van schrik, smart of misnoegen was; maar Paula kende dien toon, hij had haar uit het graf kunnen wekken. Al liet bloed steeg haar naar 't hoofd; ras onttrok zij Kielsky haar hand, maar in haar oogen schitterden tranen. liet spijt me, als ik u stoor,zei Alexander snijdend en boog zich diep voor Paula, zonder haar, zooals anders de hand te geven. »Ge zijt me welkom,antwoordde liet jonge meisje, »ik verwachtte u, en graaf Kielsky kan getuigen dat ik van morgen, toen we hier heen »Toch wel,« viel Alexander in de rede, »ik heb verleden zomer kennis met mijnheer den graaf gemaakt, ik geloof te Homburg. Kielsky boog toestemmend, maar niet zonder eenige verlegenheid. »Ei, daarvan spraakt ge toch gisteren avond geen woordriep Paula levendig. »De genadige gravin en mijnheer uw papa hadden zich op dit punt zoozeer van het ge sprek meester gemaakt, dat het me moeielijk was, in te vallen,* schertste de Pool; »bovendien was ik nog onzeker of, zooals zich nu beves tigt, de lieer baron dezelfde was, dien ik te Homburg de eer had te zien.* »Daar komt Gustaaf haastig en verhit,brak- de gravin het gesprek af. Schlettendorf kwam snel over het grasveld en droogde met zijn zakdoek het voorhoofd af. Zijn gezicht gloeiue, maar hij lachte vriendelijk en wenkte reeds van verre met de hand. »Ben je daar, mijn oude jongen,riep hij, »ik heb recht en dwars het park doorkruist toen men me zei, dat je er waart. Kom aan mijn hart, nu ben ik eerst recht thuis nu gij bij ons zijt. Alexander beautwoordde zijne hartelijkheid; de graaf zette zich en het gesprek werd alge meen. Alexander kwam uit Zwitserland en ver telde van zijn reis, de graaf van zijn leven te Baden, en Marie en Kielsky vlochten hier en daar een woordje tusschen. Alleen Paula was stil en nadenkend. »Maar kinderen, me dunkt het wordt hier te warm,* zei de graaf op zijn horloge ziende. »Het is bijna twaalf uur, dan moet men in huis bescherming zoeken achter koele muren en be schuttende jalouzieën. Ik ten minste ga op de vlucht. »Ik volg,* zei Alexander, en ook do anderen braken op. De lieeren gingen voor en Paula en de gravin liepen langzaam achteraan. »Dat was daar eene roerende scène, die we stoorden,vorschte de gravin. zegt, eenzaam en onbemind door het leven te gaan, zonder vaderland, zonder familie, zonder een enkel trouw hart.« »Paula, je hebt hem in een opwelling van medelijden toch het uwe niet gegeven zeide de gravin, en hare stem trilde een weinig. »Neen,« antwoordde ze treurig, »ik geloof, dat ik ook het sterke, liefderijke hart niet heb, dat hij begeert. Maar ik zei hemdat ik wenschte hem een vaderland te kunnen geven, en dat ik God zou bidden om een lieve vrouw voor hem. Toen kuste hij dankbaar mijne hand, en toen kwnamt gij. De gravin ademde lichter; nog kon ze Kielsky terughouden; ze moest hem meedeelen, dat Paula geen vaderland had weg te schenken. Ze ver haastte hare schreden en spoedig had zij de vooruitgaande lieeren bereikt. »Ik moet u spreken graaf Kielsky; nog dezen namiddag,fluisterde zij. De Pool knikte, en in zijn grijze oogen blonk de vreugde der overwinning. Had Paula mis schien aan hare moeder iets meegedeeld, waar door zij besloten was hem te helpen, of had hij den trots van Marie overwonnen, en was de schoone vrouw tot hem wedergekeerd? Het begon koeler te worden en men opende de vensters en jalouzieën om de frissche lucht toe te laten. »Nu zou een rij toertje aangenaam zijn,* zei Schlettendorf, in 't bosch is 't prachtig, scha duwrijk en koel; in een kwartiertje zijn we in het dichte woud; wie heeft lust met me te gaan?« »Ik?« riepen Alexander en Paula als uit één mond. »Goed, ik heb er dus twee aangeworven,* zei de graaf, »hoe denkt Kielsky er over?* »lk wijd me heden aan den dienst der gravin,* zeide hij lachend. »Xu, dan zult ge thuis blijven en haar hel pen moeten om de theetufel klaar te maken, zei de grauf. Marie, mijn duifje, rijdt nooit bestelde paarden en in een kwartiertje was het kleine reisgezelschap opgestegen en draafde heen. »Nu, Alexander,* begon de graaf, »je hebt me gezegd, dat je mijn raad wilde inwinnen, en we zullen dat bij de thee bespreken; ik ben nieuwsgierig, voor den dag er mee, mijn jongen Deze keer bloosde Paula niet; al het bloed week uit hare wangen en drong naar haar hart O O terug, naar dat arme hart, dat zijn doodvonnis zou hooren. »Ilc heb,« begon Alexander, terwijl zij adem loos luisterde, »een aanbod van het Pruisische hof ontvangen om als attaché bij het gezant schap te Parijs geplaatst te worden. Ik heb, zooals ge denken kunt, daartoe geen voet ver zet, men heeft het me aangeboden om der familie Schlettendorf een bewijs te geven van konink lijke genade en gunst. Ik erken volkomen het aangename van de betrekking, die me wordt aangeboden; voor een jongen man heeft het leven te Parijs iets zeer uitlokkends; ook mijn middelen zullen daartoe toereikend zijn en toch ben ik nog niet besloten. Het vrije on gebonden leven, dat ik in Thiiringen op mijne goederen leidt, vindt ik daar niet weder. Hier ben ik mijn eigen meester, ik ken geen andere verplichtingen dan die het verkeer in goed ge zelschap me oplegt, ga om met wien het me bevalt en leef in de wereld of trek me terug naar 't mij eene behoefte is. Wat raadt gij me te doen?* sik zou het aannemen,* zei de graaf beslist. »Ge zijt als attaché veel vrijer, dan als ge bij voorbeeld bij 't Hof in dienst tradt, en is de betrekking later niet naar uw zin, welnu, ze is later te verbreken en ge maakt u weder vrij. Maar het verheugt me toch, dat men aan u gedacht heeft; het is eervol voor u, ge kunt het zonder gewichtige gronden niet afwijzen.* »Neen, neen,* antwoordde de jonge man, Kin ij houdt hier waarlijk niets terug, ik heb geen reden om te blijven. oil Altena, IN' Langstraat en de Bominelerwaard. OP NIEUW UIT HET IJUITSCJI VAN Eg. Mg. I«i IL-1WI.W

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1