M 611. FEUILLETON. Geen Vertrouwen. ZATERDAG 10 SEPTEMBER. 1887. NEDERLANDSCHE KUNST. Uitgever: L. J. YEERMAH, Heusden. YOOli Dit bind verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs; per 8 maanden 1.00. Franco per post zonder prijs- verhooging. Adverientiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. o Dat de Nederlandsche Kunst triomf viert, gebeurt haar niet elk jaar. Dit jaar werd het haar gegund, doch 't is in alle stilte geschied en zelfs voor de meesten geheel verborgen ge bleven. In de maand Juni j.l. is Z.Ex. de Min. van Binnenlandsche Zaken, tusschen al de druk ten, die hem de grondwetsherziening veroorzaakte, in het Rijksmuseum te Amsterdam verschenen en heeft daar bi1'na onopgemerkt ons eerste waardig Museum voor Geschiedenis en Kunst« geopend. Vroeger was dit gevestigd te 's-Gravenhage op de Prinsengracht, d. w. z. sinds het jaar 1875 en vóór dien tijd och, toen was 't wel hier en daar bekend dat in ons land schatten van.kunst verscholen lagen op vlierinkjes en in kelders en andere ongenaakbare plaatsen, en ook dat er geen jaar voorbijging waarin niet 't een en ander door vreemdelingen werd opgekocht of vernietigd, maar de ware liefde voor historische kunstproducten sluimerde als onder grafzerken. In 1858 waren enkele wakkere mannen tot inzicht gekomen dat 't zoo niet langer kon, en ze richtten het Oudheidkundig Genootschap op en dit heeft jaar in jaar uit niet opgehouden bij de regeering aan te kloppen om de behulpzame hand. Doch deze was doof aan dat oor. Kunst is geen regeeringszaak,« zei Thorbecke. Do Ji de tijden veranderen en ook de inzich ten. Tegenwoordig is kunst wel degeljjk regee- ringszaak geworden. Genoemd Haagsch museum is er 'teerste blijk van geweest; het Rijks museum het tweede, en het jongste het museum van Ned. Kunst en Geschiedenis, gevestigd in do rechter-benedenzalen van ons kunstpaleis. Ondertusschen is veel verloren gegaan, wat voor de historie van groot belang was. Regeering, gemeenten en particulieren hebben gewedijverd in volstrekte onverschilligheid voor onze kunst schatten. Tal van schilderachtige gebouwen uit vroegere eeuwen zijn onder den hamer dessloopers gevallen, honderden schilderstukken onzer groote meesters zijn ons door 't buitenland voor den neus weggekipt, zouder dat van regeeringswege ook maar iets gedaan is ze in 't land te houden kerkelijke gemeenten hebben op de meest roeke- looze wijze de schoonste producten der middel- eeuwsche kunst vernietigd, verkocht aan buiten landers, soms ook aan uitdragers, wat sleet, liet men slijten of men hielp een handje in 't kort, er is in ons land onverantwoordelijk huis gehouden op 't gebied van oude kunst en dat, terwijl in alle landen van Europa juist het tegenovergestelde plaats had en men overal elders uit onze onverschilligheid munt sloeg. Dit gezegd en daarmee ons hart gelucht heb bende, verzoeken we u te mogen voorgaan. Het Rijksmuseum heeft twee ingangen, de westelijke voert naar de schilderijen op de gan- sche bovenverdieping en het prentenkabinet be neden. De oostelijke leidt ons door een ruime vestibule, die alleen nog wat decoratie vraagt, naar de andere benedenverdieping. Deze loopt langs de voorzij, rechterwand en achterzij en omsluit een overdekte binnenplaats, waarop nog braaf gearbeid wordt en die daarom nog niet te zien is. Hier wandelt ge nu door en langs woonka mers uit vorige eeuwen. De meeste van deze bevatten juist 't geen er in thuis behoort en niet meer, in enkele heeft men bij gebrek aan ruimte vitrines opgesteld, waarop onder glas allerlei kostbaarheden en zeldzaamheden tentoongesteld zijn. Deze woonkamers zijn met de uiterste zorg samengesteld. Wanden en zoldering beantwoor den volkomen aan de werkelijkheid. De eerste zijn met schoone weefsels behangen, de laatste beschilderd. In sommige is dit alles echtzoo b. v. vindt men in een dezer een schoon pla fond, afkomstig van het Haagsche Binnenhof, uit de slaapkamer van een prinses van Oranje. Ook de schoorsteenmantels, hier opgf.steld in volkomen harmonie met de omgeving, zijn echt. Men vindt er o. a. een, afkomstig uit Dord recht, vervaardigd in 1626, uit Amsterdam en elders. Onder de meubelen, die men vindt, trek ken vooral de fraaie, gebeeldhouwde kasten de aandacht. Elk dezer vertrekken maakt een goe den indruk. Ze zijn rijk, doch niet overladen met kostbaar decoratief. De meubileering is, wat onze Duifsche buren noemen, stil, en hier vertoevende kan men begrijpen dat men ook in onzen tijd weer dien stillen stijl in eere tracht te brengen. Een van de schoonste typen levert kamer 155 op. 't Is of de familie in een nevenkamer vertoeft en elk oogenbJik kan bin nentreden. Om een fraaie tafel staan enkele sierlijke stoelen, ïuet hooge leuningen, van die echte soliede zetels als onzen vaderen een zit plaats boden, een weinig zijwaarts een zetel apart, waarvoor een keurig gesneden lezenaar staat. Op den lezenaar ligt een opengeslagen ^Historie der Hervorming«, een prachtstuk uit de gouden eeuw onzer druk- en bindkunst. Aan den wand een schilderij, voorstellende Johannes den Dooper (1560). Doch laat ons de glazen kasten niet verge ten, in groot getal in den doorloop neergezet. Ge vindt hier velerlei kostbaarheden in metaal en ivoor, relequiën, wapenen, sieraden enz. Be zienswaardig vooral zijn een tweetal pronkkast- jes, met aan de binnenzijde beschilderde deur tjes. Doet men die open, dan ziet men een do zijn laadjes, die op hun beurt alle beschilderd zijn en wel door een kunstvaardige hand. Het eene kastje geeft aldus te zien den levensloop van den Verloren Zoon, het andere bevat tafe- reelen uit de Paradijsgeschiedenis. Men zou ze zoo opnemen en naar huis dragen, waar licht een plaats voor dergelijk prachtstukje te vinden zou zijn. Het Rijk zou daarmee echter niet ge diend zijn en heeft daarom tal van gesteekte dienaren hier neergezet, die met Argusoogen al deze schatten bewaren. Een gedeelte van dit heiligdom is zelfs nog met een ijzeren hek van het overige afgescheiden. Het is het gedeelte, waar in eenige vitrines schatten van goud- en zilverwerk tentoongesteld zijn, meerendeels van historische waarde en bezienswaardig minder om 't metaal, dan om de wijze van bearbei ding. Dit drietal glazen kasten, waarvan twee aan 't Rijk, en een aan de stad Amsterdam be hoort, omsluit een kapitaal van enorme waarde. In de andere vitrines bevindt zich glaswerk van allerlei herkomst, beschreven, en geëtst; ook zijn er beschilderde glazen, roemers, kannen in alle afmetingen en vormen. Voor we echter hier aanlanden, zullen we niet mankeeren een blik te wijden aan een kast van schildpad met tin smaakvol ingelegd, die een glazen voorwand heeft. Deze kast is door een schot van boven naar beneden in tweeën en elke helft door waterpasse vlakken weer in drieën verdeeld. We zien dus zes appartementen, die te zamen een deftige1 rijke lui's woning .voorstellen en als zoodanig ook gemonteerd zijn. Een zitkamer, een slaapkamer, een ontvangkamer, een keuken, meidenkamer enz., alles keurig en fijn gemeubeld, fraai beschilderde plafonds en behangsels, porcelein uit China, glas uit Venetië. Deze kostbare kast is vervaardigd op last van Peter den Groote, doch niet geleverd, zooals men vertelt. Ge zult ook .niet verzuimen een blik te slaan onder 't glas, waaronder velerlei historische zeld zaamheden uitgespreid liggen, als een gedeelte van den haartooi van Jacoba van Beieren, de huisbijbel van De Ruijter, een stukje van den rok van papa Chassé, een slaapmuts van. een onzer zeehelden enz., altemaal zaken die u 't verleden nog eens weer voor den geest roepen. Doch we moeten verder. We gaan door de schepenzalen uit de 14de en 15de eeuw, waar van de eene een navolging is van die te Zwolle en bewonderen de tapijtbehangsels, de zolderingen, de schoorsteenen enz., doch mogen thans onder al 't moois slechts het mooiste zoeken en komen nu in de afdeeling kerkelijke bouw kunst, die met blijkbare voorliefde door den architect Cuypers behandeld is. Er zijn er wel die 't heele Museum één reusachtig bisschop pelijk paleis noemen, en wanneer ditzoo is, moet men na kennismaking zeggen dat de bisschop zich man van smaak toont, in wiens gebied rond te dolen een hartverheffend ge not is. We kunnen ook hier niet lang vertoeven. Laten we om onzen lezers eenig. begrip te geven van 't wonderwerk, hier tot stand gebracht, zeggen, dat de doorloopende lunge zaal door pij lers en wanden verdeeld is in vakken, die elk voor zich een type voorstellen van een kerkgebouw uit den ouden tijd. We komen 't eerst in een protestantsch kerk gebouw van de 17de eeuw, hetwelk nog onge- meubeld is en daarom een minder aangenamen indruk maakt. De beschilderde ramen, ter eene zijde zijn afkomstig uit Hoorn, ter andere zijcle uit Amsterdam en Oostburg in Zeeland. Daar niemand weet hoe soms een koe een haas vangt, voeg ik hier bij dat prot. kerkbesturen, die bij geval in hoeken of gaten iets ouds, eerbiedwaar- GOLO RAIMÜN D. (10 Marie stiet een luiden kreet uit en bedekte het gezicht met beide handen. Maar hij lette daar niet op en ging voort: »een gerechtelijk onderzoek kan niet uitblijven, en is misschien reeds gisteren tijdens mijne afwezigheid begonnen en daarom ben ik ook niet op het slot gekomen; daar zou men me misschien zoeken, terwijl nie mand vermoedt, dat ik in den molen ben. Ik ben thans geheel zonder middelen, en ik moet en wil wegaan de overzijde van de zee vind ik misschien het geluk, dat ik hier vjrgeefs na joeg. Wie zal me echter thans geld geven? Niemand dan jij, want je geluk en eer zijn zijn nauw aan de mijne verbonden, eti, zooals ik zei Marie, daarom ben ik hier.« Marie knikte stom en smartelijk, maar ze antwoorde niet. Angst en vertwijfeling, moede loosheid en verlegenheid stonden op haar bleek aangezicht. Op eens glom in hare oogen iets als een blijde glans en ze zei snel »0 Kielsky, God helpt mij en u; dominé Lachmann heeft mijn klein vaderlijk erfdeelik heb het hem, toen mijn vader stierf, dadelijk in handen gegeven; ik had, ik wilde geen recht daarop meer hebben, het was het eenige dat ik doen kon. Nu echter geldt het uw vrijheid en eer en ge hebt gelijk, daaraan hangt ook de mijne en die van mijn echtgenoot. Dominé Lach mann heeft bijna drie duizend daalders van mij in handendeze trouwe, vaderlijke vriend zal niet weigeren ze u te geven, zoodra ik het hem schrijf. En dan, God is de beschermer der armen en veriatenen, dan zal God verder fielnen.* het duurde niet lang, toen antwoordde hij met eene vaste stem»het moest voor je verborgen blijven, want ik had het den ouden Lachmann beloofd, maar het oogenblik dringt me, ik kan niet anders. Het geld waarvan je spreekt, is er niet meer; ik heb het gebruikt in een der gelijk geval als 't tegenwoordige. Toen vist ik niet, waar gij leefdet en ik wendde me tot Lachmann om je verblijfplaats te ontdekken, want ik was zeker, dat je de hulp, die je me geven kondt, niet zoudt weigeren. De oude dominé zag dit ook in, gaf ïue het geld en nam me de belofte af, dat ik het je nooit zou zeg gen, waar ik je ook vinden mocht. Daarentegen verzweeg hij me hardnekkig je verblijfplaats en de schitterende positie, waarin je leeft. Marie had hem als verstijfd aangehoord. Men had haar voor een schoon beeld tusschen het donkere groen der dennen kuunen houden, zoo marmerwit was haar gelaat, zoo bewegingloos hare gestalte. Maar de groote, heldere droppels, die langzaam langs hare wangen vloeiden, toon den dat er in die borst leven woonde, een le ven vol vreeselijke smart. »I)an helpe u God,« zei ze langzaam, »u en mij, want ik kan niet doen wat ge verlangt. Vrouw, breng me niet tot het uiterste ging Kielsky voort, en greep met stuipachtig geweld haar teere arm, zoodat ze ineen kromp van pijn, »en bedenk dat je man me den prijs van zijn eer niet weigeren zal, zoodra ik dien van heui vorderen moet. Hij zal hem betalen met geldige dukaten, maar tegelijk met datgene, wat gij geluk en vrede noemt, en zijn vernietigde trots richt zich nooit weer op, hij zal voor altijd een ten gronde gericht man zijn. »Marie,« voer hij voort, toen hij zag dat ze ontzet terugbeefde voor de mogelijkheid, die hij haar openbaarde, kan-je het dan verant woorden, je man levenslang ellendig te maken als je 't verhoeden kunt? De rust, de eer van een geheele familie liggen in je handis 't niet ie rdie.ht. te h, «nbrn-mnn v.aIG Inn o» eigen schouders te laden en geloof je niet, dat de graaf een tienmaal grootere som met vreugde geven zou, als hij daarvoor het zoet geloof terug kon koopen, dat je hem ontneemt, als je in je dwaas eerlijkheidsgevoel volhardt. Ze stond besluiteloos als in bange pijn, maar eindelijk zei ze: »Nu dan, zoo zij me God ge nadig Gij hebt gelijk wat geldt de gewetens angst van een verloren ziel tegen den vrede van een geliefden man. Ik zal het brandmerk op mijn voorhoofd voelen, zelfs terwijl mijn gade mij hartelijk kust; en mijn schuld zal me ter neder drukken, al sta ik nog zoo hoog in zijne liefde. Ik ben onuitsprekelijk ellendig en ik vind geen vergetelheid, geen rust, geen graf; God vergeve 't u, Kielsky Er trilde iets als medelijden door zijn ijskoud hart, toen hij die bevende lippen, die oogen vol tranen aanzag, die eens vol hoop en geloovige liefde hem hadden tegengestraald. Hij was be wogen en wilde haar de hand gevenmaar Marie wikkelde zich nauwer in den lichten mantel, dien ze had omgeworpen, en wendde zich vol trotsche bitterheid af. >Dat niet,« zei ze, »ik ben den donkeren weg van verlatenheid, berouw en schuld altijd alleen gegaan. En als ik het vertrouwen van mijn jeugd nu betaal met het overschot van mijn eer, als ik een dievegge word voor u, geef me dan de verzekeringdat je dan met dat geld ver weg zult gaan, ver, heel ver, en nimmer zult keeren. »Ja, Marie«, zei hij, »ik geef je mijn woord daarop. Zij glimlachte smartelijk. »lk weet«, ging hij vertoornd voort, »dat geldt niet bij je; maar misschien zal je geruster zijn, als ik je zeg, dat ik niet om u, maar om me zei ven mijn geluk in de Nieuwe-wereld wil beproe ven en met de middelen, die je me verschaffen wilt, ook vinden zal.« Marie boog langzaam het hoofd. »Ik kan«, 7P frdp snm ftllppii nit, hpf. nrnbnAf in bof, eb.f hem vroegmaar ik kan er ook komen door de kamer van mijn echtgenoot, waaruit langs de buitenzijde van het slot een gang naar den toren voert, waarin het archief is. Overdag kan ik niet door die gang gaanhet zou argwaan wekken, als later het geld gemist wordt. Ik moet dus wachten,zei ze zachtkens rillend, »tot het nacht is en dan door de kamer van mijn man gaan. VYacht me na middernacht hier in 't park, maar kom vóór tien uur hier en houd u op een eenzame plaats verborgenwant om tien uur worden voor de verschillende deuren, die uit het park voeren, grendels geschoven, grendels tegen dievenzei ze met onbeschrijflijke bitterheid en bedekte het gezicht. Kielsky zweeghij, de gladde prater der salons, de gewetenlooze verleider, de slimme avonturier, hij verstomde voor de diepe ramp zaligheid, die hij opzettelijk had veroorzaakt. Maar Marie vermande zich en stond op om weg te gaan. »Vaarwel!« zei Kielsky aarzelend en nu zonder haar de hand te reiken. Zij knikte even. »God vergeve u!« zei ze bevend; en langzaam verdween ze tusschen de donkere boomgroepen van het dorp. In het deel van het slot, dat door Paula met gade en kind bewoond werd, heerschte een vroolijk en warm leven, zooals inwendig onge stoord geluk gewoonlijk geeft. Zij bewoonde hooge, koele kamers gelijkvloers, en een breed terras met oranjeboomen bezet, liep langs de vensters van hare woon- en slaapkamers, waar uit men door glazen deuren naar buiten ging. Dit deel van het slot vormde den uitersten uit hoek, want het terras, door een lage muur ingesloten, hing bijna over den afgrond, en verleende een vrij uitzicht op het lieflijke dal beneden, terwijl aan de zijde een breede trap naar de schaduwrijke lanen van het park voerde. Maar nu waren de deuren gesloten en de jalou- zieën neergelaten om de heete Juli-zon le weren, An Pun la riTstiii bGi "irr-111 lv- 1 nMo srhn.mnriern koelta OP NIEUW UIT IIET DUITSCH VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1