Met en Altena, tie Ill (li) FEUILLETON. Geen Vertrouwen. .A> 015. ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1887. ile voou Uitgever: L. J. YEERMAK, Heusden. II Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijs- tot Maandag Advertcntiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 et. Grootc letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken en Donderdagavond 8 uur. Zij, die zich met 1 October op deze Courant abonneeren, ontvangen haar van nu af tot dien tijd gratis. Ik zeg maar, wij zijn nu in de verlichte ne gentiende eeuw. Heel wat van den poespas, waar wij vroeger aan hechtten, is naar het rijk der fabelen verwezen. Wij gelooven niet meer aan spoken, niet meer aan heksen, wij laten ons niet meer betooveren, het booze oog heeft op ons zijne macht verloren. Wij weten van elk waarom het daaromwij zijn het voorge slacht, sterker nog, wij zijn onze vaders en moeders veel vooruit. Zulke acclamaties zijn aan de orde van den dag. En werkelijk, er zijn veel menschen, die op het gebied van weten en gelooven hunne voorzaten veel vooruit zijn, die werkelijk tot de verlichten behooren en veel als ballast over boord hebben geworpen, wat werkelijk ballast is. Wij weten evenwel ook, dat sommigen in het taxeeren van ballast veel te ver gaan en met het badwater ook het kind in den goot steen gooien. Maar er is nog een veel grooter aantal, die nog even ver van de nieuwe wetenschap af staan als hun overgrootvader. Zij leven en ster ven in het bijgeloof, waarin hun vader is op gevoed, en zij voeden er hunne kinderen weer in op. Van geslacht tot geslacht gaat dit voort, en de opmerkzame staat verbaasd, als hij te midden van de beschaafde samenleving op toe standen stuit, die aan de middeleeuwen herin neren. Tusschen beiden komen zulke toestan den eens aan het daglicht, wij staan verwon derd, wij lachen om het dom gebroedmaai de sluier gaat er over en wij leven weer in de verlichte eeuw! Eenige weken geleden gebeurde het in eene aanzienlijke landelijke gemeente in Overijsel, dat een gemeenteraadslid tusschentijds zijne be trekking neêrlei. Daar heeft natuurlijk ieder gemeenteraadslid het recht toe. Maar de reden van zijne handelwijze werd ook bekend. Hij kon niet langer in functie blijven; liij werd namelijk door één zijner medeleden betooverd. Echt waarbetooverdNu is het duidelijk dat zoo'n betooverd lid zijne functie niet meer kan waarnemen, en daarom nam hij zijn ontslag. En plein moyen-age! Wij zouden het niet ge loofd hebben, als wij het niet herhaaldelijk hadden gelezen en te vergeefs naar tegen spraak uitgezien hadden. Men mag nu wel niet voor gemeenteraadsleden altijd de meest ont wikkelden nemen, de minst ontwikkelden toch zeker ook niet. Als wij nu naar zoo'n staaltje het peil der beschaving moeten rekenen, dan zal het cijfer niet zeer hoog zijn. Een paar maanden geleden was er sprake van, dat het langs den dijk spookte. Eenige vrouwen stonden er samen over té praten. Eéne er van geloofde er niets van. Zij was niet bang voor spoken. Als zij er langs moest, dan zou zij wel een schietgebedje doen, daar konden in elk geval de spoken niet tegen. Zij geloofde er niet aan, maarmaartoch een schietgebedje kon geen kwaad. Onlangs had ik in de plaats onzer inwoning het genoegen een paar uurtjes in gemengd gezelschap door te brengen. Er werd gesproken over dit en dat, ook over bijgeloof, voorteeke nen, enz. Eene dame zeiik ben niet erg bij— geloovig, maar voor zwarte kraaien ben ik bang. Als ik een zwarte kraai zie, dan gebeurt er stellig een ongeluk. Bij twee ongelukkige sterf gevallen was er beide keeren een zwarte kraai geweest, die mij verschrikt had. De tweede keer zei ik o, nu zal papa wel dood zijn, en den volgenden morgen kwam werkelijk de doods brief. Zeg nu maar, hoe dikwijls zoudt gij wel een kraai gezien hebben, dat er geen ongeluk ge beurd is? Dat is alles vergeten, maar de beide enkele malen, dat u een ongeluk trof, is zoo'n dier u tegen gekomen, en nu is het voor u een voorteeken, en gij zoudt anderen willen opdrin gen, dat er verband bestaat tusschen twee ge heel verschillende zaken, die toevallig op elkan der volgen. Nu is tegen geloof niet te rede neeren. Het ongelukkigste is echter, dat zoo'n averechtsch geloof weer op de kinderen over gaat, want, wanneer over geheimzinnige of verboden dingen voor het kinderoor gepraat wordt, maken deze op hen veel dieper indruk, dan onverschillige of wetenswaardige zaken. Het mysterieuse trekt altijd. Bijgeloof en lichfgeloovigkeid zijn een ge volg van domheid of gebrekkige opvoeding, ze ker in negen van de tien gevallen. De bij- of lichigeloovige is altijd de gemakkelijke prooi van den handigen schurk. Een aardig staal tje lazen wij daar dezer dagen nog van. De zonsverduistering van eenige weken geleden, is bijna niet waar kunnen genomen worden door betrokken lucht en zware regens. In Rusland had men het in het eerst niets op die zonsverduistering begrepen, maar men zou haar toch gaarne gezien hebben. De boeren wis ten immers dat ze toch niet meer belasting behoefden te betalen, hetzij de zonsverduiste ring kwam of wegbleef. Een slimme bediieger maakte daar gebruik van, en reisde het land af met gekleurde en donkere glazen, om de eclips goed te kunnen waarnemen, want - zoo praatte hij de lui zijne waar aan - want, de zonsverduistering was mislukt door het slechte weder, en nu had de keizer bevolen, dat de vertooning herhaald zou worden, om de boe ren dat genoegen toch te gunnen. De man verkocht natuurlijk glazen genoeg. Zoo'n paar voorbeelden uit onze omgeving en uit de verte, ter loops, als het ware op gevangen, bewijzen dat de verlichting maar dunnetjes boven op de maatschappij ligt, en dat de onderlagen zich nog vrij algemeen met nachtlicht behelpen moeten. Onze lagere klas sen, onze buren gelooven nog vrij algemeen aan betooveren. Het zieke kind is niet ziek door gebrek aan frissche lucht, niet ziek ten gevolge van onzindelijkheid, van onmatig eten, neen, het is betooverd. De dokter wordt niet geroepen, maar de eene of andere wijze vrouw, die zal de betoovering bewijzen en verhelpen. En het bewijs is gemakkelijk te vinden, want zij, die overtuigd moeten worden, kijken zoo nauw niet, en zien veel gemakkelijker dan wij het verband tusschen een knoest voeren in het kussen en de ziekte van het kind. Ons ont gaat dat, evenals het verband ons ontgaat tusschen een opvliegende kraai en een ster vend mensch. Grappig is het dikwijls de tegenspraak op te merken, waarin bijgeloovigen telkens ver vallen. »Bijgeloovig ben ik niet, maar dertien aan tafel is mij te machtig.Bijgeloovig ben ik nu juist niet, maar ik zou toch niet gaarne op Vrijdag op reis gaan.* »Niet zoo zeer bijgeloovig, luaar een omgeworpen zout vat zie ik toch niet graag naast mij liggen, en een mes aan de scherpe zijde gezien, beteekent zeker kwaad. Eu zoo maak ik mij zeiven diets, dat ik tot de verlichten behoor, en dat hij, die in het schreeuwen van een uil iets onheilbrengends ziet, bijgeloovig is, terwijl ik, die alleen een omgeworpen zoutvat niet kan uitstaan, hoog in ontwikkeling boven hem sta. Buitenland BELGIE. De Belgische Minister van Buitenlandsclie Zaken gaf de vi>schers te Ostende in overwe ging, dat de Engelsche haringschuiten 's nachts, de Belgische bij dag zouden visschen. Dit voor stel zal ook aan de Engelschen worden voorge legd en men denkt dat op die wijze alle moei lijkheden uit den weg zouden kunnen worden geruimd. BULGARIJE. Een bericht uit YVeenen meldt aan het »Journ. des I)ébats,« dat de diplomatieke agenten van Oos tenrijk, Engehmd en Italië te Sofia hunne op wachting gemaakt hebben bij prins Ferdinand, bij wien zij meer dan een uur vertoefd hebben. De prins scheen hierover hoogst voldaan en hij toonde veel meer vertrouwen in de toekomst te hebben. DENEMARKEN. Men zal spoedig beginnen met de voorberei dende werkzaamheden voor de spoorwegbrug van Masnedo over Kalo naar een punt op het eiland Fulsler, in de nabijheid van Orehoved. Er wordt een dam gelegd van Masnedo naar het eilandje Kalo, en van daar begint de eigen lijke spoorwegbrug. De brug zal door 40 pijlers worden gesteund, die op een ouderlingen afstand van 200 voet worden geplaatst; ten behoeve van de scheepvaart wordt in het midden der G O L O RAIMUND. (14 Paula stond van verreliefde en verontwaar diging streden in haar hart; ze had willen weenen om den beminde en haar gekwetst ge voel stond tegen hem op. Maar de liefde zegen- vierde; zij legde de hand op zijn schouder. Alexandersprak ze zacht, »kom aan mijn hart, opdat je rust vindtik ben je trouwe vrouw; zie in mijn oogen en vraag dan je zelf af, of ik zoo diep gezonken kau zijn, dat ik bij mijn schuld nog de leugen voegen kan.« Hij stond op, hij keek in die zwarte oogen, die zoo vaak in liefde voor hem gestraald had den; en hoewel ze ook door tranen verduisterd waren, toch straalde het licht der waarheid door die heldere droppels en viel diep in zijn binnenste. Blijf, o blijf bij mec zei hij, en trok haar in zijne armen. >0, wees mijn goede engel, bescherm me voor nacht en waanzinnigheid, want die willen me omknellen. Ruk hem neder dien slagboom, welke de trots stellen wil tusschen mij en uik heb uw zachte, vergevend» liefde zoo zeer noodig. Om zijnentwil bestreed ze hare aandoening, ze drong haar tranen terug en beproefde rustig met hem te spreken, sik moet nog voorzich tiger worden,sprak ze half in zichzelve, »ik moet alles uit den weg ruimen, wat maar even uwe verbeelding kan gaande maken. »En waarom,* vroeg hij haar gedachte ver- scheiden was. Daar lachte ze hem tegen in al haar lieflijke schoonheid, omstraald door den heiligen glans der moederliefde; en de reinheid en on schuld, die uit hare trekken sprak, greep zijn hart nog sterker aan dan de verzoenende woor den, die ze daar zooevcn tot hem gesproken had. Vergeef, vergeef,* stamelde hij geheel overwonnen, »ik ben niet waard u te bezitten, dewijl ik kon twijfelen; maar laat uw liefde grooter zijn dan mijn misdaad.* Ze vleide zich vast aan zijn hart, alsof ze zich opnieuw aan hem wilde geven, en langzamerhand keerde de rust weer in hun bewogen gemoed. >En toch, Paula,* zei hij later dralend, alsof hij vreesde haar leed te doen, »ik zou toch wel eens willen weten, wie het geweest zijn kan; of een dief, of een late bezoeker van het park want niet alles was inbeelding.* Laat het rusten, geliefde,* bad Paula, die van zijn dwaling vast overtuigd was, »laat ons nog wat rondloopen in den tuin en onder de donkere, geurende boomenin de koelte van de avonddauw willen we vrede en vergetelheid zoeken; en waar die zijn, behoeven we geen opheldering en verklaring. En ze had gelijktoen ze terugkeerden wa ren ook de laatste zachte slingeringen van haar gemoed tot rust gekomenoud geluk en nieuw geloof lag in hare trekken en Paula sliep in aan de zijde van haar gade, zoo zacht, zoo zeker, als nooit te voren. Marie waakte, want nu was het uur geko men, dat ze meer dan den dood gevreesd had. Haar gade was nog naar haar komen zien, had haar kort en teer een goeden nacht gewenscht, en haar toen alleen gelaten. Het had twaalf geslagen en alles was in rust; niets brak de stilte af dan het zachte fluisteren der boomen, of het gonzende vliegen van een nachtvlinder, die, door bet lamplicht aangelokt, teg'-n de ramen rlnnj F'jf tm nn 1 1 van elkander scheidde en luisterde.Alles stil; slechts haar eigen hart kon ze hooren kloppen. Ze sloop terugnam een licht en ging toen weder de gang in. Voorzichtig legde ze de hand aan den deurknop, en de deur ging zonder ge- ruisch open. Diep haalde ze adem toen ze in de kamer stond, alsof ze moed en kracht wilde zamelen om voort te gaan. De deur van het slaapvertrek stond aan, en met zachte schreden trad ze binnen. Een nachtlicht brandde en wierp een lichte schaduw op het gelaat van den graaf, zoodat ze de beminde trekken niet zien kon. Ze kon bijna niet meer; het was of een geheime macht haar naar 't bed dreef en haar drong om te roepen: »Ontwaak, ontwaak! men wil u uw eer ontrooven en uw geluk vertrappen.Maar dan kwamen booze geestenen tooverden vóórhaar ziel het beeld van haar man, zooals hij verbrijzeld was, zijn geloof aan de menschen vernietigd, en hoe hij haar, de schuldige, wegjoeg uit het para lijs zijner liefde en een droeven en vreug- deloozen ouderdom had. Ze naderde het bed, waar de sleutels op de tafel lagen en greep ze voorzichtig, met afgewend gelaat, opdat geen blik op haar gade haar mocht doen wankelen in haar voornemen. Zacht trad ze verder in de laatste kamer, waar de graaf zijne wapens en zijn jachtgereedschap bewaarde en had eindelijk de deur bereikt, die naar de galerij leidde. In 't volgende oogenblik stond ze voor het archief en ze opende de zware deur. Daar blies de tocht het licht uit en Marie was in 't donker. Een onbeschrijflijke vrees greep haar aan, heur knieën trilden en 't was of haar bloed versteef onder den invloed van dit oogenblik; maar allengs kwam ze weer tot zich zelve. Ze herinnerde zich, dat ze op dien dag op een der tafels lucifers en een kaars gezien had, die men denkelijk ge bruikt had om te verzegelen, en strompelde daar heen. Spoedig had Marie het gezochte gevon den, en ze stak licht aan. Ze beproefde de sleutels was, die in 't slot wakker was, zat de rent meester Kim in de woning op de met katoenen overtrek bekleede sofa, en kauwde op zijn pen. Af en toe veegde hij groote droppels zweet ran zijn voorhoofd en bedekte de oogen met zijn hand, alsof hij al wat hem zou kunnen hinde ren wilde afsluiten, maar hij kwam niet verder. De goede oude heer kwelde zich af om een ge dicht te maken, ter eere van den verjaardag van den baron, en hij kon er volstrekt niet mee klaar komen. Schlettendorf, Schlettendorf,* zei hij peinzcLd en schudde bedenkelijk het hoofd, »neen, daar rijmt niets op, in 't geheel niets. Schlettendorf is eigenlijk ietshoe zal 'k het zeggen, iets te eerwaardigs, te verhevens om op te rijmen. Ik moet het anders doen: ik moet met Schlettendorf beginnen, b. v. zooSchlet tendorf, o edel huis wat rijmt daarop? gruis, muis.Mijn God, wat is dat?* riep hij plotseling opspringend en uit het venster starend, toen hij een licht schijnsel in het archief tegenover zich ontwaarde. Hij zag er opmerk zaam heen; het licht stond laag, waarschijnlijk op den grondzou dat de graaf zijn, en zoo laat? Hij schudde het grijze hoofd het kwam hem bedenkelijk voor. Dat zou in den graaf iets heel ongewoons zijnzoo ongewoon, dat de oude Kirn wel bedenkelijk het hoofd mocht schudden. Hij bewoonde de onderste verdieping van een mooien, met klimop begroeiden toren, die echter ook van binnen met het slot in verbinding stond. Ijlings beklom de oude man de trap, die naar de eerste verdieping voerde, en, steunend op de voorrechten van een lang beproefden dienaar, stond hij na weinige oogenblikken in de kamer van den graaf. Door de breede kieren in de deur scheen de straal van het nachtlicht, en toen hij voorzichtig nader trad, hoorde hij het lange diepe ademhalen van den slapende. Nu twijfelde hij niet langer, en oj» het bed toeijlend, rë/' hij met luider stem: »Mijuheer de r3 O 01> KIEUW UIT II ET DUITSC1I VAK vcig-end, waarom weigerde je me deze kamer biuiiea te gaan O O -■ 'L. Xb, V

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1