en angstraat en lie erwaard. Wat is Levensverzekering? FEUILLETON. M 616. Geen Vertrouwen. VOOR Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prjjs- verhooging. Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. -O De Levensverzekering is nog weinig populair in Nederland. Terwijl zij in andere landen, b.v. in Engeland, Frankrijk en Duitschland beter wordt begrepen en op grooter schaal wordt toegepast, is zij in ons vaderland, om zoo te zeggen, nog in hare kindsheid, en is de deel name in maatschappijen, met dat doel opgericht, nog gering. En toch is in Holland de grond gelegd voor de wetenschap. Het was onze beroemde Chris- tiaan Huijgens (1657), die door zijne geleerde berekeningen het denkbeeld ingang verschafte, dat levensverzekering geen loterij is. Johan de Witt (1671) Raadpensionaris van Holland, Zeeland en Friesland, bracht de berekeningen van Huijgens in verband met de door hem ver vaardigde tafels van geboorte en sterfte, zooals die in verschillende steden van het vaderland waren waargenomen en vond hierdoor de som men, die betaald moeten worden ter verkrijging van een jaargeld tot den dood toe. Ook de Amsterdamsche burgemeester, Joannes Hudde, maakte zich op dit gebied verdienstelijk. Maar, zooals het in ons land wel meer gaat, de Neder- landsche plant, naar vreemden bodem overge bracht, werd daar beter verzorgd en meer ge waardeerd dan in het moederland. In Engeland, Frankrijk, Duitschland en elders werd zij met zorg en talent opgekweekt. Wel bleven de Nederlanders niet in gebreke steeds nieuwe verbeteringen aan te brengen, zooals de beroemde arbeid van Struijk en Kersseboom (1740) en de latere werken van de professoren Van Swinden, Lobatto, Stamkart, Von Baumhauer e. a. ge tuigen, maar het buitenland genoot toch voor namelijk de vruchten, die in Nederland geen aftrek vonden. En ze vonden geen aftrek, omdat men ze niet kende. Men kon zich geen goed antwoord geven op de vraagWat is Levens verzekering? Laat ons in korte woorden dit antwoord geven. Maatschappijen die de eene of andere zaak verzekeren, bedoelen daarmede dat hij, die de verzekering sluit, gerust kan zijn dat het door hem verzekerde voorwerp, zoo dit door van hem onafhankelijke omstandigheden schade lijdt of vernietigd wordt, hem wederom in geldswaarde zal gerestitueerd worden. In geldswaarde, want het spreekt wel van zelf, dat er niet gedacht kan worden aan de vergoeding eener waarde, die alleen bestaat voor den verzekerde en voor geen ander. Zoo kan b.v. een haarlok van een overleden persoon van hooge waarde zijn voor den bezitter, maar deze zal niet op de gedachte komen, die te laten verzekeren. Zóó opgevat is de verzekering dus een waar borg, welk woord wij ontmoeten bij Brand waarborg-Maatschappijen. Zulk eene maatschappij blijft als 't ware borg voor de schade, die door brand zou kunnen worden aangericht. Evenzoo is het eerste doel van eene Levensverzekering- Maatschappij, borg te blijven hiervoor, dat de geldelijke schade, die een gevolg is van het ophouden van des verzekerden leven, zal geres titueerd worden. Dat, wat verzekerd wordt, is dus werkelijk het leven. Wij hebben hier echter met een zaak van zeer bijzonderen aard te doen. Het leven toch is niet iets, dat schade kan lijden in meer of mindere mate men leeft of men leeft niet, men is dood of men is het niet. De oorzaak dei- schade is dus altijd de dood, die terecht onver biddelijk genoemd wordt, en, terwijl bij meest alle andere verzekering-maatschappijen de moge lijkheid bestaat, dat de geldswaarde der ver zekerde zaak nimmer zal behoeven te worden uitbetaald, weet een Levensverzekering-Maat schappij, dat er voor elke verzekering een oogenblik zal aanbreken, waarop de schade, die de dood van den verzekerde teweeg brengt, zal worden opgeëischt. Niet ieder huis moet afbranden, niet elke landbouwer zal zijn oogst door hagelslag zien vernietigen, maar ieder moet sterven. Daarom zegt Charles Dickens in Household works* zoo terecht: »Verzeker uw leven«, of dat ge dit doet om rustig te kunnen reizen te land, per spoor of op zee öf omdat ge reden hebt te vreezen voor ver minking van armen of beenen óf omdat go bezorgd zijt voor uwe gezond heid óf omdat ge gesteld zijt op een rustigen en aangenamen ouden dag; óf uit belangstelling in het lot van vrouw en kinderen, als gij niet meer zijn zult óf om te voorzien in de kosten van onderwijs, als uwe jongens wat ouder zijn geworden óf om uwe dochter een flink uitzet te ver zekeren. Gaan we na de vele beroepen op de alge- meene liefdadigheid, die de dagbladen ons telkens en telkens weder te lezen geven, waarbij ge zinnen door het afsterven van den kostwinner broodeloos geworden zijn en tot dit middel hun toevlucht moeten nemen. »Welnu,« zegt men, »dit is niets in ons goedhartig Holland De beurzen werden immers nooit gesloten gehouden als er nood te lenigen viel!« Deze redeneering is treurig te noemen. Niet dat we hen, die ongelukkig zijn geworden, die leniging zouden misgunnen dat zij verre maar de groote zorgeloosheid noemen wij treurig, die oorzaak werd, dat vaders hunne liefste be trekkingen aan de goedhartigheid hunner mede burgers prijs lieten. Maakt men geene voorziening voor den tijd, die komen moetdan verzuimt men zijn plicht. Wanneer vrouw of kinderen iets wenschen te verkrijgen, waarvan de kosten niet rechtstreeks op het gewone budget staan uitgetrokken, dan valt het toch moeilijk zulks te weigeren en veeltijds wordt die wensch opgevolgd. Is het zóó niet? Welnu, als men dan die vragen uit kracht van een liefhebbend hart moeilijk weigeren kan, mag men dan hunne toekomst in het onzekere laten en de kans voor broodsgebrek laten bestaan Benjamin Franklin zei reeds »Eene polis van Levensverzekering is de goedkoopste en zekerste voorzorgsmaatregel dien iemand voor zijn huisgezin kan nemen. Luistert naar dien raad, hij is juist en goed gemeend Moge hij, die deze regelen ten deele uit ge gevens aan hem verstrekt bijeenverzamelde en als agent, eene der soliedste maatschappijen (n.l. de Algemeene Maatschappij van Levensverz. en Lijfrente te Amsterdam) representeert, een ge ringen dienst aan die inrichting bewezen hebben, meer nog was het zijn doel met dit opstel lezeressen van dit Blad indachtig te maken op het groot belang, voor haar in de onderwerpe- lijke zaak gelegen. Zij, eenmaal doordrongen van het groote nut, dat gelegen is in eene ver zekerde toekomst, vermogen zooveel op de be slissing hunner echtgenooten. De liefdevolle zorg van de laatsten tijdens hun leven, wordt zoo edelaardig na hun verscheiden voortgezet door het sluiten eener Levensverzekering, als zij nog gezond en krachtig zijn. Moet het soms opoffe ring kosten, eenmaal wordt die rijkelijk ver golden Buitenland. IERLAND. Op een meeting van de National League te Dublin traden L3Ó nieuwe leden toe. De bur gemeester, die presideerde, zeide dat de Regee ring proclamaties kon uitvaardigen zooveel zij wilde, maar dat de »League« niet zou onder gaan. Men zegt dat de Regeering vast besloten is den strijd tegen de »League« niet op te geven. o Drie priesters, invloedrijke leden van de Iersche Liga, zullen worden vervolgd, omdat zij te Wood ford eene meeting wilden bijwonen. FRANKRIJK. De groote en wereldberoemde fabriek van velin- en postpapier te Annonay, in 1634 op gericht, is geheel door brand vernield. Bijna 400 werklieden zijn daardoor zonder bezigheden. Te Honfleur is een groote houtzagerij en houthandel afgebrand. Men raamt de schade op f50,000. Het ijzerwerk voor de tentoonstellingsge bouwen te Parijs is voor 9£ millioen frs. aanbesteed. Er is ruim 26000 ten ijzer en staal te verwerken. De plannen voor den hootdkoepel, voor het park en de tuinen op 't Champ de Mars, alsmede voor de tuinbouw tentoonstelling in het Trocadero, zijn door de hoofdcommissie vastgesteld. G O L O RAIMÜND. (15 >Is er brand?* riep deze verschrikt en suel wakker wordend. »Neen, Goddank niet; maar ik heb tot mijn grooten schrik een verdacht licht in het archief geziendaar nu mijnheer de graaf te bed is, moet het een dief of een nachtelijke inbreker zijn.* »Te drommel!* riep de graaf opspringend en naar zjjne kleederen zoekende, »we zullen dade lijk zien wie en wat het is. Hoe nu, mijn sleu tels weg!* riep hij, verbaasd op tafel ziende, »dus is 't een huisgenoot?* De oude Kim was geheel verstijfd; zullen we niet eerst Martyn roepen vroeg hij angstig. »Maar Kirn,« riep de graaf half spottend, half boos, »we hebben geen gansche bende voor ons. »'t Is er één, en in elk geval is 't onnoo- dig drukte te maken en de bedienden hierheen te roepen, eer we onderzocht hebben, wie het ki. Eti nu, volg me, dadelijk.* »Maar, mijn God,* zei de oude sidderend, »zullen we dan niet ten minste een wapen of zoo iets meenemen? We zetten roekeloos ons leven op 't spel.* »Zoo als ge wilt,* zei de graaf, terwijl ze in zijn wapenkamer traden, »neem dan maar een geweer van den muur, maar gauw, geen tijd verloren Kirn volgde, in de eene hand een geweer, in de^Alere het licht houdende, maar bet werd evenals vroeger bij de gravin door de tocht uitgeblazen. Dat doet er niet toeriep cfe graaf onge- •Ix*ldic. »die^ daar binnrm geopende kist, met een licht naast zich op den grond. Maar toen de deur open ging wendde zij het hoofd af, het licht ging uit en een door dringende kreet, die het bloed deed verstijven, klonk door de nachtelijke stilte. Geen van drieën bewoog zichde oude Kirn kwam het eerst tot zich zelfhem had de kreet niets anders gezegd dan dat het de stem van een vrouw was en dat gaf hem een weinig den moed terug. »Wie is daar?* riep hij zoo barsch mogelük. Geen antwoordwel echter bemerkte hij da delijk daarop, dat de gestalte stil en voorzichtig langs hem voorbij geslopen was en de deur be reikt had. Hij keerde zich haastig om, ten einde haar te volgen. Daar klonk een schot een schreeuw volgde en toen een zware val. Kirn's geweer was achter een stoel gehaakt en was, toen hij de vluchtende volgen wilde, af gegaan. »Ongelukkige, ge hebt haar getroffen; licht, licht, om Godswil haast u!« riep de graaf, die door het schot tot bezinning was gekomen. Hij strompelde naar den ingang, knielde naast do gewonde en beproefde haar in zijn armen op te heffen. De oude Kirn was geheel in de war; hij tastte in de duisternis heen en weer en er verliep een geruimen tijd eer hij lucifers vond om zijn licht aan te steken. Hij sidderde aan al de leden en bijna had zijn bevende hand het licht voor de tweede maal laten uitgaan, zoo verschrikte hij, toen de straal op het marmer witte gelaat van Marie viel, die de oogen stijf gesloten hield. Heilige jonkvrouw, 'tis degravin!« schreeuwde de oude man, »Heer in den hemel, wat heb ik gedaanO, mijnheer de graaf, uit barmhartig heid, schiet me neer als een dollen hondzoo kan ik niet leven. Ach, mijnschoone, mijn goede, mijn genadige gravin Ach, ik ongelukkige man! Maar daar daar beweegt ze de oogleden; ze leeft, ze leeft-, spoedig nu hulpen hij sprong naar de deur. nu, nu het tot zekerheid was geworden, staarde hij als vernietigd, als verbijsterd naar de leven- looze vrouw, die aan zijne voeten lag en naar de bloeddroppels, die haar wit nachtgewaad be gonnen te verven. Kirn's geroep: »zij leeft, nu spoedig hulp!« bracht hem tot bezinning. »Niet van de plaatsriep hij dreigend, »eerst de eer en dan het leven, eer is leven. Help me spoe dig en stil de gravin naar haar kamer en op haar bed brengen en dan zullen we verder zien.* Toen men haar op haar bed had neergelegd, zag de graaf eerst, hoe het bloed rijkelijk uit een wonde in haar rechter zijde vloeide. Hoewel uiterst geschokt, was hij toch bezonnen genoeg om met kompressen van doeken het bloed te stelpen. »Ik eisch uw woord, Kirn,* zeidé hij, »dat het onder mij en u blijft, wat er in dezen nacht gebeurd is, en dat ge noch door tijd noch door andere omstandigheden deze belofte breken zult.* De oude rentmeester sloeg zeer aange daan in de toegestoken hand en zei daarop »Mag ik nu dokter Wagner halen?* »Ja, doe het zelf en zeg Wagner, op wiens trouw en stilzwijgendheid ik bouw als de uwe, wat hij als dokter toch moet weten. Hij haastte zich voort, bedroefd en zwijgend, en na korten tijd hoorde de graaf den wagen over de steeuen naar de stalpoort rollen. Marie hield de oogen nog altijd stijf gesloten en de graaf boog zich over haar met een zon derling gevoel; zij, de vrouw zijner liefde, het ideaal van zijn hart, door zijne vereering ge tooid met de glorie van onschuld en reinheid en deugd, zij was, ontdaan van al die heerlijk heid, weggezonken in den poel der misdaad. En toch kon hij zijne oogen niet afwenden van dat bleeke gelaat, waarin zooveel goedheid en liefde lag', en thans naar het hem toescheen zulk een ontzettend lijden. En ofschoon hij voor haar huiverde kustte hij evenwel haar bleeken mond en hoorde hij vol angst naar ba&F"zwakke adem halingen, die allengs hoorbTïirder en regelmati- scheen ze tot bewustheid te komen, want ze zuchtte diep en smartelijk en wendde haar hoofd naar den muur. Marie,* riep de graaf, »o, spreek tot me!* Vergiffenisfluisterde zij en hief biddend hare handen tot hem op, vergiffenis, vloek me niet! Ik was niet waard naast u te leven; ik ben het zelfs niet waard, dat ge aan mijn bed staat, nu ik sterf. Maar wees barmhartig, spreek dat ééne woord, en God zal u er voor zegenen.* De graaf kon geen woord inbrengen, maar hij vatte haar hand en drukte die innig. Waarom hadtjegeen vertrouwen in me?« sprak hij, »wei- gerde ik je ooit wat je noodig hadt? »0 Gustaaf, Gustaaf, dood me niet als je mij je liefde herinnert; ik moet eerst voor je biech ten, voor ik sterf. Vertrouwen? Ik heb 't nooit gehad; ik heb me in leugen en valsche deugd vermomdik was reeds lang gevallen toen je me tot je gade verhief, en om mijn liegen te betalen, werd ik diefegge.* Hij week terug. »0, ga niet weg,* bad ze angstig; hoor hoe ik misdaan, maar ook hoe ik geboet heb; en dan, als ik je ooit een uur het leven verzoet heb, beproef dan om de wille van die ure, me te vergeven. Spreek het uit dat woord der ver zoening en ik zal dankbaar heengaan en God zal me genadig zijn.* Hij was overmand voor haar bed op de knieën gezonken en de sterke man verborg zjjn tranen in het kussen. »Je weent?* riep ze op bijna op jubelenden toon, o, waar tranen zijn, is geen onverbidde lijke verachting ik dank je. En hoor nu de schuld en het lijden van lange jaren, die me op 't hart gedrukt en verlaagd hebben. Ze trok zijn hoofd nader tot zich en vertelde hem snel en onder tranen de geschiedenis van vroe ger dagen. Allengs werd haar stem zachter en ze sp'nT met gebroken zinnen. Hij hoorde op- merkzajtrq en diep medelijden sprak uit zijn trek- Waarom gij het doet is onverschillig, maar >V er zeker uw Leven!« OP NIEUW UIT HET DUITSCH VAN O C5 O

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1