FEUILLETON.
M 617.
i 1
Geen Vertrouwen.
ERDAG *1 OOTO BER.
1887.
Nieuw Ned. Panopticum.
Yv6b'
F 9
;A n
1;:
1 S
Hf
J
Dit bind verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprjj s: per 8 maanden f 1.00.
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken
tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
EEN HUISELIJK TOONEELTJE.
De stemming in de woning van den heer Tuin
man liet in de laatste dagen wel wat te wenschen
over. Na den eten ging vaders middagpijpje ge
regeld eenige keeren uit, en moeder de vrouw
talmde veel langer dan gewoonlijk met het afne
men der tafel. Er was klaarblijkelijk iets niet
richtig in de huiselijke atmosfeer.
Sedert den laatsten Zondag hadden de ouders
in Marie, hun eenige dochter, klaarblijkelijke tee
kenen van zwaarmoedigheid waargenomen. Zoo
vroolijk en opgewekt ze vroeger was, zoo stil en
afgetrokken was ze thans geworden. De rozen
harer wangen, door mijnheer Kareis, den over
buurman, zoo dikwijls geprezen, begonnen te ver-
bleeken en hare oogen, door denzelfden lofrede
naar van 't schoonste blauw genoemd, waren
steeds naar den grond gerichthaar eetlust be
viel der zorgzame moeder volstrekt niet en wanneer
men het woord tot haar richtte, bekwam men öf
een ontwjjkend antwoord, óf in 't geheel geen.
Vader en moeder hadden onder vier oogen den
stand van zaken meermalen besproken.
»'t Is niet goed van u geweest«, zeide de moe
der, »aan mijnheer Kareis te zeggen dat Marie
uit de stad is. Hij is na dien tijd niet terug geko
men en hoe licht krijgt hij ze te zien.«
»Hou nu op van dien Kareis, moederviel
Tuinman in, »ik heb genoeg van dien kerelEn
in zijn boosheid streek hij een lucifer aan, natuur
lijk aan 't verkeerde eind.
Moeder zuchtte en boog zich over de krant,
doch schoof deze spoedig weg.
»Men kan waarachtig geen krant meer lezen
riep ze, eiken dag die akeligheden. Dat is nu al
de derde zelfmoord sedert Zondag.
't Was dan ook verschrikkelijk, bijna iederen
dag een moord, meestal om niets, soms om min
der dan niets,en altijd was 't slachtoffer een
arm, jong meisje, dat meende het leven te moeten
eindigen, vóór ze het intrad.
Tuinman nam thans op zijn beurt het blad, en
legde het eveneens spoedig neer. Marie heette
zee, bromde hij. Hij had geen moed verder te lezen,
op welke wijze die Marie zich om 't leven gebracht
had.
Zijn vrouw had, toen zij dezen naam hoorde,
een kreet onderdrukt en de handen in den schoot
gevouwen. Toen zij het donkere gezicht van haar
man zag, probeerde zij tot zijn geruststelling het
geval meer in 't algemeen te bespreken en zei
»Acb, Godvolwassen kinderen behoeven nog
meer oppassing dan kleineik ga even in de
keuken zien of 't theewater kookt« en ze ijlde
voort, doch alleen om te zien waar Marie geble
ven was.
Geen wonder dat de verandering in Marie's
doen haren ouders verontrustte. Te vergeefs ech
ter trachtten ze bij de jonge dame opheldering te
ontvangen. Deze lachte slechts zwaarmoedig en
verstrooid, antwoordde uitwijkend en zweeg dan
weer.
Zouden we mijnheer Kareis a.s. Zondag niet
ten eten vragen opperde de moeder een weinig
later.
»'t Is wel noodig*, spotte de vader, maar zeide
ja noch neen.
's Nachts kon moeder niet slapen van ongerust
heid. Ze lag steeds te luisteren naar eenig geluid
in 't kamertje naast de hare. En ja wel, nog na
middernacht hoorde zij geruisch als van vellen
papier, die omgeslagen worden. »Wat zou het
kind toch uitvoeren, zóó laat«, dacht ze bij zich
zeiven, »ze zal toch om dezen tijd geen brieven
schrijven Doch eer ze zich op dit punt gerust
gesteld had, had de slaap hare gedachten verdoofd.
Den anderen morgen deelde ze baren man mede
wat ze gehoord had. Hij hoorde haar hoofdschud
dend aan en zweeg.
's Middags was Marie alleen in de keuken, en
zocht in een kastje onder tal van fleschjes een
klein dingetje uit en stak het bij zich, in de mee
ning dat niemand dit zou bemerken.
Wat kan echter het oog eener bezorgde moeder
ontgaan? Aan tafel deelde zij haren echtvriend
dit nieuws medehij hoorde 't stil aan en bleef
zwjjgen.
»Zal ik hem toch maar inviteeren fluister
de ze.
Vader zeide wederom niets en trok de schou
ders op.
Na 't middagmaal, terwijl moeder haar dutje
nam, verliet juffrouw Marie heimelijk de woning
en keerde juist terug toen ze v akker werd.
»Waar zijt ge geweest, kind?«
»Nergens, moeder.
»Nergens?«
Zeker, moeder, nergens.
Meer kon men er niet uitkrijgen. Het bood
schappenmeisje evenwel" vertelde dat ze Marie bij
een drogist had zien binnengaan en bij 't verlaten
van den winkel links en rechts om zich had zien
blikken. Ook dit deelde moeder aan vader mede.
Hare onrust had den hoogsten graad bereikt, want
juist dien dag vermelden de bladen twee geval
len van vergiftiging en die gingen haar in 't hoofd
om. Wat ter wereld kon haar arm, melancholisch,
slapeloos kind bij een drogist te doen hebben, die
slechts handelt in verfwaren, kruiden, en o
hemel vergiften
»Vader, ik ben zoo in angst«, kermde zij.
Waarom nu weer?«
»Wel, om Marie
»Hm
»Neen, Toon! geen »hm!« nu. Ik weet nu dit
ééne, dat ik van nacht opblijf en Marie bewaak.
Ik heb den sleutel van haar deur bij me gestoken.
Ik bid u, heb je van daag de krant gelezen
»Ja wel.«
»De een was ook nog zoo'n jong ding wel
licht was ze ook eerst bij een drogist geweest, o
Godo God
's Avonds kuste Marie vader en moeder goeden
nacht veel inniger dan anders, merkten ze op
en begaf zich naar haar kamertje.
»'t Is of haar kus brandt, ik voel hem op mijn
wang gloeien als vuur,« zei moeder in tranen uit
barstend. »o Toon, dat was geen gewone kus, dat
was een afscheidskus
En luid weenend viel ze haar man om den hals.
»Nu, goed, schrijf dan aan den pennelikker
aan den overkant dat hij Zondag komt!« riep
Tuinman, en woelde met de handen in 't haar.
»Zondag?« antwoordde moeder, »dan kan 't te
laat zijn. Wie weet wat ze heden nacht
»Laten we dan van nacht opblijven en zien wat
de meid in haar schild voert,besloot de vader.
Beiden slopen op de teenen naar boven en pos
teerden zich voor de deur harer slaapkamer. Op
dit oogenblik hoorden ze Marie de knip op de
deur schuiven. Slechts met moeite kon de moeder
een uitroep van schrik weerhouden. Sidderend
knielde ze voor 't sleutelgat en terwijl haar het
hart bonsde, tuurde ze met betraande oogen door
de nauwe opening.
Wat ze zag was zóó verschrikkelijk, dat ze half
bewusteloos in de armen van haren man terug
tuimelde, die nu op zijn beurt plaats nam vóór 't
sleutelgat.
Bij den eersten blik stolde ook hem het bloed"
in de aderen. Zijn oog viel juist op het béd zijner
dochter. Op den rand zat het jonge meisje, met
hangende haren, half ontkleed. De tafel was tot
voor 't bed geschoven en met een zwart kleed
overdekt. Op de hoeken brandden vier hooge ste-,
arinekaarsen als bij een begrafenis-ceremonie. En'
het meisje zat daar, de 'handen gevouwen, een
ernstigen, smartelijken trek om den inónd en,
staarde onafgebroken op het zwarte kleed,in
welks midden een klein, glinsterend ding stond,
dat de oude oogen des vaders niet nauwkeurig
konden onderscheiden.
Plotseling sprong het meisje overeind, alsof ze"
tot een vast besluit gekomen was, greep het glin
sterend voorwerp, hield het voor het gelaat, zoo
dat de kaarsvlammen er in schitterden daarna
hoorde men het knallen van een kurkenstop die
afgetrokken wordt hemel, helpde deur op
den grendel, in 't middernachtelijk uur, en dat
zwarte doodskleed, die vier brandende kaarsen,
die .loshangende haren, dien weemoedigen trek op
't gelaat, dat raadselachtige fleschje, die kurk en
dat onheilspellend knallen vergift! -
Dat alles ging in een oogwenk door vader's "v
hoofd. Er was geen sekonde te verliezen. Marie,
Marie,riep hij en schudde geweldig de deur.
Door dit geschreeuw kwam ook de moeder weer
tot zichzelve en hielp thans mee het alarm ver-
grooten. Nog een oogenblik bange onzekerheid,
daar werd haastig de grendel teruggeschoven, tie
deur geopend en op den drempel stond een witte'
gestalte, die verwonderd en verschrikt de rustver
stoorders aanblikte. ""'"h
»0 lieve, beste Marie,riepen vader en moeder
metéén stem, en omarmden den schat huns lévens.
»Waar is 't fleschje, heb je gedronken Zeg, je
hebt toch niet gedronken, Marie kuchte vader
en klemde hare handen in de zijne. 1
»Wat zou ik gedronken hebben?* vroeg ze
verwonderd.
»0, heb je niet gedronken, gelukkig, gelukkig,
mijn lievelingschreide de moeder, en bedekte
met kussen het bleeke kind, dat er niets van be-
GOLO RA IMUND. (16
Maar toen ze aan het eind van hare geschie
denis kwam, waar Kielsky haar zedelijk gedron
gen had de misdaad te begaan, toen richtte hij
zich wild op: »ha, schurk, ellendeling, lafhartige
bedrieger! dit gebroken leven, deze tranen, dit
bloed zal je betalen met dat van jezelf
Marie ging angstig voort: »o laat het genoeg
zijn! God eischt het rechte offer, mijn dood moet
heelen, niet verbreken. In 't gindsche kistje vindt
ge alle brieven, alle papieren, die op de gebeur
tenis betrekking hebben.* De stem begaf haar
en de graaf legde haar zachtjes in de kussens
neder, terwijl hij tevens vol angst op het terug
komen van den wagen wachtte.
Gustaaf,* bad ze zacht, »doe alles om den
schijn mijner eer en daarmee de reinheid van
den naam Schlettendorf te redden, dien ik nooit
had moeten dragen. Ik voel het, ik ga heen,
en ik dank er God voor. Ik bid je, roep mijn
kamermeisje, opdat de menschen, voor ik sterf
vernemen, dat ik erg ziek ben; we komen daar
door veel vermoedens voor.«
De.graaf deed, wat ze wilde; smart en ver
rassing, de vreeselijke overtuiging van Marie's
naderenden dood hadden hem tot een willoos kind
gemaakt.
De kamenier was op de treurige tijding spoe-
dig opgestaanze had de overigen gewekt en
spoedig werd het in 't slot levendig. Maar nie
mand durfde binnengaan de gravin wilde alleen
zijn met haar man, zoo heette het; men moest
wuchten tot men geroepen werd. Men was dit
van haar gewoon, niemand zag daarin iets
vreemds. Eindelijk kwam de dokter. Schletten
dorf bracht heiu naar 't bed van de ongelukkige
vrouw, die hem met doffe oogen de hand reikte.
Hij onderzocht haar wond; het bloed stroomde
rijkelijk, en Marie kromp zuchtend onder zijn
onderzoekende hand. Een nieuw verband werd ge
legd, en toen de doodelijke afmatting, die hierop
volgde, voorbjj was, vroeg ze den ouden dokter
die stom en opmerkzaam naast haar stond
trouwe, oude vriend, niet waar, het zal spoe
dig voorbij zijn?«
»Genad.ige vrouw, wij staan allen in Gods
hand,« antwoordde hij met bewogen stem. »Gi"
moet rust, de meeste rust hebben.
»Die heb ik,sprak ze bijna vroolijk en zag
haar echtgenoot aan; »o, zóó goed was 't me
in lange jaren niet,« fluisterde ze hem toe, ter
wijl zijn hart scheen te breken. Maar, lieve
dokter, als ik rustig zal blijven, dan moet ge
ééne bede, mijn laatste, vervullen. Laat mijn
heer Kiru bij mijn komen en hoort gij beiden,
wat ik u te zeggen heb.« De oude rentmeester
trad naderbij. »Ik smeek u,zei ze, »het ge
beurde voor ieder te verzwijgen en te verhoeden,
dat mijn gade door blik of woord er aan her
innerd worde, of dat hij gekrenkt worde door
booze achterklap, die de eer van zijn huis zou
kunnen aantasten. Ik bid dat niet om mijnent
wil,* zei ze deemoedig, »hoe zou ik aanspraak
maken op zulk eene teedere bezorgdheidmaar
ik bid het om zijnentwil, die niet alleen zijne
gade verliest, maar o, dat ik 't zeggen
moet die ook het geloof aan haar waarde
verliest.
»Wij beloven het u, dierbaarste gravinzei
de oude arts en boog vol smart het oude hoofd.
»Voor tijd en eeuwigheid,* voegde Kirn met
verstikte stem er bij.
Marie lachte tevreden; er vloog iets als een zonne
straal over haar gelaat en de bleeke wangen
werden door een vluchtig rood gekleurd. »Mag
ik Paula nog eens zien?« vroeg ze vreesachtig
dralend.
»Ze zal dadelijk komen,zei de graaf en
wenkte den arts om met hem in een andere
kamer te gaan.
»Hoe is het?* vroeg hij angstig, »leven of
dood? zeg het snel dokter, en in eens!«
»Nu, dan zal ik spreken als man tot man:
ik geloof niet, dat ze den middag beleeft. De
lading schroot, van zoo dichtbij afgeschoten,
heeft waarschijnlijk één der groote bloedvaten
getroffen en eene inwendige verbloeding is niet
te stelpen.
De graaf wankelde; hij bedekte het gelaat
met beide handen en zonk op een stoel. »Geen
redding,steunde hij, »en ze vond geen andere
vrijheid, dan die de dood haar gaf.«
De dokter trad naderbij. »Zal ik zorgen, dat
men mevrouw de baronnes wekt?« vroeg hij;
»zal ik zelf naar beneden gaan en haar voor
bereiden? Ik zal haar aanbevelen, dat ze de
gravin ontzien en laten rusten moet en haar
zeggen, dat ze door eene aderlating en bloed
verlies te zwak is om te sprekenik denk dat
gij uw vrouw in dit laatste uur alleen en on
gestoord bezitten wilt.«
Schlettendorf kromp in een. »Ik danlc u voor
de liefde en voorzichtigheid, waarmee ge aan
alles denkt. Ja, ik wil Marie nog alleen spre
ken, hoewel ik haar slechts verzekeringen van
mijn trouwe, oneindige liefde te geven heb.*
Dokter Wagner ging en Schlettendorf keerde
naar zijne gade terug, die met gesloten oogen
half lag te sluimereu. Spoedig kwam Paula,
bleek en ontroerd; Alexander volgde haar. Zij
knielde stil bij het bed neder en kuste de bleeke
hand, die slap nederbing. Daar sloeg Marie de
oogen op. »Mijn kind, mijn beste Paula,zei
ze, »nu moeten we scheiden! je bent zoo goed,
o lief, zoo rein; God beware je zoo, tot je
vaders troost en tot geluk van je gade. Hij be
ware de liefde en het vertrouwen van je man
kind dan heb je alles! en hij sclienke je
vreugde aan je heerlijken jongen. Vaarwel,
Alexander; gedenkt mijner, gij allen, die me
door uwe liefde gelukkig hebt gemaakt
De jonge man kuste teeder en vol eerbied
naar hand en Paula steunde luide. Het kan
iet kan niet zijn!* riep ze, »o dokter, spreek
an toch
►Rust, rustbad de oude heer,slechts onder J je in de eeuwigheid
die voorwaarde heb ik u hier gebracht, genadige
vrouw.iV l
Ze stond op en verborg de in tranen badende
oogen in haar zakdoek.
»Ga thans heen, ik verzoek 't dringend,fluis
terde de arts, »ik zal u laten roepen, zoodra de
toestand van de gravin het slechts even toelaat.'
Ge zijt natuurlijk te zeer aangedaan, en hier
moet stilte zijn van binnen en van buiten.*
Marie wenkte met de hand, liefdevol maar als
tot afscheid, en Alexander voerde zijn diepbe
droefde vrouw heen. Hij zelf was verslagen; hij
had de hartelijke, vriendelijke vrouw, die ge
lukkig makend, vol innige liefde, in haar kring
geleefd had, steeds vereerd en hooggeschat; hij
wist wat zij allen in haar verloren. In de gang
en het voorhuis stonden de bedienden bijeen en
fluisterden. Met stille schreden gingen ze heen
en weer, alsof de dood hier reeds zijn intrek
had genomen. Maar in Marie's kamer was alles
stil; de graaf zat aan haar bed, en Wagner in
de kamer daarnaast.
De morgen was vroolijk lichtend aangebroken
en in het park sloegen de nachtegalen schooner,
dacht Marie, dan ooit.
»Hoor, dat is mijn afscheidslied,* sprak ze;
»o ween niet! nooit zag ik u weenen, en tranen
van u, och, die vallen in mijn hart. Eindelijk,
eindelijk, ben ik vrij; maar de keten, die ik
sleepte, heeft me moede, o zoo moede gemaakt
Gun me nu rust, ze treedt verzoenend tusschen
u en mijn schuld en als de dood mjjn misdaad
verzoend heeft, als er geen geheim meer tus
schen ons is, dan Gustaaf, zal er een wederzien
zijn. een schoon, volzalig wederzien!*
Hij wendde het hoofd af, opdat zij niet zien
zou, hoe vol zijn oogen stonden, en Marie sliep
afgemat in.
Maar na twee uur ontwaakte ze. Gustaaf,*
nep ze, »zeg me, maar met duidelgke woor
den, dat je me vergeeft, noem me nog eenmaal
uw Marie
Marie, mijn dierbare, mijn beminde vrouw,
ik heb alles, alles vergeven, en mijn liefde volgt
1
m
voou
Het Land van leasden
en Altena,
en de
Uitgever: L. J. YEEHMM, Heusden.
Franco per post zonder prjjs-
o o
OP NIEÜW UIT HET DUITSC1I
VAN