HIJ. FEUILLETON. Geen Vertrouwen. 1887. voor. Uitgever; L. J. VEERMAU, Heusden. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. verhooging. tot Advertentiën 1—0 regels CO ct. Elke iegel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- <n Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken Maandag- en Donderdagavond 8 uur. De Administratie. »Hebt ge gehoord dat A zich tot kandidaat voor 't lidmaatschap van den gemeenteraad heeft gepresenteerd Hebt ge nooit gehoord, waarde lezer, hoeveel onverholen geringschatting, hoeveel grenzelooze minachting er liggen kan in dat hij? Dit is nu het lot van den derden persoon, steeds door anderen in den mond genomen te worden en over vreemde tong te rijden. Wat een lot, vergeleken bij den eersten persoon, die over geen andere dan onze eigen lippen komt Zullen we wel zorgen het »ik« niet te bezoe delen, integendeel, waar 't slechts eenigszins mogelijk is een weinig op te hemelen en een kransje om 't hoofd te vlechten, ten opzichte vun het »hij«, zijn we in den regel minder optimistisch en gebeurt het niet zelden dat we het trachten neer te duwen om ons zeiven des te hooger te plaatsen. Rechtvaardig zijn in het oordeel omtrent den naasten is een van de moeilijkste plichten. Zelfs wanneer we een tamelijk goed oog hebben op onze eigen waardigheid of nietswaardigheid, zelfs wanneer we bij de taxatie van ons zeiven een matig cijfer gebruiken, is de verzoeking om een ander beneden dit cijfer, althans niet boven ons te plaatsen, ontzaglijk groot. Ieder is een dief in zijn eigen nering en acht zich een koning in zyn vak. Ja, vooral in ons eigen vak kennen we geen meerderen. Wat uit onze handen komt, grenst aan het volmaakte, al wat anderen ge wrocht hebben is prulwerk. »0, heeft hij het gemaaktroept de kleer maker uit op een toon der diepste minachting, bij het bezichtigen van uw nieuw pak, en ter stond volgt een opsomming van fouten, die er noodwendig in gevonden moeten worden, de taille is te kort, de mouwen trekken, de kraag sluit niet enz. Hij heeft het gemaakt en dat zegt genoeg. Wie heeft u les gegeven klinkt het een leerling in de ooren, laat het zijn in 't Fransch, of rekenen of op de piano, 't Antwoord doet den naam kennen. »0 bij!« zegt de nieuwe leeraar, en al is hij pedagogisch genoeg om er niet bij te voegendat is de grootste prul, dien ik in mijn leven gekend heb, zijn uitroep doet die bijgedachte in al haar kleur vermoeden. Neen hij is zoo geheel anders dan ik. Ilij doet meel door de suiker en vermengt natuur- met kunstboter, wie heeft ooit zoo'n knoeier ontmoet? Hij trekt leerlingen op zijn danseur- sus, terwijl bij ternauwernood 't verschil kent tusschen een wals en een polka. Hij geeft zich uit voor horlogemaker, doch wee ieder die hem een remontoir toevertrouwt. Hij boert, maar 't is er ook naar. Maar gij en wij, waarde lezerswij kruideniers, dansmeesters, klokke- makers en boeren, verstaan onze zaakjes in den grond. Laat ze maar komen, die 't tegen ons durven opnemen. In vertrouwen gezegdal die hij's zijn lorren, die 't vak schande aandoen, 't Is verwonderlijk hoe ze nog aan klanten en leerlingen komen en hoe goed velen 't hebben. Doch de wereld wil bedrogen zijn en is liever gediend van zand-in-de-oogen-strooiers dan van lui, die zeggen waar 't op staat. Dat is onze troost. Men zegt en we durven het ternauwernood nufluisteren, dat het in de wereld der zij's vol maakt op dezelfde wijze toegaat, zoo niet nog een graadje erger. Dat onze dames geen ge moedelijk buurpraatje kunnen houden zonder het te doorspekken niet een minachtendzij zegt dit en zij doet dat. Dat dameskransjes daarom alleen zoo'n taai leven hebben, omdat er altijd nog genoeg van de sekse buiten blij ven, die als zij kunnen poseeren om bepraat, belachen en uitgekleed te worden. Vooral moe ten op 't stuk van bedrevenheid in de huishou ding de veeren der afwezigen veel te lijden hebben. Iedere vrouw verstaat die kunst in de perfectie, maar ze schijnt er moeilijk toe te brengen dit van al hare zusters te gelooven. Er is geen moeder of ze gaat bij de opvoeding harer kinderen van gezonde denkbeelden uit en kiest de meest gepaste middelen. Maar wanneer ze de onaardigheden van de kinderen harer kennissen ziet, zult ge haar moeilijk o\ertuigen dat ook zij naar hun beste weten in de opvoe ding te werk gaan en hun kroost niet in 't wild laten opgroeien. Men zegt dat het oordeel der vrouw over haars gelijken veel onbarmhartiger is dan onder de sterke sekte onderling geveld wordt. Dat het woordje zij, indien het komt uit den mond van een eerbare vrouw en slaat op eene, wier eer baarheid op zijn zacht genomen, twijfelachtig is, zoo'n diep verachtelijke^ toon heeft, als maar met mogelijkheid op zulk een klein woordje kan gelegd worden. Een zij, die zich eenmaal misdragen heeft of van wie gefluisterd wordt dat ze zich eens zou misdragen hebben, vindt de hardste rechters onder de haar van nature geschonken zusters. Er is al dikwijls gezegd dat na de verheffing van ons nationaal tooneel ook de tooneelisten uit hun neergesmakte positie verheven zijn, doch noodig eens op een huiselijk feest een actrice en let dan op de getrokken neusjes der andere Eva's kinderen, en den klank hunner stem, wanneer ze fluisteren »zij« ook hier Zij, opgewassen in den theatre-atmosfeer, gaat nog altijd rond met het ongeschreven »besmettelijk« op het voorhoofd. De tijd, waarin heigeen hij zegt, waar is omdat hij het zegt, ligt geheel achter ons. We leven in een eeuw van kritiek, waarin iedere ikheid zich gelden laat. Volgzaamheid zoeke men nog alleen in katholieke strekeu en be wondering in heel enkele kringen. Slechts onder de sociaal-democraten is 't geen hij zegt een evangelie en wat hij doet welgedaan. Die hij is natuurlijk Domela Nieuwenhuis. In alle andere kringen bestaan geen hij's, die overwicht uit oefenen en onbepaald gevolgd worden. Dit is zoo waar dat thans nog geen sterveling in ons land met eenigen schijn van zekerheid bepalen kan wat 't lot zal zijn van de ontworpen nieuwe grondwet, terwijl toch alle hoofden die daaraan meegewerkt hebben, overbekend zijn. In de breede kringen der politiek geldt hij evenmin als in de kleine van 't dagelijksch leven, 't Zij dat we in ons kleine land geen groote persoonlijkheden hebben, 't Zij dat we in ons eigen oog zelf te groot zijn om de grootheid van anderen te zien, de verschillende ikken gaan hun eigen gang en volgen geen hij, gelijk dat bij onze buren, Engelsclien en Fransclien, by elke gewichtige kwestie 't geval is. Ons on vruchtbaar parlementair geknutsel is voor 't grootste deel een gevolg van dit trekken aan eigen touwen. Verfrisschend is het uit de wereld van zoo veel zelfzucht af te dalen of op te stijgen naar de sferen der poëzie, waar de jeugd hnar scep ter zwaait, waar zij een tooverwoord is van fabelachtigen invloed en hij het hart der jonge schoonen van geestdrift kloppen doet, waar nog het geloof lieerscht aan mannenwaarde en vrou wendeugd, waar de liefde alle dingen gelooft en hoopt, waar de derde persoon niet is een concurrent, een knoeier of wat ook van dien aard, maar een afgod, die gediend wordt met vrijwillige overgave. Elk dichtstuk in proza of poëzie, dat ons deze weldoende macht eener persoonlijkheid schildert, is een weldaad in dezen kritischen, ongeloovigen tijd, die zweert bij den mammon en het eigen ik. Buitenland. DUITSCHLAND. De beslissing van Duitschland in de ongeluk kige jaclitzaak is nog niet bekend; en dat kan ook nog niet, want het onderzoek der stukken zal wel met evenveel bekwaamheid als nauw keurigheid geschieden. Toch heeft de Duitsche Regeering nog vóór zij haar meening over de quaestie zelf heeft gezegd, aan de weduwe Brig- non een schadeloosstelling verleend. De Duit sche Regeering is dus begonnen met hetgeen er volgens de Figaro't minst op aan kwam. Hoe de Franschen dit opvatten, moet nog bljj- ken. Wellicht zien zij er en niet ten on rechte een voorloopige halve erkenning van schuld in en in dat geval kan het bijdragen de gemoederen iets kalmer te stemme». Gaat men na wat er in verschillende Duit sche bladen over de zaak geschreven wordt, dan blijkt dat men steeds meer net de zaak begint in te zittenmen gevoelt dat 't, het formeele recht daargelaten, niet aangaat om Fransche jagers, ook al passeeren zij even de Duitsche grenzen, als honden dood te schieten. De Fransche Minister Flourens heeft den GOL O R A I M UND. (17 Over het slot lag die vreeselijke stilte, welke in een sterfhuis woont vooral op den begrafe nisdag. Dan voelt ieder dubbel de leegte; en zoodra het overblijfsel der afgestorvene ons voor altyd ontrukt is, even als de geest die daarin huisde, dan eerst gelooven we het geliefd wezen geheel verloren te hebben. De oude rentmeester Kirn was ontroostbaar, wat dokter Wagner ook beproefde om hem tot rust te brengen. Hij klaagde zich dag en nacht aan als den moor denaar van de beste aller vrouwen en het kostte Wagner geen geringe moeite dit zelfverwijt voor de oogen zijner omgeving te verbergen. Paula, hartstochtelijk in alles, was 't ook in haar smart, en slechts de liefderijke woorden van haar gade konden haar oprichten. Maar met den graaf was het anderszijn smart zat dieper, diep in 't hart, waarheen geen menschelijke troost komen kan. En welken kommer moest bij in 't hart omdra gen, hoe moest zijn hart ineen krimpen van bitter wee, als hij er aan dacht, welk ellendig leven Marie had gehad, zonder hulp, zonder steun, zonder raad. Thans wus 't voorbij, geen lijden drukte haar meer, maar ook geen lachje kon hij meer op hare lippen te voorschijn roe pen. Ach, en een geheel menschenleven zou noodig zijn oni het lijden van deze laatste dertien jaar weer goed te maken. Bij de begrafenis had hij eenige vrienden gezien en ze hadden tot hem gesproken, maar hij wist niet wat; hij hoorde het niet't was als een holle klank in zijn oor. Nu zat hij alleen in zijne kamer: alles was voorbij. Daar werd zachtjes de deur geopend en Mar- tyn trad binnen, aarzelend en langzaam, alsof hij niet gaarne zijne boodschap doen wilde. »Uwe genade,zei hij eindelijk vreesachtig, »uwe genade, er is een brief gebracht; ik wilde u op dezen dag niet storen maar de man, die hem brengt, is zoo dringend; hij beweert, dat het van zulk groot gewicht voor uwe genade is en voor de ganscho familie dat gij zelf hem laast, dat ik 't eindelijk waagde binnen te ko men.* De graaf nam den brief aan en las hem haastig. »Ha, te veel, te veel,« riephij met zulk een hartstochtelijk gebaar opspringend, dat de bediende schuw daarvoor achteruit week. Alle smart scheen in eens verdwenen, of op den achtergrond gedrongen, en uit. zijne oogen bliksemden toorn en verachting. »Is de opper houtvester von Haldern nog hier?* vroeg hij den verbaasden bediende. »Ja, uwe genade,* antwoordde hij, mijnheer de opperhoutvester is op het verlangen van den baron hier gebleven. »Goed, verzoek hem dadelijk hier te komen.* De bediende ging hoofdschuddend zijn last volbrengen en de graaf mat met snelle, onrus tige schreden het groote vertrek. »Ha, fielt, ellendeling, ik zal u straffen,* prevelde hij, »en dan zal ik op de eene of andere wijs rust vinden. Toen de opperhoutvester von Haldern kwam, sloot de graaf zich met hem op en niemand kwam den inhoud van hun gesprek te weten. Maar het moest iets zeer gewichtigs geweest zijn, dat toonde zijn gezicht, toen hij de kamer van den graaf verliet. Op Alexanders dringende vragen gaf hij een ontwijkend antwoord en be duidde hem dat bij ernstigen en geheimen last van den graaf te volvoeren had. De jonge man bleef verbaasd staaneen ernstigen en geheimen last in deze stemmingHij ging naar boven in de kamer van den graaf en vond hem aan een schrijftafel, omringd door een menigte papieren. Schlettendorf zag op: »Nu niet, Alexander; maar later, van avond, dan heb ik met u te spreken ga nu heen.« De baron wist niet wat te den ken; de gansche zaak kwam hem bedenkelijk voor, maar hij zweeg om Paula op geenerlei wijze te verontrusten. De opperhoutvester was intusschen door het park, over de velden naar den molen gegaan. »Kan ik den vreemden heer spreken, die bij u is?« vroeg hij den molenaar, die in de deur stond; zeg hem, dat ik van graaf Schlettendorf kom en antwoord breng op zijn schrijven.* De man antwoordde bevestigend. »Ik zal 't hem zeggen, maar de schilders zijn dikwijls zoo men- schenschuw; deze loopt ook altijd weg, als er iemand komt, en och lieve hemeltje, men kan toch niet alleen met de hoornen en met het lieve vee leven. Ditmaal echter kwam de vreemde, en in zijne oogen lag een onaangename verrassing toen hij de booge gestalte van den ouden opperhout vester in plaats van een grafelijken bediende voor zich zag. »Ik verzoek u om een kort onderhoud, mijn heer, uit naam van graaf Schlettendorf,zei Haldern.* »Volg me, als 't u belieft,antwoordde de Pool met gedwongen rust, en in 't volgende oogenblik stonden ze in het tuintje, dat achter den molen lag. »Ik kom uit naam van den graaf, dien ge doodelijk beleedigd hebt, u op pistolen vorderen, en Mijnheerviel Kielsky in. Ik bid u, val me niet in de rede,* zei Haldern bedaard, »laat me eerst mijn last vervullen en maak dan uw tegenwerpingen. Ik zelf ben aan de zaak geheel vreemd gebleven, de graaf heeft me in deze aangelegenheid zijn vertrouwen niet geschonken, maar ine slechts met zijn last ver eerd. Gij zelf zijt intusschen zeker nauwkeurig bekend met de gronden, die den graaf tot dezen stap bewegen. Hij vordert u, zooals ik zei, op zes schreden afstand; en daar hij meende, dat gij reden hadt om geen secondanten te zoeken, ziet hij er eveneens van af. Ik zal een onpartijdig getuige zijn, en dat kan ik te beter, daar ik door geenerlei meedeelingen van den graaf verbitterd ben; alleen zal, zooals van zelf spreekt, er een geneesheer bij tegenwoordig zijn. Opdat in elk geval de strengste onpartijdigheid zal heerschen, zal ik nog dezen middag geheel nieuwe pistolen uit Heidelberg laten komen, die men u, nog ingepakt en van het poststempel voorzien, zal overgeven met de kogels.. Zoowel gij als de graaf hebt het recht zelf te laden. Als mijn vriend valt nu, dan zijn er han den en harten genoeg om hem den laatsten dienst te bewijzen; en in dat geval is aan my opgedragen uw vlucht met een aanzienlijke geld som gemakkelijk te maken. Als u integendeel iets menschelijks overkomt, dan is er geen ver zekering noodig, dat men de laatste plichten jegens u op het nauwkeurigst vervullen zal. Ik hoop, mijnheer, dat de door mij gedane voor slag, die door eiken edelman goedgekeurd zou worden, ook door u aangenomen zal worden; in 't tegenovergestelde geval wacht ik uwe te genwerping.* »Ik ben met alles, zoo gy het geschikt hebt, tevreden,* antwoordde de Pool hoffelijk, »geheel tevreden, dewijl de graaf mij de middelen aan biedt om spoedig te vluchten, als het lot my srunstiiï is. Ik verkeer bovendien in staatkun- kundige verwikkelingen, die zoo spoedig het gevolg zijn voor een vurig patriot in den te- genwoordigen treurigen toestand van mjjn va il rland, en een snelle vlucht zou dus om dubbele reden noodzakelijk voor me zjjn. De graaf zal zoo goed zijn tijd en plaats te bepalen.* »Ik heb me veroorloofd,* zei Haldern, >een open plaats in 't bosch niet ver van 't park, voor te stellen, waar gijzelf vroeger met den graaf hebt schijf geschoten en waar de bodem vlak is. Half elf, 's morgens, is een tijd waarop wij niet licht gestoord zullen worden, en de graaf wenscht, wanneer geen noodige schikkingen van uwe zijde daarin verhindering brengen, dat de dag van morgen de beslissende zijn zal.* »Ik ken de plaats,* antwoordde Kielsky; »zeg den graaf, dat ik stipt tot zijn dienst zal zyn ik heb niets in orde te brengen.* »Dan is alles afgesproken,* meende Haldern. Kielsky stond op en met een stomme buiging groette de opperhoutvester en ging heen. en aim, en de Franco per post zonder prijs- li.II. Correspondenten worden beleefd verzocht zoo spoedig mogelijk hunne Nota's in te zenden over het hun komende aan frankeeringenz. tot op heden. »Hij lid van den gemeenteraad, hij?« OP NIEUW UIT HET DUITSCH VAN o CT Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1