Een Jubileum, FEUILLETON. Geen Vertrouwen. 1887. voou, Uitgever: L. J. YEEEMAÏÏ, Heusden. M «20. Dit bind verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG, Abonnemeutspr ij sper 3 maanden f 1.00. verhooging. Adrerteniiën 1(j regels 00 et. Elke regel nicer 10 ct. Groote letters nnnr plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdng- en Vrijdagmorgen ingewacht.. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond .8 our. Wij leven in den tijd der jubileums. In de meeste staten van Europa viert men in dezen tijd het halve eeuwfeest van den bouw dei- spoorwegen. Het eerst in Engeland; in 1885 in België, dit jaar in Duitschland, over twee jaar, in 1889, in ons land. Door velen werden de spoorwegen als eene nieuwigheid beschouwd. Het was een nieuw vervoermiddel, dat men eens probeeren kon, maar aan de oude be proefde wel geen afbreuk doen zou. Yan regeeringswege hadden de spoorbanen dan ook met allerlei moeilijkheden te kampen, en par ticulieren hielden jaren aan jaren door allerlei plagerijen den bouw tegen. De oudste Neder- landsche spoorweglijn was tusschen Haarlem en Amsterdam. Het was nog in den tijd dat de poorten der steden des avonds op behoor leken tijd gesloten werden. Allerlei werd ver zonnen, om toch maar te verhinderen, dat de fiscus geen schade zou lijden, dat er niets op den vreemden weg zou binnengesmokkeld worden, dat door de poort zou geweerd zijn of met belasting zou getroffen worden. Dat behoort nu alles tot het verleden en eeno heel enkele bijzonderheid doet nog denken aan die kleingeestigheid van vroeger datum. Wij herinneren slechts aan de gedwongen halte in den Rijnspoorweg bij Nieuwersluis. Het leggen van den weg zou alleen maar toegestaan worden op voorwaarde, dat elke trein aan het station zou stoppen. Die voorwaarde werd siangenomen, en hoe hinderlijk het ook is, nu, na ruim veertig jaar, is dat servituut nog niet opgeheven én elke trein moet daar halt houden, ofschoon reeds dikwijls pogingen zjjn aangewend om van die verplichting ontheven te worden. Wij leven snel. Stormenderhand heeft do spoortrein terrein veroverd, en nu is er bijna geen plaatsje zoo klein of het rekent zich ver ongelijkt, wanneer het van het groote spoor wegnet is afgesneden. De ijzeren wegen hebben dan ook zoo'n grooten invloed gehad op de beschaving, dat de plaatsen, die geheel zijn afgesloten van het verkeer, langzaam maar zeker wegkwijnen. Het »tjjd is geld« is hier in hooge mate van toe passing. Het enkele uren of minuten vroeger aankomen, het verkorten van een traject met eenige kilometers, beslist over de toekomst van een baan, en over de toekomst van de plaat sen, waar de baan hare eindpunten heeft. Wij zien het nu weer aan Vlissingen. De achteloos heid of geringschatting, of hoe wij het noemen zullen, waarmede de Belgen de administralie hunner lijnen behandelen, is oorzaak geworden, dat de postroute van Engeland naar Duitsch land nu bijna geheel over Vlissingen loopt. Ongeveer tegelijk met de spoorwegen hield de telegraphic haren intocht. Reeds in over oude tijden had men op middelen gepeinsd elkander in de verte zijne gedachten te kunnen mededeelen reeds hadden de gebroeders Chappe iii het laatst der vorige eeuw hun optische te legraaf uitgevonden en tot vrij hooge volma king gebrachtvoor later was het bewaard dat de mensch zijne gedachten letterlijk en zicht baar naar de verst verwijderde plaatsen over kon brengen. De wijzer-telegraaf, die nog lang op de stations der Hollandsche spoorweglijn werd gebruikt, was do eerste stapeen onge rief was het, evenals met de optische telegraaf, dat de teekens niet blijvend waren, en dat, als men zich eens vergiste' of men lette niet op, het bericht verminkt en dikwijls nutteloos was. In 1837, dus nu. vijftig jaar geleden, werd de eerste telegraaflijn gelegd, en wel tusschen de sterrewacht van Bogenhauseu en het Akademie- geboüw te Munchen. Die lijn was ongeveer tien kilometers lang. De beroemde Karei August Stein heil had deze lijn gelegd en correspondeerde het eerst met den scbrijftelegraaf, waarbij liet ge- telegrapheerde zichtbaar bewaard blijft. Zijn eerste telegraafdraad was eene dubbele, door den eenen ging de electrische stroom heen en hij kwam door den andere terug. Het volgende jaar deed hij nog eene zeer belangrijke ontdek king. Hij kwam namelijk op het denkbeeld, de aarde te gebruiken als teruggeleider van den elektrischen stroom, zoodat vari nu af aan maar één draad noodig was. Steinheil bracht een draad tusschen twee stations, verbond de einden van den draad met groote metalen platen, en begroef' de beide platen op vrij aanmerkelijke diepte in den vochtigen bodem. Door dien bodem nam dan, zooais algemeen aangenomen wordt, de elektrische stroom den terugweg aan. Dat de metalen platen niet alleen in den grond, maar in den vochtigen grond ruoeton zijn, bleek eens op merkwaardige wijze. Bij een zeer lang durige droogte weigerde iri'ecn zekere stad de ■telegraaf te werken. Er werd onderzocht of er ook iets aan de verbinding of aan bet toestel haperde, liet gebrek was niet te ontdekken. Toevallig legt een van de beambten den draad op een gasornament en dadelijk was de zaak in orde. De metalen gasornamenten stonden door middel van de gasbuizen met den vochtigen grond in verbinding. De gasbuizen bleken dieper te liggen dan de metalen platen, die in den drogen grond waren geraakt. Sedert Steinheil zijn eersten tien kilometer langen draad legde voorde eerste scbrijftelegraaf, zijn vijftig jaar verloopen. Vele en velerlei zijn dé verbeteringen na dien tijd ingevoerd, de teekens zijn vervangen door letters, de toestellen zijn doelmatiger en minder kostbaar geworden en de draad is aangegroeid tot een net van millioeuen mazen, dat den geheelen aardbol om spant. De Fran sell man, die het in het dolhuis tegen iedereen uitgilde, dat hij niet den blik sem zou schrijven, en die daarom als krank zinnig was opgesloten, is gerechtvaardigd ge worden. Als hij twee eeuwen later had geleefd, dan had men hem niet in een dolhuis op gesloten, maar men had hem een standbeeld opgericht, zoo goed als voor Steinheil en Morse. Maar in zijnen tijd was elke uiting, elke daad, die door bijgeloovig beschaafd en onbeschaafd gepeupel niet begrepen werd, eene ingeving van den duivel of van een loozen geest. Dat is gelukkig anders geworden. Geen uitvinder komt meer op den brandstapel omdat hij zijne ziel aan Satan verkocht heeft, hij mag in het begin eens uitgelachen worden, maar dat is ook al liet ergste wat hem overkomen kan. Er is nog wel veel bijgeloof, maar het gaat er mee als met de uilen, het verbergt zich en schuwt het licht en doet maar zelden kwaad in het openbaar. De geest des tijds is het te machtig. Spoorlijn en telegraaf cn telephoon hebben krachtig samengewerkt om het naar zijne schuilhoeken terug te drjjven. Moge de tijd spoedig komen, dat het zich voor altijd verberge. Buitenland. DUITSCHLAND. Groot opzien baart een hoofdartikel in de »Norddeutxche Allg. Zeit.,« hetwelk ongetwij feld onmiddellijk van Prins Bismarck afkomstig is en waarin uitdrukkelijk wordt verklaard, dat Duitschland, Oostenrijk-Hongarije en Italië over eengekomen zijn niet alleen eenen Ëuropeeschen oorlog naar vermogen te verhinderen, maar ook ziel), mocht het noodig zijn, gemeenschap pelijk daartegen te verzetten. Gelijk bekend GOLO RA 1M II ND. (19 »Vóór alle dingen, ik maak je verantwoorde lijk, dat je op geenerlei wijze je er inmengt, en dat niemand iets van de zaak bemerkt, voor ze beslist is; ook daarop uw eerewoord. Alexander gaf de hand er op. »Mijn tegenpartij is Kielsky,* zei Schlettendorf. »IIa!« riep de jonge man opvliegend, »dun is 't toch zoo! hij hier? Maar dan is 't mijn zaak, mijn eer, mijn strijd! Nu weet ik alles en duld niet, vader, ook niet van u, dat ge voor onzen naam strijdt.* »Zgt ge uitzinnig,* riep de graaf toornig, wilt ge uw woord, waarvan de klank nog nauwe lijks vervlogen is, breken »Mijn God, ge weet niet* riep do baron büiten zich zelveu. »Ik wil ook niets wetenviel de graaf hem ongeduldig in de rede. »Wat ik ook verder verneme, mijn besluit staat pal. 't Is er waar lijk de tijd niet toe, Alexander, om me nog meer op te winden, en het laatste uur, dat ine misschien nog overblijft, boort Paula toe.* Hij ging en Alexander bleef staan. De jonge man was in een niet te beschrijven toestand. Dolle woede over de trouweloosheid van zijne gade, dorst naar wraak, zorg voor don graaf, de trots van den man en de bitterheid van ver raden liefde streden in zijn hart. O, dat gege ven woord, dat woord, dat hem omstrikte met on verbreek bare ketens, terwjjl de verrader zege vierend tegenover hem stond. Als een knaap zou hij toezien, terwijl een ander beproefde zijn eer rein te wasschen, tot nietsdoen gedoemd, en tot dulden, en tot dragen. Dat was te veel voor het wild bewogen hart van den jongen man, te veel om liet ook maar. eenige uren to dragen; eiï aren moesten omgahn eer destrijd beslist wits; eer hij ook maar de gcringsie op lossing of genoegdoening krijgen kon. Hij ging naar het park; bij liep de schaduwrijke hum op en neer; hij kon geen rust vinden. Hij durfde vóór de beslissing ook niet naar Paula gaan boe zou bij kunnen zwijgen, als hij tegenover de trouwelooze stond, die een zoo nameloos lij den over de haren had gebracht! Allengs was ook de tijd van den graaf voorbij. Hij ging naar boven, haalde zijn hoed en sloeg toen den weg door het park in. Te vergeefs zag hij naar Alexander omdeze was niet te vinden, en de graaf wilde ook zijn tegenpartij niet laten wachten. ITij kwam te rechter tijd. De opperhoutvester was er reeds; dadelijk daarop kwam Kielsky, ten laatste dokter Wagner. De twee mannen groette elkander zwijgend maar de rustigheid van den graaf week, toen hij tegenover den doodelijk geliaten man stond. Ilij werd doodsbleek; toorn en verachting fon kelden uit zijne oogen, en zijne lippen trilden van innerlijke ontroering. Kielsky bleef zich volkomen gelijkzacht neuriede hij een liedje en sloeg met de zakdoek het stof van zijne laarzen. De plaats was goed gekozen: omgeven door reusachtige eiken en bedekt met kort, zacht gras, lag ze verwijderd van het geraas van den arbeid en van het vermaak. Slechts enkele tonen van liet vroolijke gezang der veldarbeiders droeg de zachte koelte .nn en dan aananders hoorde men niets dan het kweelen der vogels, die zich op de boomtakjes schommelden. Het scheen een verborgen plaatsje, waar, ver van 't bespiedend oog der wereld, de liefde in zalige eenzaamheid wil minnekoozen. V/at was het schoon, dit plekje gronds; hoe uitlokkend dartelde de zonne straal door de groene bladeren, hoe blauw was de hemel; het scheen, dat de natuur de beide strijders wilde bewegen af te zien van hun Moe digen strijd; maar met welk bekoorlijk gewaad geen der twee zij zich ook had versierd mannen schonk haar een belangstellenden blik: geen begin van berouw kwam op in het hart van den een, geen spoor van vergiffenis in dat van den anderen, en haastig vluchtten de dunne wolkjes weg, alsof zij geen getuigen wilden zijn van wut 'tiaar beneden geschiedde. De opperhoutvester gaf aan elk een met het poststempel »I leidel berg verzegeld pakket, waarin pistolen en kogels waren. De stappen werden afgemeten, de scheiding getrokken. Kielsky zoo wel als Schlettendorf laadde; maar de hand van den laatste beefde van toorn en ongeduld. »Ik bid u, Schlettendorf, wees bedaardfluis terde Haldern, »zoo kun 't niet gaun.« De strijders plaatsten zich. De opperhoutvester zag naar rechts en links alles was gereed. Ilij gaf het sein om aan te treden. Maar de graaf werd door hartstocht weggesleept; bij den eersten stap schoot hij, en de kogel floot over Kielsky's hoofd, zonder hem een haar te krenken. Schlettendorf bleef staan, hij bewoog geen lid, bief geen arm op om zich te dekken; hij bood de tegenpartij de breede, mannelijke borst, en, thans niet meer in spanning, scheen alle rust in hem teruggekeerd. Nu naderde Kielsky. Om zichtig had hij het goed schoongeveegde lorgnet voor 't oog gedrukt en langzaam voortstappende, mikte hij met duivelsche onverschilligheidhij hief het pistool op, liet het weder zinken en een lachje vol onuitsprekelijke verachting vloog over des graven gelaat. Thans was Kielsky zijn tegen partij genaderd tot op den laatsten stap vóór de grenslijn, en hij moest hem nauwkeurig in 't vizier genomen hebben, want hij liet bet pistool niet meer zinkenhij schoot en zonder een kreet te slaken viel de graaf op den grond. Hij had goed gemiktde kogel was rechts door het hart gegaan. Haldern cn de dokter snelden toe, men scheurde de rok open, men richtte hem op vergeefs »Hij is dood!* zei Wagner zacht, »dieging door 't hart,* en behoedzaam vleiden ze hem neer op 't zachte gras, dat nu door donkere bloeddroppels purper geverfd werd. Haldern was door schrik verlamdliii had het zien cobeuren. en kon het toch niet begrijpen. Maar Kielsky wekte hem uit zijne verdooviug; terwijl men den graaf hielp, had hij van verre gestaan, schijn baar onverschillig. Nu kwam liij naderbij. »Ik veroorloof me, mijnbeer de opperhout vester, u aan de verplichting te herinneren, die ge, tegenover mij, op u genomen hebt,* sprak hij en zag onverschillig neer op den man, die met edel vertrouwen zijn huis voor hem open gesteld had, en wiens eer hij in ruil daarvoor vertrappen, wilde, wiens vrouw hij gekweld lmd, tot ze in 't graf rust vond, dien hij zelfs koel bloedig had doodgeschoten als een stuk wild, zonder dat een woord van spijt over zijne lip pen kwam. »Neem dat! het zijn vier rollen, elk van hon derd Louis d'or,« zei Malde n met onverheelde verachting. Kielsky nam het, raakte even zijn hoed aan en ging heen zonder nog eenmaal het hoofd om te wenden. Ellendelingbromde de opperhoutvester, hij was het schot kruit van eene eerlijke hand niet waard. Maar nu, dokter, help me nu; dat zal daar in 't slot wat zijn!* >'t Is ontzettend,* klaagde de dokter, »zoo- veel ongeluk op eens in eene familie. Die arme baronnes! Vóór alles moeten we zorgen, dat het lijk bedaard en zonder opzien in 't slot ge bracht wordt, en terwijl één van ons hier blijft moet de ander voor een draagbaar en metfschen zorgen Dat zal ik doen,* zei Haldern, »houdt ge bier de wacht?* Dicht bij 't slot ontmoette hij Alexander. Deze zag aan 't ontroerde ge laat van den opperhoutvester dadelijk den on geluk kigen afloop der zaak. »Is hij gevallen riep de jonge man vol angst. »Ja,« antwoordde Haldern, »het is voorbij! De kogel ging vlak door 't hart, en 't was een edel hart dat getroffen werd. De schurk heeft gemikt, o minuten lang, en hij heeft de beste plaats uitgekozen. Nu is 't voorbij,* zei hij, de oogen afdrogend, »en Schlettendorf, geloof me, is graag gestorven. Maar dat hij door de hand van zulk een ellendhre viel. dat sniit me. Het Land van en llteiia, en de Franco per post zonderpi'ijs- OP NIEUW UIT HET DUITSCH VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1