1)
II.
FEUILLETON.
«M. 623.
Geen Vertrouwen.
ZATERDAG 22 OCTOBER.
Uitgever: L. J. YEEHMAH, Heusden.
1887
VOOR
Dit bind verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs-
verhooging.
Advertentiën 16 regels 60 et. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken
tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
SLOT.
Engeland staat met zijne orden op een bij
zonder standpunt. Naar oud gebruik verleent
de Koningin hare onderdanen nimmer verlof
vreemde orden te dragen, waarom dan ook de
leden der Engelsche diplomatie niet alleen door
wansmaak hunner uniformen, maar ook door
afwezigheid van decoratief in het oog vallen.
Het gevolg daarvan is dat ook Engelsche orden
nimmer aan buitenlanders verleend worden,
omdat de aanneming verboden wordt, zoolang
Engeland zulks doet. Slechts twee uitzonderin
gen bestaan op dien regel, wanneer n.l. het
leger in verbond met vreemde troepen te velde
trekt, is het decoreeren door de verbonden macht
geoorloofd; ook worden dan Engelsche orden
aan deze verleend. De leden van 't Engelsche
koningshuis krijgen ten allen tijden verlof vreem
de orden te dragen.
Nog is hiervan het gevolg, dat een Engelsche
orde door hare zeldzaamheid op hooger waarde
geschat wordtze hebben bovendien slechts
enkele rangen, waardoor vanzelf de uitdeeling
in massa's van kleine kruisen buitengesloten is.
De voornaamste is die van den Kouseband,
gesticht door koning Eduard III in 1348. Op
een hofbal verloor de schoone hertogin van
Salisbury haren kousebandde galante vorst
raapte dien op en gaf hem aan de eigenares
terug. Het spotachtig gemurmel onder de hof-
vlinders bracht hij tot zwijgen met den uitroep
»hony soit qui mal y pensek (schande over hem,
die er kwaad van denkt) en korten tijd daarna
stichtte hij de aan St. George gewijde orde.
Het ordeteeken is een blauw schild, waarop de
heilige, een draak doodende, omgeven van ge
noemde woorden. Het wordt aan een blauwen
band om de heup gedragen. Daarbij behoort
een blauwe kouseband met gouden gesp. De
ordesdracht bestaat uit een mantel van paars
fluweel, versierd met een zilveren ster, waarin
een rood kruis aangebracht is. De orde heeft
haar eigen kapel in het slot te Windsor en
ieder lid zijn eigen zetel, waarboven zijn wapen
prijkt.
Ridder van den Kouseband te zijn geldt niet
slechts in Engeland, maar in geheel Europa
voor de hoogste eer, slechts weinig vorsten be
zitten deze orde; van vreemde prinsen slechts
zij, die met het Engelsche hof verwant zijn en
geen vreemd minister of gezant heeft haar ooit
ontvangen. In ons land is de koning er mede
begiftigd, in Duitschland de keizer, de kroon
prins en diens zoon, de tweede kroonprins. Ze
is daar zelfs een zeer eigenaardige decoratie.
Koning Frederik Willem IV n.l. had, om te
toonen hoeveel waarde hij aan deze orde hecht,
liaar doen bevestigen boven de ster van den
zwarten Adelaar, zoodat men tusschen de stralen
der ster de woorden hony soit enz. te- lezen
kreeg. Deze zonderlinge decoratie draagt ook
de kroonprins en prins Wilhelm, zoodat op hun
borst de twee meest beroemde orden der wereld
vereenigd zijn. De overige Engelsche orden, de
Distelorde en de Batliorde zijn nog zeldzamer
doch van veel minder beteekenis.
Het Fransche Legioen van Eer« is door
Napoleon I gesticht en de Republiek heeft deze
orde in stand gehouden omdat de Franschen
zeer gevoelig zijn voor een lintje in 't knoops
gat en zeker nog in geen eeuw, trots hun
republikeinscken staatsvorm, tot de Amerikaansche
onverschilligheid omtrent deze onderscheidingen
vervallen zullen. Het Legioen verschilt daarin
van andere orde, dat haar teeken geen kruis
is, maar een ster van een lauwerkrans omge
ven. Het middenstuk droeg vroeger Napoleons
beeltenis, thans echter een fantastische vrouwe-
kop, de Republiek voorstellende. Zoo zuinig 't
keizerrijk was, zoo vrijgevig is de republiek met
het Legioen van Eer. De Franschen beminnen
het roode lintje zoozeer, dat ze bij gebrek aan
wezenlijke decoratie, toch maar iets roods in
't knoopsgat dragen.
Tot deze orden behooren o. a. ook de Annun-
ciata-orde van Italië en de Deensche Olifantorde.
De eerste is een gouden halsband, waarop
Maria-boodschap afgebeeld is. Ze wordt spaar
zaam gegeven en alleen aan personen van den
hoogsten rang. Elk ridder dezer orde wordt
door den koning van Italië met »neef« aange
sproken en heeft het recht zich »neef des
konings« (cousin du roi) te noemen.
De Olifantsorde toont het beeld eens witten
olifants, om den hals gedragen. De Deensche
gezant aan 't hof te Weenen, kreeg eens uit
Kopenhagen de opdracht de insignes dezer orde
te vereeren aan den kanselier vorst Metternich.
Hij vroeg derhalve audiëntie aan en was zeer
verheugd aan den man, die toen in Europa
een eerste viool speelde, de hoogste onderschei
ding zijn lands te mogen brengen. Metternich,
niet onderricht van het doel der audiëntie, be
val, ten einde den gezant hoffelijk te ontvangen,
zijn kamerdienaar een Deensche orde (de Dane-
brog) aan zijn rok te hechten. De kamerdienaar
zoekt maar vindt ze niet en ijlt, in de meening
ze verlegd te hebben, naar een juwelier, vond
daar gelukkig de orde van den Olifant en be
vestigt die op 's vorsten rok, zonder dat deze
iets van de vergissing bemerkt. De gezant ver
schijnt op het bepaalde uur, het étui met de
decoratie en liet schrijven des konings in den
rokzak dragende. De vorst ontving hem zeer
vriendelijk, doch op 't zelfde oogenblik dat hij
aan 't woord zou komen, valt hem de versch
verworven Olifantsorde in 't oog. Nauwelijks
kan hij zijn schrik meester worden. Hij vreesde
dat men te Kopenhagen een vergissing begaan
had, zocht zoo goed het ging, het gesprek gaande
te houden en vertrekt weder, étui en begeleidend
schrijven meenemende. Op zijn bericht van het
voorgevallene, ontvangt hij den last de zaak niet
verder te onderzoeken. De orde en beleenings-
brief bleven in 't archief liggen en vorst Metter
nich bezat de Olifantsorde, zonder haar ooit ont
vangen te hebben; en wel op kosten zijns kamer
dienaars, die eveneens, om zijn zorgeloosheid te
bedekken, de zaak verzweeg, totdat eindelijk
jaren daarna het zonderlinge voorval door een
lateren gezant verteld werd en Metternich zelf er
hartelijk om lachte.
Onder de orden uitsluitend voor vrouwen inge
steld, zijn 't meest bekend de Duitsche Louiseorde,
voor ziekenverplegers, die vele navolgingen heeft
in de verschillende Duitsche staten, de Katharine-
orde in Rusland, de Maria Louisaorde in
Spanje enz.
In republikeinsche landen is over 't algemeen
't pronken met kruisen minder in zwang dan in
monarchiën. De republieken van Zuid-Amerika
echter zijn er niet wars van. Een paar jaren ge
leden is in ons land zelfs een regen Zuid-Ameri-
kaansche kruisjes neergevallen, waarvan 't niet
zoo heel lastig was er een machtig te worden,
althans niet voor degenen, die den weg kenden.
Besluiten we dezen gang door de wereld der
sterren met de vermelding, dat zelfs de kleinste
republiek in Europa, San Marino, die de grootte
heeft van het eiland Rozenburg en nog geen 8000
inwoners telt, zich ook de weelde eener ridder
orde veroorlooft, en dat zelfs de negers in Afrika
thans hun sterren hebben. De doorluchte zoon
van den bekenden Zulukoning Cetawajo, Dinizulu
geheeten heeft de Krokodilorde gesticht: een rond
gouden schild, in tweeën verdeeld. Het boven
deel toont een roofvogel, het onderste een kroko
dil. De koning heeft deze orde verleend aan
G O L O RAIMÏÏND. (22
Ze wilde hem slechts zeggen, dat ze ging om
nimmer terug te keeren; ze wilde nog eens in
die oogen staren, die ze bemind, nog eens die
stem hooren, welker klank zoo vaak haar hart
verblijd had. Maar als ze zich dit voorspie
gelde, gevoelde ze, hoe haar kracht verlamde
en haar trots verdween voor de macht zijner
nabijheid; en ze wilde niet zwak zijn, ze durfde
het niet. Hoewel haar hart trilde van dood-
smart, hij zou niet zien, dat het terug verlangde
naar hem, die het in 't stof had vertreden. Hoe
zou het zijn, als ze vertrok, eer hij terugkwam
Die gedachte voer als een bliksemstraal door haar
warlend hoofd. Ja, dat was beter dan voor hem
te weenen of een bedaardheid te huichelen waar
van haar hart niets wist. Zoo snel deze ge
dachte was opgekomen, zoo snel moest ze wor
den uitgevoerd. Ze maakte haar kamenier met
haar besluit bekendreeds morgen wilde ze weg.
Een manlijken bediende had ze noodig; ze dacht
aan Martyn, die haar toegenegen was en dien
ze sedert hare kindschheid kende. Hij was een
trouw en eerlijk man en gaarne bereid met haar
te gaan naar een vreemd land. Ze zei hem, dat
ze na hare ziekte verplicht was naar een war
mer, zachter klimaat te gaan, en hij voelde met
trots, dat zij hem boven de andere bedienden
de voorkeur gaf. Paula's kamermeisje moest den
nacht gebruiken om al het noodige in te pakken,
zij zelve bracht den avond door met schrijven
aan haar man, en toen maakte ze zich gereed
voor den laatsten nacht onder dit geliefd dak.
Hoe veilig had ze er gerust in de dagen harer
kindschheid, hoe zalig in de dagen harer liefde!
En als ze haar voor by trokken, die beelden uit hare
kindschheid, zoo rooskleurig en zoo licht, vol
vroolijken gloed, als allengs de gouden glans
werd uitgebluscht en het donker werd en stil
in heur hart, toen kromp ze ineen, ze was
alleen, alleen op de wereld Ze voelde eensklaps
een onweerstaanbaar verlangen om naar boven te
gaan, naar de kamer, die ze als meisje had be
woond; ze wilde afscheid nemen van de plaatsen,
waar ze gedroomd, gehoopt, bemind haden
toen ze binnentrad viel liet heldere maanlicht
door de hooge vensters en duidelijk stond hij
voor haar, de avond, toen ze als een gelukkige
bruid aan dit venster had gezeten. Het was
dezelfde gezellige kamer, dezelfde wonderbaar
lichtende straal, 't was ook dezelfde vrouw, die
opzag naar den hemel, maar ach, het hart was
veranderd, en de oogen zagen niet den helderen
glans, ze waren door tranen verblind. En ze
ging verder naar de kamer, die Marie had be
woond, en ze dacht aan het oogenblik toen deze
van haar ginghoe ze haar had gezegdbe
waar het vertrouwen van uw man, dan hebt
ge alles.Ze weende, weende over nooit ge
kend geluk; ze had immers Alexanders vertrou
wen nooit bezeten. Ook haars vaders kamer
ging ze binnende zware gordijnen waren toe
getrokken en het maanlicht bleef buitenhet
was er donker, stil en eenzaam. Alles dood, zoo
als in Paula's hart. Ze sloop naar 't bed, waarop
ze hem 't laatst gezien had; hier was 't, waar
haar geluk onderging door Alexanders vreeselijk
woord, dat als een bliksemstraal verzengend in
haar hart viel. Ze knielde neder bij 't bed en
verborg het moede hoofd in 't zachte dek. »0,
mocht ik slapen bij u! Ik heb u nooit bedroefd,
snikte ze, »ik heb u lief gehad met een kinder
lijk hart en had gaarne mijn leven gegeven,
mijn schoon, mijn vreugdevol leven, om het
uwe te behouden. Eu gij weet het, wat ook
tegen me spreekt; ge /iet me wel in mijn diepen,
diepen nood, hoe verlaten en ellendig ik ben.
O, bid voor uw kind, dat God ons genadig zij
en een lichtstraal zende in dezen nacht, opdat
Alexander het geloof in mij terug viude, zijne
liefde terugkeere, en mij oplieffe uit mijn on
noemelijke ellende.
En 't was alsof ze rust vond; ze stond op,
sterker en moediger; ze wilde de beproeving
dragen, er niet onder bezwijken. Zachtkens ging
ze in Alexanders kamer, voorzichtig, alsof ze
vreesde hem te ontmoeten. Ze zag niet achter
zichze voelde, dat ze zwak zou worden, hier,
waar hij leefde, eenzaam en ongelukkig als zij
zelve, misschien nog ongelukkiger. Ze legde
den brief op zijn schrijftafel en wilde gaan, maar
haar voet wankelde, o scheiden, scheiden, is het
dan zoo zwaar? Ze zag naar alles, ze wenkte,
ze groette als waren daar gevoelende harten,
vermande zich met geweld en ijlde heen.
Beneden in Paula's kamer waren de kaarsen
diep ingebrand en het kindermeisje was vermoeid
ingedommeld bij het bedje van den kleinen
Gustaaf. Paula, door al die smartelijke indruk
ken overmeesterd, trad aan 't venster. »Alleen,«
stamelde zij, alleen in de wereld, en de wereld
is zoo groot, het leven zoo lang!« Daar bewoog
zich het kind in de wieg en het zwakke geluid
was als een tooverslag, waarmede haar hart,
haar in smart verzonken hart, werd aangeraakt,
en de bron der moederliefde borrelde eenklaps
op met levendig geweld. Ze viel voor 't bedje
neer en wierp zich hartstochtelijk over den
knaap, die door haar wilde kussen ontwaakte.
»Mama!« stamelde het kind slaapdronken,
maar hjj weende niet; hij legde het gloeiend
hoofdje tegen moeders bleeke wangen en sliep
onbekommerd weder in. »Mijn kind,« zuchtte
ze, »mijn zoete, zoete jongen! o God, heb dank,
dat ge me terechtertijd vermaant; zoo lang dit
kind me blijft, ben ik niet geheel verlaten. Ga
Gij met ons, o Heer, en wees ons ten steun en
staf, en ik zal deemoedig dragen, wat Gij ons
oplegt.Ze stond op, werkelijk gesterkt en
zocht een korte rust naast het kind.
Het was een heldere, zonnige morgen, toen
ze vertrok. Al de bedienden waren bijeenge
komen en wachtten met bange benauwdheid het
oogenblik af, dat de jonge mevrouw zou in
stappen. Ze voelden, dat er iets buitengewoons
en gewichtigs gebeurde; ze zagen het toch hoe
kommer en leiden verwoestend had gewerkt op
Paula's vroeger zoo bloeiend gelaat, en ze ge
voelden zeer goed, dat Alexander de oorzaak
van deze smart was. Ze wisten niet van welke
misdaad hij Paula beschuldigde, maar ze waren
vast overtuigd, dat hij ongelijk had; ze veroor
deelden hem, zonder zijne schuld te kennen, en
hunne medelijdende tranen volgden de schoone,
ongelukkige vrouw, die jegens allen lief en goed
geweest was en die thans uit het huis haars
vaders ging en in verbanning.
Als dat de zalige heer graaf wist,« zei de
koetsier hoofdschuddend, hij zou zich in 't graf
omkeeren. Het gras is nog niet gegroeid op zijn
graf en nu reeds jaagt de baron zijn lieveling
weg in de wijde wereld, met haar arm, klein
kindje op den arm.«
Hij jaagt haar niet weg, maar ze gaat, om
dat ze in zoo'n hel niet leven kan, die arme,
genadige vrouw,zei weenend de kamenier, die
vroeger in Marie's dienst was. Meent ge, dat
ik haar niet gezien heb, de arme vrouw, hoe
ze van nacht weenend door de kamers sloop,
alsof ze alles nog eens wilde bezien? En alles
komt toch van haar; hier is ze geboren; het
was het slot van haar vader; en nu doet
de baron, alsof hij haar maar zoo kan weg
jagen. Nu, God vergelde het hem niet, zoo moet
een christenmensch bidden; ik zou zijn schuld
niet graag op mijn geweten hebbenmaar de
grooten hebben een wijder geweten dan wij.*
»Daar komt ze,« fluisterde een dienstmeisje,
toen Paula wel bleek, maar uiterlijk rustig, op
den arm van den rentmeester Kirn leunend, uit
haar kamer in het voorhuis trad. Den ouden
man scheen het hart te zullen breken, hij weende
als een kind; en hoewel Paula niemand had
gezegd, voor hoelang ze dacht weg te gaan en
waarom zoo eensklaps, zoo voelden allen toch,
dat er iets bitters en geheimzinnigs in dit af
scheid lag. «Vaartwel,* zei ze bewogen en be
dwong met kracht haar tranen, vaartwel!* en
ze gaf dezen en genen de hand, blijft braaf en
vergeet me niet.
en Altena,
de
I
V
OP NIEUW UIT HET DUITSCH
VAN
Wordt vervolgd