)4 Él, Liefde of pil? FEUILLETON. Geen Vertrouwen. M 624. WOENSDAG 26 OCTOBER. 1887. Uitgever: L. J. YEERMAK, Heusden. VOOR Dit bkd verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder piijs- verhooging. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Niettegenstaande de vrij aanzienlijke oplage van ons PREMIEWERK kwamen wij door de talrijke aanvragen, ver scheidene exemplaren te kort, waardoor wij vele abonnenten, die hunne bestelling te laat inzon den, moesten teleurstellen. Om ook dezen te bevredigen, verschijnt een nieuwe druk, en wordt nogmaals de inteekening aan ons bureau opengesteld voor den geringen prijs van 40 Cents. WRT Den lsten November zal BOY—Ed's Liefde of Plicht? (tweede druk aan de inteeke- naren kunnen worden afgeleverd. Op den 19 Augustus 1.1. vielen des middags te één ure in den omtrek van Taber in Euro- peesch Rusland uit de lucht eene groote massa steenen neer. De zoogenaamde steenregen werd voorafgegaan door een lichtstreep, gevolgd door een vreeselijken slag, die op 20 kilometer af- stands werd gehoord, en welke slag weer ge volgd werd door een gesuis, als dat van een kanonskogel. Een boschwachter zag een steen in de rivier de Karna vallen met zooveel kracht, dat de boot, waarop hij zich juist bevond, hevig schudde, en een hoop paarden, die juist aan den oever aan het drinken waren, op de knieën vielen en daarna op de vlucht sloegen. Op de plaats waar de steen gevallen was, bleef het water een tijd lang bruisen, alsof het kookte. Een andere steen sloeg in den grond dicht bij een arbeider. Deze duidt den steen aan als donkergloeiend, die op den afgelegden weg eene rookzuil achter zich liet. De steen was 2J meter diep in den grond gedrongen en woog 245 kilogram. Die steenregens komen betrekkelijk menig vuldig voor. Reeds in de hooge oudheid wordt gesproken van steenen, die uit den hemel ge vallen waren. De bewoners van Efeze geloofden, dat het beeld van Diana, die zij als godin ver eerden, uit den hemel was gevallen; daarom werden haar ook alle aërolieten of luchtsteenen gewijd. Yan het heiligdom der Trojanen, het Palladium, wordt verhaald, dat het als een ge schenk van Pallos-Minerva uit den hemel was nedergedaald. De Romeinen brachten als beeld van Cybelé een steen uit Azië naar Rome: ook deze steen was uit den hemel gevallen. Yan het lijk van Mahomed gaat de overlevering, dat het in een ijzeren kist tusschen twee meteoor- steenen, als twee magneten, zwevende tusschen hemel en aarde hangt. Men hield gedurende geruimen tijd al deze verhalen voor fabeltjes, maar later, nauwgezet onderzoek heeft bewezen, dat die zoogenaamde steenregens in werkelijkheid voorkwamen en nog voorkomen. De eerste maal, dat zulk een stcenregen nauwkeurig is waargenomen, was op den 26 Mei van het jaar 1761, des avonds om 6 uur, bij Agram in Croaiië. In 1790 had er eene plaats te Barbotan in Frankrijk. In 1794 viel in den omtrek van Siena een steenregen over een uitgebreide streek, terwijl die, welke den 26 April bij l'Aigle in Nor- mandië viel, nog belangrijker was. Eene schit terende vuurbol, die te Caen en Talaire (in Frankrijk) gezien werd, breidde boven l'Aigle zich uit als een donkere wolk, waaruit onder geweldig geknal een regen van 2000 tot 3000 steenen op eene vlakte ter lengte van 2| geo- graphische mijl en ter breedte van één geogr. mijl nederstortte. De inwoners van 20 dorpen namen dit verschijnsel waar en men hoorde het gebulder tot op veertig uur afstands. Even duidelijk heeft men in 1808 bij Stannern in Moravië den val opgemerkt van ongeveer 300 steenen; deze kwamen uit een nevel, die zich plotseling aan een helderen hemel vertoonde. In 1842 viel er een regen van steenen, dicht bij Nordhausendaarbij werd wolk noch vuur bol opgemerkt. In 1863 vertoonde zich in Maart des avonds tegen negen uur een schit terende vuurbol 'n deze streken, die onder een hevig gerommel voortvloog en op de Yeluwe als steenregen uiteen spatte. In de maand De cember van 1868 heeft men in ons vaderland een grooten vuurbol gezien, die van het oosten naar het westen ging; geen nedervallen van luchtsteenen werd daarbij opgemerkt, wellicht heeft de losbarsting boven de zee plaats gehad. Men onderscheidt de aërolieten in ijzer en steen-meteorieten. Over de scheikundige samen stelling zullen wij natuurlijk niet spreken. IJit een stuk meteoor ijzer, dat aan Kaap de goede Hoop gevonden werd, heel't men een degen voor KeAer Alexander I gesmeed. Men weet dat deze Keizer niet vrij was te pleiten van bijge loof. Hij was e n vlijtig bezoeker van waar zegsters en zulk een uit den hemel gevallen zwaard was voor hem van hooge beteekenis. De grootsle bekende aëroliet is 15000 kilogram men zwaar. Volgens Plutarchus viel in het geboortejaar van Socrates een luchtsteen bij Aigos-Potamos, die zoo groot was als twee molensteenen. De groote steen, die bij Bahia in Brazib'e viel, weegt 7000 kilogrammen; bij Durongo viel er een die 4000 Iv.G. woog, en men kent er verscheidene die 100 a, 200 K.G. wegen. Yele andere zijn zeer klein, vooral die, welke bij steenregens neervallen. De bij zulk een luchtverschijnsel neervallende steenen zijn zoo heet, dat men ze niet met de hand kan aanraken, maar zij veroorzaken geen brand, al dringen zij ook door een stroo-dak heen. Som tijds ook verspreiden zij een zwavelachtigen reuk, en dalen met zulk eene kracht neder, dat ook de kleine steenen zich ter diepte van eenige voeten in de aardoppervlakte inboren, een be wijs, dat zij van eene zeer aanzienlijke hoogte neervallen. Verschillende onderstel!1'ngen (hypothesen) zijn gemaakt om het zonderlinge luchtverschijnsel te verklaren. De oude Grieksche en Egyptische natuuronderzoekers vermoedden, dat die steenen door geweldige wervelwinden op sommige plaat sen van de aarde werden opgenomen en op andere weer losgelaten. Daartegen pleitte, dat de aërolieten geheel anders zijn samengesteld dan de gesteenten der aarde. Omdat dikwijls een stcenregen samenviel met eene uitbarsting van vulkanen, dachten ande ren, dat de steenen uit de vuurspuwende ber gen tot verbazende hoogte waren opgeworpen, en op verwijderde plaatsen weer ter aarde vie len. Een derde onderstelling was, dat de aëro lieten steenen waren, die uit de vuurspuwende bergen op de maan kwamen, dat zij tot ont zettende hoogte werden opgeworpen, binnen den dampkring der aarde kwamen en door deze werden aangetrokken. De meerdere kennis, die men in de laatste tijden van de maan heeft verkregen, heeft ook deze hypothese doeu verwerpen. Vrij algemeen brengt men tegenwoordig het verschijnsel in verband met de vallende sierren. Men ver moedt, dat in de wereldruimte tallooze, betrek kelijk kleine, donkere lichamen zich in massa om de zon bewegen; dat de aarde op haar baan tusschen bei den, bepaaldelijk in Mei en in November, dien gordel van zwevende lichamen doorsnijdt. Door de snelle beweging en de wrij ving met de dampkringslucht worden zij dan gloeiend en dus zichtbaar. Komen zij nu dicht genoeg bij de aarde, dat de aantrekkingskracht G O L O It A I M N D. (23 Groet den dokter hartelijk van mij,« verzocht ze den ouden Kirn, »zeg hem, dat ik er naar verlangde, zoo spoedig mogelijk gebruik te ma ken van de vrijheid, die hij me voor mijne her stelling heeft aangeraden, en zorg, dat de baron dadelijk bij zijn terugkomst den brief krijgt, die op zijn schrijftafel ligt.Ze knikte allen nog eens toe en steeg toen in den openstaanden wa gen. Sybilla volgde met het kind, Martyn sprong op den bok, en Paula reed weg in de lachende, vroolijke wereld, de oogen vol tranen en 't hart vol lijden, een treurige en donkere toekomst tegemoet. Toen de dokter kwam, schrikte hij, omdat hij Paula niet meer vond. Haar gezondheid kon wel is waar de reis verdragen, maar hij voelde een onaangename verantwoordelijkheid tegenover den baron. Dat had hij niet verwacht en hij wilde met den ouden Kirn overleggen of het beter ware, haar weder in te halen en tot voor- loopigen terugkeer te bewegen, of in allerhaast den graaf tijding te zenden. Maar met den rent meester was niets te beginnensedert dien on- gelukkigen nacht scheen hij wel kindsch, en de eed, dien de graaf hem had afgenomen, kwelde hem. Het kwatu hem voor, dat hij zijn eigen mis daad, zooals hij jammerlijk zijn ongeluk noemde, verborgen hield. Hij beweerde, dat de dood van de gravin de oorzaak was van al de volgende ongelukkige gebeurtenissen, en reeds aan het doodbed van den graaf had de dokter de grootsle moeite om den rentmeester te bewegen te zwjjgen. Ook heden weder dacht hjj onophou delijk daaraan en de dokter werd er ernstig boos over. »Zijt gij een kind, Kirn?« vroeg hij boos; wat hebben de voorvallen van dien nacht met de oncenigheden dezer echlgenooten te maken, en welk verband kan zelfs uw opgeschroefde phantasie daarin vinden? Met u is er niets te beginnen, en 't zal me in 't geheel niet verwon deren, als ge spoedig geheel vergeten zijt, wat ge den graaf met uw woord, en de gravin in haar sterfuur beloofd hebt. Als ge werkelijk als menscli u verplicht gevoelt voor een ongelukkig toeval te boeten, gelooft ge dan dat dit gebeuren kan door een woordverzaker te worden Kirn zuchtte en de arts ging heen. Hij meende, Paula in te halen kon niet baten. Hij kende haar vastheid en onbuigzaamheid wanneer het een eenmaal genomen besluit betrof. Maar hij schreef aan Alexander uitvoerig en nauw keurig het gesprek van den vorigen dag en Paula's vertrek van heden. Na twee dagen kwam Alexander terug, ver stoord naar 't scheen, maar zonder den ontstelden bedienden naar zijn vrouw te vragen. Hij ging naar zijne kamer en zijn eerste zoekende blik viel op zijn schrijftafel. Daar lag Paula's brief en vol sidderend ongeduld brak hij hem open. Zij schreef Alexander, ik vertrek, vertrek zonder boos heid, en dit is mijn laatste vaarwel! Het woord, dat go gesproken hebt, het vreeslijke, dat de jeugd van mijn hart doodde, dat hoop en geloof, vrede en geluk, maar niet de liefde doodde, dat woord was ons afscheidswoord. Geen uitspraak der wet zal ons scheiden; ik zou zondigen, als ik dat toestond, want ik weet, en dat ik dat weet is mijn star iu den nacht, dat ik uwer nog even waard ben als op den dag, toen ik uw vrouw, uw vertrou wende, van gelukstralende vrouw werd. Ja, laat mij 't zeggen; ik ben uwer zelfs nog moer waard dan toen; want hoe ge me ook krenkt, hoe ge me ook door vreeslijke verdenking ver nedert, ik bemin u evenwel bij al de smart, die mjjn hart ondervindt, en ik bid God, dat Hij u vergeve, zooals ik het doe. De dwa ling, waarin gij gevallen zijt is verschrikke lijk. 't Zou me niet bevreemden zoo de we reld mij veroordeelde, omdat de schijn zoo tegen me ismaar dat gij dat kunt doen, dat breekt mij 't hart. Maar vergeef me, ik wil niet klagen, ik wil bedaard met u spre ken. Ik wil verder geen gerechtelijke schei ding, omdat ik plichten te vervullen heb jegens mjjn kind, dat ook het uwe is. Ik ga naar Opper-Italiëdaar zal ik ergens een stil plekje vinden, waar ik leven kan met mijn jongen, onbemind, maar ook ongekend, en dat is veel; want schande, ook onverdiende, drukt met haar gewicht den geest ter aarde. Ik schrijf u, waar ik heenga, niet omdat ik hoop, dat uw genegenheid terug zal komen en gij me weder terug roepen zult; ik bemin u toch onuitsprekelijk. Maar ik moest mijns vaders kind niet zijn als ik na het voorgevallene ooit weder tot u kwam, ooit weder met ver trouwen aan uw hart kon rusten, zonder dat gij andere bewijzen voor mijn eer hadt dan uw geloof. Want, Alexander, uw geloof is zwakde twijfel zou in slapen, maar niet sterven en hij zou als een spook staan tus schen ons en onze liefde. Maar God is al machtig en het licht van zijn oneindige ge nade kan ook vallen in het donker, dat de gebeurtenissen van de laatste weken omhult. En als ge ooit bewijzen vindt, die me recht vaardigen iu uwe oogenwanneer ge ooit ontdekt, dat ge me onrecht aandeedt: kom dan vrij en wend u tot mijn hart. De oude liefde leeft daarinik zal vergeten en ver geven; want ik weet dat ge hedeu even onge lukkig zijt als ik. Ik wil u niet meer zien, want ik voel liet, dat ik dan niet van u zou kunnen scheiden. Zoo behoede God u dan, u mijn eeuwig en eenige geliefde, en geve u troost en vrede! Paula. Alexander was na het lezen van dezen brief als vernietigd, langzamerhand kwam er eene gedachte van haar onschuld in hem op, en haar dferbaar beeld stond voor hem in den glans van vroegere reinheid. Als hij haar eens veronge lijkt bad, als zijn woord haar eens had wegge- stooten iu de wijde, wijde wereld, haar, de jonge, steunbehoevende vrouw en bet kind, zijn kind! Doodsangst greep hem aan, en met geweld riep hij de gebeurtenissen van de laatste weken op, om hem bij te staan tegen zijn ontwakend ge weten. Hoe had hij haar bemind, hoe ernstig, hoe trouwHoe had hij geleefd in haar lach en zich vermeid in hare liefde; en toch kon ze hem verraden. Want welke schande had de graaf te wreken dan de hare; van welken knaap kon Kielsky's brief, welken de graaf verbran den wilde, spreken, dan van den hare. Zijn blik viel op den muur tegenover hem, waartegen Paula's portret bmg. Het lachte hem toe stil en blijde, en de half geopende lippen en de uit gestoken armpjes van het kind kwamen hem voor als een verwijt, als een roerend gebed. »Neen, neen,« riep hij vol angst gij liegt, gij zijt het niet meer, die ik lief heb, mijn oogen zijn geopend. Daar wierp de ondergaande zon baar laatsten groet door het venster, haar stra len vielen op 't portret en weefden een glorie van gloeiend goud om 't hoofd der jonge moe der. Een oogenb'ik gaf de baron zich over aan den machtigen indruk, dan trok hij moedig het groene gordijn over het portret, alsof bij zich voor verzoek 'tig wilde beveiligen. Hij blikte vol rustige vastbeslotenheid op den levensweg, dien hij zich had voorgeschreven: het was een stil, vreugde loos pad, vol moeite, arbeid en plichtsbetrach ting; zijn streven: - vergeten; zijn loon: hij lachte bitter, loon was er niet voor hem. Het Land van en lena, n en de Aan onze geachte Abonnenten! m op nieuw uit het duitsch van Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1