'j
FEUILLETON.
a
M 636.
WOENSDAG 7 DECEMBER.
Uitgever: L.. J. VEERMAN, Heusden.
MIST.
1
1
1 J
1
li
VOO It
Dit blad terscbijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs-
verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
tot
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentien worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken
Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
Van Charles Dickens bezitten we een teeke-
ning met de pen van Londen op een mistigen
dag, zoo algemeen bekend, dat velen op 't vaste
land zich de hoofdstad van Groot-Brittanje niet
anders denken kunnen dan jaar in jaar uit ge
huld in een meer of minder dichten nevelsluier.
Dat is evenwel een dwiiling. Gelijk het groen
van een Engelsch landschap en de tint der En-
gelsche vrouwen aan frischheid hun weerga ner
gens vinden, zoo is ook de atmosfeer in Engeland
in het algemeen van een frischheid, helderheid
en opgewektheid, om welke vele Europeesche
landen het benijden mogen. Wel is het kli
maat vochtig door de nabijheid der zee, doch
de regendagen zijn daarom niet meer in getal
dan hier te lande. Engeland telt jaarlijksch ge
middeld 150 dagen, waarop het regent, dat is
ruim 50 minder dan Nederland en slechts 20
meer dan Frankrijk. In den zomer welft zich
zelfs over Londen een heldere, diepe hemel, waar
door echter millioenen schoorsteenen recht vuile
strepen trekken. Uit deze lijnen worden dan
somwijlen vlakken geboren en uit die vlakken
een groot lichaam, dat, in de lucht drijvende,
de stad geheel omsluit. Dat geschiedt wanneer
met den rook zich de nevel verbindt.
Nevel ontstaat doordat de bovenlucht kouder
is dan de onderste lagen en door haar koude
de opstijging van den waterdamp verhindert.
Deze neemt dan in zich op wat de schoorstee
nen in de lucht ontlasten en dit mengsel blijft
in meer of minder dichten toestand in de na
bijheid der aardoppervlakte gelegerd. Het aller
dichtst wordt het indien de wind plotseling
keert. Dit is gemakkelijk te begrijpen. Wan
neer 't op zee stil is, vormt de rook eener stoom
boot eene dikwijls mijlen lange wolkstreep. Zoo
ook vormen de verschillende massa's rook dooi
de fabrieken eener wereldstad in de lucht ge
zonden en door den wind voortgedreven een
wolk van ettelijke uren lengte. Slaat nu de wind
plotseling naar den tegengestelden hoek om,
zoo komt deze geheele rookmassa naar de stad
terug in steeds dichter wordenden toestand èn
deze massa, vermengd met den nevel, vormt nu
den bekenden Londenschen mist.
De zwaarste mist komt gewoonlijk voor in
den aanvang en op het einde van den winter,
in November en Februari. Hij duurt dan dik
wijls verscheidene dagen, ofichoon de kern slechts
enkele uren verblijft, lang genoeg om in 't pu
blieke leven groote stoornis te weeg te brengen.
De zon, op een mistigen dag in den aanvang
nog zichtbaar en door den komenden nevel op
een klein rood kogeltje gelijkende, verdwijnt
spoedig voor 't oog en midden op den dag treedt
de nacht in, de donkere nacht, die nu zooveel
te akeliger is, dewijl niemand op zijn komst
voorbereid was. Straatverlichting baat in dit
geval niet; de vlammen der gaslantarens zijn
slechts zichtbaar wanneer men er juist onder
staat en de hooge, ijzeren lantarenpalen zijn
alsdan meer hinderlijk dan dienstig. Er loopen
ook mannen met brandende fakkels rond die
den eenzame hun begeleiding aanbiedende
fakkels verspreiden bij veel smook geen noemens
waardig licht en beschutten den drager hoogsten
in zoo verre, dat hij niet tegen huizen en men-
schen oploopt. Onverwachte of opzettelijke aan
varingen behooren tot de gebeurtenissen van den
mistigen dag. De eersten hebben een weder-
zijdsche verontschuldiging tengevolge, een vragen
naar den weg en de bekentenis van beide par
tijen dat men zelf niet recht weet, waar men
zich bevindt. De opzettelijke zijn van minder
aangenamen aard. De mistige dag is n.l. het
mannafeest voor straatslijpers en dieven. Hij
lokt ze in grooten getale uit hunne schuilhoe
ken en onder zijnen beschuttenden dekmantel
hebben ze de handen ruim. Daar klaagt een
ongelukkige dat men hem zijn horloge, ginds
een ander, dat een voorbijganger hem eenvou
dig den hoed van 't hoofd gestolen heeft en er
mee in den nevel verdwenen is.
Die op zoo'n dag geen zeer dringende zaken
te verrichten heeft, blijft natuurlijk te huis of
zoekt, wanneer hij van zijn woning verwijderd,
door den mist overvallen wordt, een nachtkwar
tier te bereiken. Die mist is geen verschijnsel
om louter voor pleizier waar te nemen en er
zijn beschuttend dak voor te verlatende vreem
deling, die van een Londensche mist alles weten
wil en zieh daartoe naar buiten begeeft, raakt
al spoedig de kluts kwijt en is verheugd op den
hoek der straat een »politieman« aan te treffen,
die vriendelijk genoeg is hem met zjjn lokale
kennis ter hulp te komen. De vervoermiddelen
hebben hunne diensten gestaaktgeen droschke,
geen omnibus is op dezen stond te vinden; de
winkels worden op »klaarlichten« dag gesloten
het leven der groote stad heeft opgehouden.
De kleur van den mist is verschillend, naar
gelang de hoeveelheid vuil uit de schoorsteenen
opgenomen. Ze wisselt af en van vuil wit tot
een donker grijs, van een zacht crème tot een
zwartachtig bruin, welke laatste soort ongeveer
in haar middenstadium pease soup* (erwtensoep)
genoemd wordt. Erwtensoep in Engeland is in-
tusschen zeer verschillend met de onze. De
Engelschen bereiden die zoo dik, dat ze een
brij vormt. Met die brij vergelijken ze hun
mist, die zich echter met geen lepels hanteeren
laat, doch het verlangen opwekt naar een twee
snijdend zwaard om zich door de dichte massa
baan te breken. Haar vuil laat op aangezicht
en kleeren zeer duidelijke sporen na.
Dezen toestand der hoogste volkomenheid be
reikt iutusschen de mist of de samensmelting
van mist, rook en ander vuil slechts zelden.
Ja, soms gaat de winter voorbij zonder dat het
driemanschap in al zijn glorie optreedt, terwijl
het in andere jaren Londen zooveel te meer be
zoekt. Zeer gevaarlijk wordt het, wanneer het
in zijn ergsten toestand langer dan enkele uren
verwijlen blijft. Want dit liefelijk mengsel toch
is gedurende zijn bezoek voedsel voor de lon
gen en het laat zich op geenerlei wijze reinigen.
Men mag op straat een doek voor neus en mond
houden, om de lucht eenigermate te filtreeren
men mag deuren en ramen vast sluiten: het
vuil dringt niettemin overal door en is merk
baar aan zijn brandreuk, onaangenamen, bitteren
smaak op de tong, prikkelend, tranen verwek
kend gevoel in de oogen en niet zelden ook
door pijnlijke werking op de longen.
Te verwonderen is het dus niet, dat op mistige
dagen de sterfte te Londen toeneemt, dat 't ge
tal asthmalijders met ruim 200 en dat der long
ziekten met meer dan 300 percent toeneemt!
Meer op zich zelf, maar daarom niet minder
gevoelig zijnde ureer onmiddellijke nadeelen, door
den mist veroorzaakt. Vele personen worden
overreden, want zooal gedurende den sterksten
mist het verkeer ophoudt, dit kan toch niet op
eenmaal geschieden en 't geschiedt nimmer zon
der offers. De scheepvaart op den Theems wordt
uiterst gevaarlijk, spoorwegongelukken bljjven
nooit uit, trots de uitstekende maatregelen, voor
't geval van mist voorgeschreven.
Tot den tijd van Eduard II werd in Londen
alleen hout gebrand en kende men dezen ge
vaarlijken mist niet. Onder zijne regeering begon
men kolen van New-Castle in te voeren en
daarmee riep men den boozen geest op. In 1316
verbood de koning op verzoek van 't parlement
het kolenverbruik. Wat beteekent echter de
schade door een paar duizend ton kolen van
toen in vergelijking met de vijf millioen, tegen
woordig jaarlijks in Londen benoodigdWel
heeft ook in den jongsten tijd het parlement
zich er mee bezig gehouden, en zijn reeds sedert
EEN NOVELLE
J. v. D1RKINK.
3)
Een diepe zucht klonk. Schulze wendde het
hoofd naar den hoek, waar klein-Wiesje stom,
maar met blijkbare belangstelling het gesprek
had aangehoord. Zij aldus had zoo diep gezucht.
»Maar,« brak haar heldere stem plotseling het
doffe zwijgen, dat er gevolgd was, af, »waar
blijft dan Harmen-oora, als 't dak hem boven
't hoofd verkocht, de grond onder zijn voeten
weggehaald en hem de stoel voor de deur ge
zet wordt
»Ah zoo*.... »Jawel!« riepen Harmen en
Schulze tegelijk, terwijl de laatsten een scherpen
blik op 't waanwijze meisje wierp, van wie hij
in elk geval dezen moed tegenover hem niet
verwacht had.
»Dat is het tweede hoofdstuk,zei Schulze
op den grond spuwend. »Ik neem jou ook over,
Ilarmen! Ja, als we 'teens worden, dan neem
ik de verplichting op me, je tot aan je eindje
te verplegen, alsof je tot de mijnen behoort
versta je?!«
Hunnen knikte. Het duizelde hem bijna bij
deze belofte, want zij kwam te snel. Zijn wan
trouwen was ditmaal overrompeld. Voor hij weer
geheel tot zichzelf was gekomen, was reeds een
»top Schulze* zjjn mond ontsnapt; hij stak de
oude knokkelige hand, aan 't gansche lichaam
bevend, den ander toe.
Weder mengde zich Wiesje er in, tot geheime
ergernis van Schulze, om wiens lippen een spot
tend lachje kronkelde, dat haar niet ontging.
»Ngaiti W. t.nt. nior»eri in lmrieiiWinur TTnrinon-
oom. Waarom moet dat zoo gauw afgehandeld
worden. Dan is u toch nog tot morgen uw
eigen baas,« bracht ze in 't midden.
»Nu ja,« zei de oude verlegen. Hij zuchtte
en kuchte voortdurender kwam iets vochtigs
in de oude oogen, alsof de turfrook, waarvan
echter niets te bemerken was, hem hinderde.
Nog nooit had klein-Wiesje een man zien
weenen. Met drooge oogen was haar stiefvader
moeders kist gevolgd. De moeite, die de oude
deed, om de opwellende tranen terug te drin
gen, greep haar in 't hart.
Mijnheer Schulze,zoo wendde ze zich tot
dezen, »mijn oom heeft van middag nog niet
gegeten, geloof ik; ik wil voor hem een paar
eieren in de pan kloppen. Kom morgen terug
sluit dan den koop; 't is zeker dan nog vroeg
genoeg.*
»Goed zoo,« zei Schulze met een stekeligen
blik naar 't meisje. Ik breng dan tevens iemand
van 't gerecht mee, om den handel in allen
vorm te sluiten.* Hij rukte zijn pet recht,
schudde den oude de hand, en wenkte met de
oogen het meisje, dat ze hem moest volgen
naar buiten.
»Wat mag hij van me willen?* dacht ze.
Hare nieuwsgierigheid werd wakker en stilletjes
gleed ze achter Schulze heen, terwijl Harmen
dieper in zijne droevige gedachten wegzonk.
Eenmaal zag hij naar Wiesje om en toen de
plaats leeg was, meende hij, dat ze naar een
hoendernest was gaan zoeken, daar ze hem een
maal wilde bereiden.
Buiten, tien schreden van het huis, stond
Wiesje met Schulze, die haar voor zijn belan
gen trachtte te winnen en op trouwhartigen
toon tot haar zei: Uw oude oom is schuw en
als een kind; hij deugt niet meer voor deze
wereld. Als een onmondige heeft hij leiding
noodig. Wat zou er wel van hem worden als
niemand onzer zich hem aantrok? Ik heb dezen
dag lang zien komen.*
Maar kondt gij den ondergang niet verhoed
hebben viel bet geheel niet schuchtere meisje
goede, menschlievende daad geweest.
»Geen profeet is geëerd in zijn vaderland!*
wierp Schulze tegen, die in de war werd ge
bracht door de slimme wending van het meisje.
>Een man, een man, een woord, een woord,*
voegde hij er snel bij. »Ik heb Harmens toe
stemming, en gij zij t getuigeMaar dat wilde
ik u eigenljjk niet herinneren. Dit verzoek ik je
hem onder 't oog te brengen, dat ik slechts zijn
eigen best bedoel., Het genadebrood in mijn
huis zal hem zeker zoo bitter niet smaken als
dat in 't arrüenhuis.*
Nu liet Wiesje het hoofd hangen. Haar zwij
gen, zei Schulze, dat ze voor zijn plan gewon
nen was en, van de waarheid zijner woorden
overtuigd, zijn partij zou trekken. Hij ging heen
en zij keerde naar huis terug.
Werkelijk vond het meisje nog een hoender
nest met eieren en nog wat meel in de kast.
Een stukje rook spek hing nog in den schoor
steen ze haalde het met een lange hooivork
naar beneden, zette de pan op 't vuur en roerde
met flinke hand de goudgele sissende massa in
de pan heen en weer, waarna zij de koek met
een zwaai op den houten schotel wierp.
Met groote oogen, half verbaasd, half ontzet
volgde Harmen elke beweging van 't meisje.
Misschien vermoedde hij flauw, dat in dit kind
de geschiktheid woonde om aan 't Inofd van
een boerderij te staau, en dat die onder haar
beheer moest bloeien.
Zoo goed had hem in geen langen tijd de zelf
bereide kost niet gesmaakt als deze schotel door
haar klaar gemaakt. Nadat Wiesje gegeten had,
hield ze inspectie in het donkere hol, waarvan
overal niets dan verval, vuil en de bitterste
armoede ontdekte. En toch droeg deze behoef
tigheid niet den stempel van dat walchelijke,
dat de steedsche ellende kenmerkt, waar de zede
lijke armoede er doorgaans mee gepaard gaat.
»0, wat een mooie kast oom!* klonk 's meisjes
stem uit de aangrenzende kamer en tegelijker
tijd verscheen ze in de deur. »Hebt u nooit er
aan gedacht het meubel te gelde te maken.
l1i
hoe natuurlijk zien ze er uitDie dat gemaakt
heeft, is een meester geweest. En oud genöeg,
overoud zal hij wel zijn, de kast meen ik,riep
ze met gloeiende wangen.
»Stil, stil, kind!* antwoordde de oude lang
zaam. Wie kon dat leelijke ding, dat lompe
stuk huisraad bezienswaardig vindenEn te
gelde lyaken? O dwaasheidZooals hij de men-
schen kende, zou niemand het voor een schepel
koren genomen hebben. De ka,st was grijs en
zwart van ouderdom en door zjjn loodzwaar ge
wicht en groote afmètingen nauwelijks te be
wegen.
»Weet u, dat de kast honderden mark waard
is?« sprak Wiesje. »Ja kijk,* ging ze voort
toen de oude ongeloovig het hoofd schudde, »ik
weet het bij ondervinding. Bij mijn vader kwam
voor eenigen tijd een koopman van oudheden
uit Keulen, die naar oude kasten, en koffers en
kisten vroeg, en er op uit was die voor goed
geld aan te koopen. Acht dagen lang heeft
vader met den vreemdeling het Kerspel afgereisd,
alle boerenwoningen doorzocht, en. een paar
lompe, groote kasten van eikenhout met snij
werk uitgezocht. Daarover was de opkooper
dwaas van vreugd. Hij noemde die kasten zijn
schat, en vader was verbaasd toen hij hem heel
wat honderden mark in blank zilver op tafel
telde. Moeder en de buren hadden namelijk den
man voor een bedrieger gehouden. Het verwon
dert me maar, dat moeder bij de uitbetaling
niet aan uw kast gedacht heeft.*
De oude zag een poos strak voor zich neer,
eer hij zei: »Geld, je hebt nog nooit een peet-
geschenk van me gehad?* En als het meisje
blozend ontkende, voer hij voort: »dan zal de
kast van nu af je eigendom zijn. Ja, ja,« bevestigde
hij, »haar verkoop moge je een huwelijksgift
in den schoot werpen. En dat zal hij, dat zal
hij,* riep hij eensklaps als bezield uit, terwijl
hij het grijze hoofd in den nek wierp en op dit
oogenblik geheel het voorkomen van een ouden
ziener had, zooals Wiesje hem op een plaat in
de bezoekkamer van de vrouw van den ambt-
W J
let Land van lensden
en iltena,
Langstraat en de
DOOR
1 on onvoh