M 641. ZATERDAG 24 DECEMBER 11 UitgeverL. J. YEERMAH, Heusden. Een vreemde geschiedenis. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder piijs- verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue II ér old, Parijs. Advertentiën 1regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken tot Maandag- én Donderdagavond 8 uur. Geheel oorspronkelijke Nederlandsche Romans behooren nu eenmaal tot 'de zeldzaamheden. Toch is het ons mogelijk geworden zulk een Roman onzen lezers als premie bij den aanvang van het jaar 1888 aan te bieden. Wij hebben namelijk de hand gelegd op het boeiend en aangrijpend boek: „Tweeërlei Krui s." dat wij uitsluitend voor onze abonné's en voor hen die zich nog op ons blad wenschen te abonneeren, verkrijgbaar stellen voor slechts In dit nummer is een advertentie met BON geplaatst. Elk onzer abonné's heeft het recht die te teekenen en aan ons bureau met bijvoe ging van 40 centen in te zenden. Naar buiten tegen inzending van een postwissel, groot 50 centen. Het boek wordt 15 Januari a.s. aan alle inteekenaren franco afgeleverd. Meer dan anders hebben we dezer dagen aanleiding om met onze gedachten terug te gaan naar vroegere jaren, en doen we dit, dan vinden we, met het oog op de woorden hier boven geplaatst, ons zeiven terug staande aan moeders knieën, terwijl we vol aandacht luis teren naar dat als een sprookje klinkend ver haal van herders, die de nachtwake houden bij hunne kudden en die plotseling beschenen wor den door hemelsche glansen, terwijl een nooit gezongen lied op bovenaardsche melodieën hun in de ooren ruischt. Toen was er voor ons in die melodiën geen enkele wanklank en alle accoorden werden opgelost en ten volle bevre digd door ons geloovig, kinderlijk vertrouwen. Als moeder haar hand door onze blonde lok ken streek, dan vergaten we alles om ons heen om ons des te beter te kunnen verplaatsen in die wondervolle wereld, waar onze stoutste phantasie volkomen werd bevredigd en we be waarden al die dingen in ons hart, want we waren met de wereld en ons zei ven in vrede. Nu is die hand reeds lang tot stof vergaan en onze haren beginnen misschien reeds te grijzenmaar als zij, onze eerste en trouwste vriendin, de vrouw, die we van alle vrouwen het eerst en het reinst hebben lief gehad, nu weer tot ons kon komen en ons met die wel bekende stem vroeg: is er voor u vrede op aarde O, wat zouden dan de meesten onzer het hoofd diep moeten buigen en als wij allen weer gingen meezingen in dat wonderschoon^ lied, wat zouden we schrille dissonanten daarin mengen, dissonanten, die niet op te lossen zijn in cenig accoord. 't Zou hier klinken «we wandelen in raadselsdaar: «we hebben juist licht genoeg om te ziea hoe duister 't is« elders: «we hebben juist genoeg wijsheid om te begrij pen, dat 't leven mysterie is* en nog uit een anderen mond zouden we de klacht hooren «het eind van onze wijsheid is te weten, dat we te weinig weten, want zelfs de beste onzer liet ons waaromtoen we peinzens moede waren, zonder bevredigend antwoord.En duizenden zouden samenstemmen om 't zij spottend, 't zij wanhopend, 't zij twijfelend, 't zij onverschillig, 't zij koud berustend, uit te roepen«er is voor ons geen vrede op aarde En daar buiten ons, dichtbij en in de verte, is daar vrede? Woeleu niet in alle beschaafde landen hartstochten, die hoe langer hoe meer met verderf dreigen Zijn niet overal de brand stoffen als tot bergen opgestapeld, die, niemand weet wanneer, maar eenmaal zeker, in lichte laaie zullen uitbarsten en waardoor met veel, dat waard is verbrand te worden, ook veel, dat met moeite opgebouwd en ons dierbaar is geworden, in de asch zal gelegd worden? Is niet in ons eigen land in kerk en maatschappij overal gisting en verdeeldheid, zoodat ze tot op de onderste lagen worden beroerd en ieder weldenkende de toekomst met bange zorg tegemoet ziet En als dan in ons en rondom ons zooveel is, dat van strijd spreekt, is dan dat vrede op aarde* geen bittere spot? Vinden we dien toestand misschien alleen in een verloren para dijs? Is 'teen leus, die niet anders dan teleur stelling kan baren voor ieder, die toch verlan gend uitziet naar dat betere en heerlijke? Hij, die zóó denkt, die zóó wanhoopt aan zich zeiven en aan de menschheid, heeft nog nooit de versterkende kracht van het Kerst feest in zich gevoelddie mist dan ook de wa pens, waarmee hij zich kan verdedigen tegen de levensmoeheid, die hem verlamt: levenslust en levensmoed. Wij, die gelooven aan vooruitgang op elk gebied, aan vooruitgang van den mensck en de menschheid, wij, die «Excelsior!* op ons vaandel hebben geschreven, wij gelooven ook, dat die strijd in en buiten ons ons bren gen moet tot den vrede op aarde. Wie heeft ooit gedroomd, dat er vrede kon komen zon der strijd? Ja, is niet juist de strijd een voor bode van den vrede? Alleen, waar niet meer wordt gestreden, waar men machteloos en krachteloos nederligt en zich op genade of on genade overgeeft, daar is alle hoop op vrede vervlogen, daar is men rijp om door den vijand te worden afgemaakt. Wij, die gelooven, ook zelfs in onzen twij fel, we willen als straks de torenklokken haar galmen over de naakte velden werpen en alom in den lande de blijmare verkondigen, dat weer een Kerstfeest voor ons is aangebroken, tot ons en de onzen zeggen: «Wanhoopt niet; steeds gaat de menschheid voort op haar baan en die kan niet voeren naar een afgrond, die moet leiden door strijd tot vredeMaak gij maar, dat uw lendenen omgord en uw lampen brandende zijn; volg gij maar de ster die u leidt uit het duister naar 't lichtmaak dat er in u en om u, in uw hart, uw huis en uw omgeving wat meer vrede komt; dat kan elk onzer, als hij slechts wil.* En dan nog iets, vaders, maar vooral gij, moederszorgt dat uw kinderen, wanneer zo eenmaal volwassen z\jn geworden, nog met verheffende blijdschap terug kunnen denken aan de Kerstdagen in het ouderlijk huiszorgt, dat ze, als ze eenmaal grijs zijn geworden, bij elk Kerstfeest, dat ze beleven, zich weer terug moeten denken als kind in uw woning en aan u.v schoot, o moeder. Dan richt ge u een heerlijk g( denkteeken op in hunne harten, dan doet gij 't uwe om vrede op aarde te brengen. En al voelen we dan ook, dat de gewel dige roede des drijvers ons rusteloos voort drijft op ons pad, we zullen loopen en niet moê worden, we zuilen wandelen en niet mat wordenwant we weten, dat alles ons nader brengt tot dat eeuwig begeerlijke Kerstvertelling. Op Kerstavond zat de familie gezellig ten huize van den' grootvader, een ouden zeerob. De punch stond te dampen, de sigaren wa ren opgestoken en 't jonge volk drong aan op een vertelling van den ervaren man. En de oude zeeman vertelde: Wij voeren in het jaar 1852 in den Atlan- tischen Oceaan. De stuurman en ik hadden de zonshoogte opgenomen en wij waren in de ka juit afgedaald om spelden te steken. Ge weet toch wat dat is. Op de zeek),art, nadat men nauwkeurig de plaats gemeten heeft, waar 't schip zich bevindt, een teeken geven. Men markeert eiken middag dat punt en kan alzoo eiken dag door vergelijking de afgelegde reis berekenen. Bruce, mijn stuurman, zette zich als gewoon lijk aan de tafel en was spoedig geheel in zijn berekening verdiept. Terwijl hij dit deed, liep ik in de kerk heen en weer. Op dien dag nu hadden we een frisschen, gunstigen wind, gelijk men niet beter wenschen kon; de baroneter daalde echter. Hierdoor onrustig geworden, ging ik naar boven en besteeg de kommandantsbrug. Geheel in zijn cijferen verdiept, had Bruce mjjn weggaan niet bemerkt. Ergo wist hij niet beter of ik had mij aan mijn schrijflessenaar gezet, die niet wijd van zijn werktafel af stond. In deze veronderstelling nu sprak hij, na zijn berekening afgesloten te hebben, zonder op te zien «45 gr. 8 min. 10 sec. Noorder Breedte, 42 gr. 7 min. 6 sec. Wester Lengte. Sedert gisteren 96 knoopen afgelegd. Een mooie vaart, kapi tein En nu eindelijk voor 't eerst sedert een kwar tier s'oeg hij de oogen op eu blikte naar mijn lessenaar, waaraan hij mij, met het hoofd in de hand, zitten zag. Een poos stilte. Onrustig, met wijd geopende oogen, stond Bruce op en trad een paar passen nader, doch hij bleef van schrik verlamd, plotseling staan. De persoon, die op mijn plaats zat te schrij ven, had zich opgericht en Bruce zag duidelijk iu het half donker van het tusschendek de bleeke trekken van een man, dien hij te voren nooit, gezien had. Ofschoon sterk als een beer en van onver schrokken aard, voelde Bruce dat hij beefde onder den starren blik dier holle oogen, die vurig op hem gericht waren. Hij tuimelde terug naar de trap en met één sprong was hij op 't dek. Bleek en ontstemd kwam hij tot me. «Wat is er?« «Kapitein,* stamelde hij, «kapitein, daar be neden zit een man, dien ik van daag voor 't eerst van mijn leven zag.* «Zonder twijfel de kok of zijn maat!« «Waarachtig niet, kapitein, het is een onbekende een vreemde aan uw lesse naar zit hij en wat hij voor oogen opzet ontzettende oogen! «Een vreemde? Welke zotternij! Thans nu we zes weken op zee zijn! Je bent gek, Bruce »Dat kan zijn, kapitein, maar gezien heb ik hem, ik heb hem gezien, zooals ik u thans zie, kapitein »Zoo,« begon ik in een anderen toon, «wan neer, gelijk gij mij verzekert, werkelijk een vreemdeling aan boord is, is 't uw eerste en heilige plicht den kerel bij de kraag te vatten en hem boven te brengen. Waar is hij? Ga en haal hem.« Na dit bevel werd Bruce nog angstiger. «Nooit in mijn leven, kapitein, heb ik aan spoken geloofd, maar als ik zeggen mag wat ik denk ik zou liever alles doen dan weer dien vreemde opzoeken.* Bruce, je angst is belachelijk. Hier met den kerel, breng hem bij me, zonder tegenspreken, hoor je De stuurman werd zoo wit als een lijk en stamelde «Kapitein, als u zoo goed wildet zijn* dus gingen we samen naar beneden. Beneden was niemand te zien. «Nu Brüce, heb ik 't niet gezegd dat je droomde «Kapitein!* riep de stuurman met ernstige stem en wees op den lessenaar, «geloof me, daar heb ik hem gezien, zooals hij zat en op de lei schreef, een man, mij volkomen on bekend.* Onwillekeurig richtte zich mijn blik naar de aangewezen plaats en ik meende letters op mijne lei te zien. Ik trad nader en las de volgende, met vaste hand geschreven woorden «Stuur loefwaarts Noord-West, a West!* Wat moet dit beteekenen? Hoe zonder eenigen redelijken grond, met een wind voor 't lapje, komt me daar op eenmaal dit geheim zinnig bevel den gang van mijn schip te ver anderen Dat is niets anders dan een leelijke streek, dacht ik en tuurde wantrouwend naar Bruce. Te vergeefs trachtte ik in dit flinke schrift eenige overeenkomst met de op- en neerhalen mijns stuurmans te bespeuren, wiens letters wel hanepooten geleken. Ik was verlegen met de zaak, dit beken ik. Om gt heel zeker te zijn, keerde ik de lei om en liet Bruce aan de rugzijde dezelfde woorden schrij ven. Doch reeds zijn manier van schrijven afgezien van de spelling bewees klaar dat van overeenkomst tusschen deze beide handschrif ten geen sprake kon zijn. Aan dezelfde proef onderwierp ik ook den bootsman, den hofmeester en de tweede stuur man, de eenigen van de 35 man sterke equipage, die tot schrijven bekwaam waren. Ook hun ge krabbel had geen de minste gelijkheid met het keurige mysterieuse schrift. Wat. zou ik doen? Bevond zich werkelijk een vreemde aan boord? Ik gaf bevelalle hens aan dek. Toen ze rondom mij verzameld waren, zeide ik den manschappende opperstuurman verze- kert dat zich een vreemdeling aan boord bevindt. Wie dezen mensch dood of levend voor mij brengt, ontvangt een dubbel rantsoen. Ingerukt! Iedere hoek van 't schip, iedere ruimte onder voor- en aehterdek werd nu op 't nauwkeurigst onderzocht. De nieuwsgierigheid was tot den hoogsten graad geklommen. Na tien minuten kwam de stuurman mij mel den dat alle navorschingen zonder resultaat ge bleven waren. Ik lag over de leuning der brug. «Nu, Bruce, ben je thans beneden?* «Neen, kapitein!* «Waarom niet?* «Ik heb hem gezien en u hebt zijn handschrift gelezen «Nu, verder!* «Nu, het schrijven van dezen onvindbaren mensch beangst me, kapitein, beangst me nog meer dan zijn gezicht!* «Gij zoudt gaarne willen dat ik aan zijn waar schuwing gevolg gaf?* «Ja, kapitein. Wij sturen N.N.W., wat kan ons die kwartzwenking schaden!* «We verliezen onnoodig tijd.* «Doch ontloopen wellicht een groot ongeluk,* antwoordde Bruce. De ongewone hardnekkigheid des stuurmans verbaasde mij zeer. Er ging een angstig gemur mel door de bemanning en ik zelf was volstrekt niet gerust. Ik overzag de zee. Hoe ineer de dag opschoot, zooveel te wijder scheen zich de horizont uit te breiden. De zon, soms door wolkenmassa's ver donkerd, die uit het zuiden kwamen, schoot hare stralen op den nevel in 't westen en verfde de wolken bloedrood. Ik verliet de brug en begaf mij op het dek. Bruce, je zult je zin hebben. Doch versta me goed, niet uit angst voor het spook. Een hand schrift, minder raadselachtig, staat voor onze oogen en schrijft mij mijn plicht voor. Zie ginds en A'tena, Bericht aan onze geachte Abonné's. OORSPRONKELIJKE ROMAN DOOR Mevrouw SILVÉ, veertig centen. Vrede op Aarde. „Vrede op Aarde!"

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1887 | | pagina 1