De rellen verwisseld. FEUILLETON. Vat is liefde? M 653. ZATERDAG 4 FEBRUARI. Uitgever: Ll. J,. YEEEMAU, Heusden. 1888. Buitenland. FELIX DAHN. VOOR Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnemantsprya: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijs- ▼•rhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat de werkgevers hunne arbeiders straften door ze weg te zenden, als ze niet op alles ja en amen zeiden, wat hun meester goed vond te doen. Loonsverhooging en loonsvermindering waren zaken, die uitsluitend door de almacht des werk gevers werden geregeld. Het tjjdelijke dier willekeur is gebleken. Tegenwoordig eischen de arbeiders verant woording van hun patroon. Is dat billijk? Is het billijk, wat de werkstakers te Almeloo deden Dit zijn twee vragen, waarop wjj in het kort zullen antwoorden. Op de laatste vraag het eerst. Wjj weten niet of de Almeloosche arbeiders geljjk hebben j wjj kennen de plaatselijke toe standen niet en zjjn niet op de hoogte van de verstandhouding, die er bestaat tusschen de heeren Scholten en hunne werklieden. Doch op de eerste vraag kunnen wjj wel antwoorden. Ja dit is rechtvaardig. Onverholen zeggen wjj onze meening. Er moet tusschen werkgever en werkman eene nauwe overeenkomst bestaan. De welvaart van den een moet ook den vooruitgang van den ander ten gevolge hebben, en wel zoodanig moet dit geregeld zjjn, dat welvaart en vooruitgang ge- ljjken tred houden. Dit is de grondslag van de vooruitstrevende maatschappij. Waar niet op dien grondslag wordt gebouwd, moet revolutie uitbarsten. De toenemende ontevredenheid, geboren uit klachten over de wanverhouding der levensmiddelen tus schen beide partyen, is daar de onmiddellijke oorzaak van. En het is niet alleen een eisch des tjjds. Wjj zeiden het reedshet is ook rechtvaardig. Wie niet werkt, zal ook niet eten dit staat vast. En wie, in weerwil van zjjn niets doen, toch bljjft voortgaan met eten, is grenzenloos brutaal. Nu kan men natuurljjk op velerlei wijze werken. Dit behoeven wjj thans niet nader toe te lichten. De een werkt met de handen, de ander met het hoofd. Doch dit is zekerieder moet loon ontvangen naar de mate zjjns arbeids. Als er nu op eene fabriek, of waar ook, veel verdiend wordt, moeten de werklieden ook veel loon ontvangen. Dat wil nu weer niet zeggenelke werkman moet evenveel ontvangen als zjjn werkgever. Neen doch dit alleenhet is niet rechtvaar dig, dat de fabrikant huizen bouwt als paleizen en leeft op vorsteljjken voet, terwjjl hij zijne werklieden zooveel mogeljjk beknibbelt. Aan den eenen kant mag geen geld opgestapeld worden* terwjjl er aan den anderen kant armoede wordt geleden en dit alles bij gem een scliapfpelijken arbeid. De tjjd, waarin dat kon en mocht, is voorbjj, en wjj hopen voor goed, Eén belang moet allen samenbinden. Er mogen geene tegenstrijdige belangen be staan tusschen fabrikant en werkman in het algemeen tusschen werkgever en werknemer. Dit voert tot onverschilligheid, luiheid, dief stal enz. Dit ziet ieder dadeljjk in. Een andere vraag is nu of wjj werkstaking goed keuren. Een onvoorwaardelijk antwoord is daar niet op te geven. In de meeste gevallen keuren wjj ze af. Vooral, omdat de werklieden zich zeiven daardoor 't meest benadeelen. Het is uit welbegrepen eigenbelang, dat de werkman zjjn arbeid niet staakt. Zjjn arm gezin ljjdt er onder. Bovendien 'geven ze aanleiding tot oproer en verbittering, die werkstakingen. Niet langs dien weg zoeken wjj hervorming der maatschappelijke toestanden. Wjj willen den eerljjken weg, den heirweg van het gezond verstand bewandelen, niet koud en gevoelloos, maar met een warm hart, met gevoel voor plicht en luisterend naar de inspraak van het geweten. En dan willen wjj vragen, of het niet waar is, dat wjj van nature allen geljjke rechten hebben? Of het niet waar is, dat de arbeider beloond moet worden naar de mate zjjns arbeids? De werkgever zegge nietwat zou de arbei der zonder mij Want dan vragen wjjwat zoudt gjj zjjn zonder hem? Men bedenke, dat wij menschen eene ondeelbare maatschappij vormen, dat wjj allen van elkaar afhangen, elkaar moeten steunen. Voortsdat woekerwinst behalen ten koste van onmondigen misdadig is. Dit zegt ons hart ons. Wij prediken geen socialisme in de verte niet. Doch wjj profeteeren eene sociale uitbars ting, indien niet intijds de oogen van vele ver dwaalden worden geopend. De rollen zjjn verwisseld. Het volk komt mede aan het woord. En het volk is gemak kelijk te leiden en gemakkeljjk tevreden te stellen. Doch alleen met rechtvaardigheid. Daarom schreven wjj dit artikel. Elk doe er zjjn voordeel mee. Waarschjjnljjk zal in den Duitschen Rjjksdag het tot dusver geheim gehouden ontwerp voor eene buitengewone leening in verband met de uitbreiding van den weerplicht ter tafel komen. Deze leening zal ruim 278 millioeri M. bedragen. o— Volgens eene berekening van den Rijksdag afgevaardigde majoor Hinze zal het Duitsche leger op voet van oorlog, na aanneming van het aanhangige ontwerp, op papier 6,440,000 man tellen, dat is 15 percent der gansche be volking van het rijk. Daarvan zjjn 2,960,000 man voldoende in den wapenhandel geoefend, om terstond mobiel verklaard te worden, terwjjl de overige 3,430,000 man ongeoefend zjjn, maar in staat de wapenen te dragen. Te Keulen is de scheepvaart door jjsgang geheel gesloten. Keizer Wilhelm zond het grootkruis van de roode adelaar aan de Fransche divisie-generaal L'Hotte, president van het kavalerie-comité. Sedert den oorlog van '70 worden dergelijke onderscheidingen slechts zeer zelden toegekend. o Over Hamburg zjjn in 1887 ruim 71,000 landverhuizers naar Amerika vertrokken. In 1878 en '79 bedroeg dit getal ongeveer 24,800. In het volgende steeg het tot 68,887 en in 1881. nogmaals tot 128,131. Na dien tjjd nam het weder af en in 1886 bedroeg het 88,633 in het afgeloopen jaar dus weer 17,000 minder. o Aan de »Soleil« wordt uit Sofia gemeld: Men zegt, dat Zankoff, gedurende de reis van den Vorst, heeft getracht een opstand te organisee- ren, maar dat het complot bjjtjjds ontdekt werd. De flnanciëele moeilijkheden der Porte nemen toealle salarissen van rijksbeambten zjjn sedert Juli onbetaald gebleven; by Broussa hebben soldaten den plaatselyken directeur der schatkist aangevallen en mishandeld. Krupp heeft aan de Porte medegedeeld, dat hjj zich volledige vrijheid van handelen voorbehoudt, als zjjn rekening niet NAAR HET DUITSCH 6) >Van hem!* riep ze. >Hjj heeft u lief? Hjj heeft u >My niet!* Zich zeiven heeft hjj het gezegd, op zjjn eigen vraag. Hij vermoedde mjjiie na- bjjheid niet. Op de rots stond hjj - in het volle licht en ik in diepe schnduw. De stra len der maan koosden en kusten zjjn voorhoofd zjjn oog lichtte in bovenaardschen glans en op een god geleek hy, toen hjj sprak: »Liefde is leed, Is brandend verlangen; Ook gloeiende lust Van goddeljjk geluk. Of: zielverterend smachten En stom, trotsch sterven! Maar altjjd is de liefde eeuwig.* >0 Halla! En het is waar! Alles waar! Ieder woord, ik voel het.* Met een bedachtzame beweging legde Halla echter de hand op heur borst en schudde zacht het schoone hoofd. >Ik begrjjp het niet. In het geheel niet; eerste,.... verlangen? Wanneer? Is dat even als dorst? Beter begrjjp ik het tweede: stom trotsch sterven. Het beste versta ik het laatste altjjd is de liefde eeuwig. »En toch!« zette zich neer en steunde de kin op de gebogen hand. Vorst Kjartan eeuwig één met mjj? Ik meen,* ging zjj langzaam somber voort, »de liefde is anders. Zjj is, geloof ik een zoete, bange, maar toch zalige sidde- een zoete vrees. Een schuw vluchten, een willen wegvlieden, van wien weg? Nu; juist van hem, van den geliefde, wilde ik zeggen.* »En toch! Voor vorst Kjartan ben ik niet gevloden. Zonderling En 't is toch ook weer een teeder, schroom vallig, maar toch zalig hunkeren, een onweer staanbaar verlangen der ziel naar naar wien Juist naar hem! Naar den geliefde! En toch! Mjjn hartstocht heeft my nooit tot vorst Kjartan heen getrokken. Hoe zonderlingHoe raadselachtigIk word bang voor mjj zelve. O kon ik myn verloofde mjjn trouw onweerlegbaar bewjjzen. Om vorst Kjartan sterven! Veel liever dan voor hem, met hem leven. Wat ken ik weinig mjjn eigen hart? Ik weet niet, hoe mjj te helpen. En zjj liet het hoofd van heur hand zinken en drukte het voor hoofd tegen het harde, koude steen van den uitstekenden muur, en met de linker hand greep ze, zich afwendende, naar den arm harer viendin. Maar hartstochtelijk rukte Dala zich los. »Hoe? Gy twjjfelt? Ge waagt het zjjn woor den te bedillen, te veranderen? Dan ben ik ge lukkiger dan gjj. Ik geloof hemIk versta hem Even als hjj, voel ik, wat liefde is. Ik kan niet by u bljjven, twjjfelaarster. Slaap wel! als ge slapen kunt. Ik kan het niet! Ik moet aan hem denken, aan hem en aan liefde.* VIII. En zy jjlde naar heur eigen slaapvertrek, sprong op het bij het venster staande stoeltje, en zag uit in het wassende maanlicht. Luister,riep ze, Huister, heilige hemelik heb hem innig lief. Juichend meld ik het u! Nu weet ik het zekerhjj heeft het mij ver teld, hjj zelf dat ik hem lief heb.* Niet slechts het treurige, zooals Halla het be- grjjptniet slechts voor hem sterveno neen, ook het andere. Ja, liefde is leed! Welk een pjjn doet het me aan het hart, dat hjj me in het geheel niet ziet en bemerkt, noch mjj, noch myn liefde. Ja, liefde is brandend verlangen. Waarnaar? vraagt Halla. Naar hem! Ach, sedert hjj onlangs onvoorziens met de zachte hand mijn arm aanraakte, sinds dien tjjd weet ,ik het. Brandend, vurig verlangen naar hem, naar zjjne nabijheidAch mocht ik slechts aan zjjne voeten liggen. Eerst omvatte ik hem de beide knieën met deze armen. Dan echter, o hoe dapper ben je toch in je gedachten, Dala, als hjj er niet bjj is Dan hief ik mjj licht en zacht op zjjn knie, zoo licht, dat hjj het eerst in het geheel niet zou merken. En dan vouwde ik mijne handen, zöö gevouwen, achter zijn hals te zamen en trok zachtkens neen, niet zacht! met vurig geweld, het trotsche hoofd naar mij toe. En aan zijn borst vleide zich dit snel kloppende, bon zende, stormende hart, o, berst niet mijn hart, bjj die gedachte! En dan? Dan kustte ik hem eerst, heel eerbiedig, schroomvallig en schuchter, op die treurige, treurige oogen! En dan op het machtige voorhoofd en zijn krulkop. »En als hjj dit lijdel jjk toeliet,* zjj sprong op en strekte beide armen omhoog »o dan was reeds alles gewonnen! Dan vond ik den moed, den vurigen moed der liefde; en ik greep zjjn beide bleeke wangen met deze mjjne beide handen, en ik kuste hem op den trotschen, stren gen, ach zoo onuitstaanbaar vast gesloten mond, totdat hjj, de treurige, zijn treurigheid vergat, en de koude Halla; alles vergat en vroolijk lachte, gelukkig, in een zalige roes, en mij weer kuste, hier! op den mond, juist midden op de brandende lippen, en wij één waren in goddel jjk geluk van gloeiende lust!* Toen zonk zjj uitgeput neder, over het stoeltje heen, en met geweld brak een tranen vloed los en vlood over haar warme, jonge borst. IX. Lang lag zij zoo, overgegeven aan een wel dadig weenen. Plotseling vloog zij op, door een luide stem jn een nevenvertrek opgeschrikt. »Hoor! Oom! Hij spreek nog eens half in een aleroes! Overluid in zich zei ven. Wat hoor ik Z jj n naam?* Alweer! Ik moet luisteren.* En zjj drukte het oor tegen den dunnen tus- schenmuur, die heur kamer van haars ooms slaapvertrek scheidde. Gespannen luisterde zjj en hield haar adem in. Zy onderdrukte een zachten kreet van ont zetting. Ze sloot dien nacht geen oog, en wachtte angstig den morgen af. Den anderen morgen trad Dala zeer vroeg en snel op den Scalde toe, toen hij in den burcht hof nieuwe snaren op zijn kleine driehoekige harp deed en haar stemde. Zij tokkelde met de ronde vingers aan de snaren, zacht streek zij de kromming der harp, die in een zwaan met gewelfde vleugelen uitliep. Knechten liepen af ën aan in den hof. »Pas op,« fluisterde zjj onder het snorrende geruisch van het stemmen. »Mjjn oom zoekt uw dood.* Dagfred knikte en stemde jjverig voort. »Dank u, kind. Maar voor beide ben ik niet bang; voor uw oom noch voor den dood.* Hare stem beefde, toen zjj treurig vroeg: sgij bemint het leven niet?« >Ik leef niet voor mjj zei ven.* »lk weet het.* »Ge zegt, dat ge dit weet, kind?* »Ik ben geen kind. Ik ben even oud als zjj.« Halla trad peinzend in den hof; zij zag nog bleeker dan gewoonljjk; zij verschrok echter wel, toen Dagfred plotseling op haar toetrad; want zjj bloosde sterk. ï-Neem dezen kleinen dolk,* sprak hij. »Hjj zal u behoeden, wanneer ik u niet meer be schermen kan.* Hjj deed de harp aan den breeden leeren riem om zjjne schouders, nam zjjn mantel en hoed en ging de hofpoort uit. (Wordt vervolgd.) NIEI) Het Land van en Altena, ea VAN

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1