Het leger des Heils! FEUILLETON. Vit is liefde? Jtë 655. ZATERDAG 11 FEBRUARI. 11588. Uitgever: L. J. 7EEEMAH, Heusden VOO Li Dit blad .«schijnt WOENSDAG en ZATEBDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden l.OO. Franco per post zonder prijs- verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue Hérold, Parijs. tot Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte, Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken Maandag- en Donderdagavond 8 uur. Allerwegen vindt men het vermeldallerwegen treden zijne officieren op en openen zij het ge vecht met knetterend geweervuur. De titel van dit artikel is die van een klein boekje, vanwege het hoofdkwartier in Nederland verspreid. Wjj lazen het en erkennen zelden oprechter en nooit bescheidener getuigenis te hebben gelezen. In een soort van Cathechismus worden daarin achtereenvolgens de vragen beantwoord, welke wij hierboven schreven. Aldus luidt de vraag. En 't antwoord Eerljjker kan het niet! En 't antwoord klinkt wederom Men zie in ons geene recruten van het Leger des Heils wij hebben bij voorkeur ons vuur gericht tegen verroeste gewoonten, tegen huiche larij en tegen alles wat onwaarheid heeten moet, omdat het den toets van wetenschappelijke critiek niet kan doorstaan. Doch wij zijn geenszins blind voor anderer verdiensten. En daarom wijzen wij in alle eerlijkheid op zoo ridderlijk blootgelegde bedoelingen. Daarom ook vestigen wij de aandacht op de merkwaardige woorden om de verwaarloosden is het ons te doen. En hiermede wenschen wij elk scheef oordeel te voorkomen. De persoon van William Booth, de Generaal van het Leger des Heils, verdient met onderscheiding te worden genoemd. In 1861 legde hij zijn predikants-betrekking neder en zocht eene uitgebreider werkkring. Yan 1865 af zoekt hij onvermoeid de ellendigen en ver- dorvenen van zeden op en wijdt zich, geheel belangeloos, met opoffering van rust en welvaart, aan het terechtbrengen der verdoolden. Zulk een arbeid verdient onze hulde. Hoeden af voor generaal Booth! Het spreekt van zelf, dat wij spreken over de bedoeling van den generaal. Wij voor ons vinden een stichtelijk lied op de wijze van »Wien Neêrlandsch bloed«, wel wat zonderling. Wien christenbloed door d'adren vloeit Yan aardsche smetten vrij enz. 't Klinkt zonderling! Vreemder nog: Hebt gij wel eens van dat leger gehoord, Het leger der Heil-soldaten, Daar wordt van geen schieten met kogels gehoord Van vrede hoort men slechts praten. Het is Gewis Van veel beteekenis. En hij, die er mee spot, en hij die er mee spot, Hij is geen vriend, maar een vijand van God. Dit op de wijze van Piet Hein! Ook van deze proeve durven wjj niet verzekeren, dat zi dichterlijk talent verraadt, en stellig zou men, met volkomen waardeering van de goede be doelingen, moeite hebben zijn lachlust te bedwin gen, als men den klank der Spaansche matten hoorde in een godsdienstig lied. Edoch, ook met den verkoop dezer liederen, 88 voor 5 cent, zijn ze zeer bescheiden. Uit alles straalt waarheidszin door. Het blijkt, dat hunne woorden geene holle klanken zijn, doch dat zij inderdaad streven naar wat zij voor plicht houden; streven met open vizier en slaande trom. En hoe dwaas ons ook de middelen toeschij nen, waarvan zij zich bedienen, de oprechtheid trekt ons aan. Zoo valt er ook voor ons nog eene les uit te trekken. Wij Nederlanders spreken en schrij ven ongaarne iets, als er niets uit te leeren valt. Welnu dan: ook hier zien we weer wat eene goede organisatie vermag. Soldaten, cadets, officieren, allen houden den generaal in het oog diens wapperende vederbos is het teeken ter overwinning. Eéne gedragslijn, één streven, één geest. Dan vermag men wonderen. Is dat niet onze fout? D. w. z. schuilt zij daar niet? Wij hebben gekibbeld en elkaar afgebroken en nu zitten duizenden met de handen in het haar. Van alle zijden grijnzen monsters ons aan en wij loopen gevaar tusschen zijne tanden te verdwijnen. Tenzij wij nog bijtijds onzen generaal kiezen, en voor onze leus weten te strijden. Ook de tegenpartij schaart zich in slagorde. Het pro gram van actie schijnt weldra gereed te zul len zijn. O wij wenschen in ons blad geen ge loofshaat te kweeken; waardeering van het streven naar het goede, erkenning van vol komen vrijheid voor ieders denkwijze: de leus van Willem van Oranje, wij big ven haar ge trouw; daarom schrijven wij ©ver het Leger des Heilswij zijn het ook niet die een her vormd Nederland tegenover een katholiek Neder land willen plaatsen. In de verste verte niet Doch wij mogen niet klakkeloos toelaten, dat twee elkaar vijandige partijen vijandig uit haren aard gezamenlijk de zege behalen op eene meerderheid in het land, die onze beginselen liefheeft, om elkaar onmiddellijk na die zegepraal in het haar te vliegen en het land op nieuw ter prooi te geven aan aller lei beroering en onlusten, belemmerend voor onze welvaart, doodend voor ons volksbestaan. Want Rome en Dordt kunnen niet samen gaan 't een sluit 't andere uit. Niemand kan ongestraft met twee maten meten niemand kan twee heeren dienen, zonder zijn eigen karakter te verloochenen. En daarom kozen wij ditmaal dit onderwerp. Springt op, Soldaten! Komt, kameraden, helpt elkaar, En toont den lauwen het gevaar. Buitenland. De meeste bladen to Petersburg laten zich zeer kalm uit over het bekend gemaakte verdrag tus schen Duitschland en Oostenrijk. o Het ^Journal des Débats<- zegt dat de rede, door vorst von Bismarck in de Rijksdag gehou den, Europa zal gerust stellen, dat sedert 3 dagen werd verontrust. De Figaro* houdt de rede voor vredelievend, maar niet voor geruststellend, want zjj bevat geene de minste hoop voor de toekomst. De »Intransigeant« zegt dat de rede bewjjst, dat de openbaarmaking van het tractaat meer tegen Frankrijk dan tegen Rusland was gericht. De »Lanterne« zegt, dat de moraal der rede ismen moet gereed zijn. Rusland zal dezelfde gevolgtrekking maken. NAAR HET DUITSCH FELIX DAHN. XV. Niet lang duurde de ongelijke kamp; al te sterk was de overmacht der aanvallers. Koning Ring had zijne schatten niet gespaard, om het geliefde eenig kind te redden. Vijf schepen met hooge boorden, in den vorm van draken, had hij uitgerust; 150 soldaten had hij geworven, in den strijd ervaren Angelsaxen uit Kent, en Horsa een vermetele zeekoning, die ook fraai kon harpspelen, was de aanvoerder. Deze was de Scalde, die den reeds lang vermoeden schuil plaats der geroofde ontdekte. Van het dek hunner schepen hadden de Angelsaxen reeds hun nooit doel missende, met reigerveren voorziene peilen van een armslengte, met moorddadige kracht van hunne bogen van taxishout geschoten en de meesten der verdedigers gedood of gewond. Nu sprongen zij van de boorden in zee en zwommen, de borst op het lange, smalle schild van lindehout, met het getrokken korte zwaard in den mond en de speer in de linker, over de breedte der geheele bocht, den een naast den ander, door den helpenden vloed gedragen, naar het strand; vijftig tegelijk sprongen er op het zandHorsa was allen vooruit. Vijftig anderen volgden. Daarop werd van het grootste schip een zeer sierlijk schuitje afgelaten, als een note- dop, wit gekleurd met roode schilderingen, rijk verguld, door vier riemen voortgestuurdin het midden stak een dun, snoeperig mastje omhoog, met een bonten wimpel en een krans; hier tegen leunde een jongeling in hemelsblauw gewaad, glinsterend van cjoud en edelnesteentenj en den zilveren helm door een gouden krans omgeven; het gouden windsel stelde klaverblaadjes voor; borstharnas en schild waren met gouden franje en klokjes omzoomd. De lange, zorgvuldig ge krulde en welriekende, helder gele lokken wa ren zoo sierljjk mogeljjk met blauwe linten doorvlochten. De jongeling werd, horizontaal gelegen, door de vier knechten op de schouders door de laatste golfjes gedragen; droog zetten zij hem zacht- kens en zindelijk op het witte zand; hier, in goede veiligheid, ver achter het gevecht, bleef hij staan en zwaaide een gouden veldheersstaf. »Die. Dat! is haar bruidegom,* sprak Dagfred toornig, en zijn vuist deed de speer trillen: »de heer is gebieder harer ziel, en van heur blanke lichaam.* Toen vorst Kjartan op het strand getild werd, scheen de strijd reeds geëindigd. De goeverneur stond bijna alleen nog maar overeind. Met geweldige houwen van zijn zwaar, lang zwaard had de reus reeds menigen aan valler neergeslageneen heele hoop vijanden lag dood of gewond om hem heen. Nu zag ook hij den idioten-vorst. Met een schellen kreet sprong hij vooruit, sloeg den dapperen Horsa, die zich in zijn weg stelde, een wond in den arm, waarmee hij het zwaard voerde, snelde regelrecht op den Kelten prins los en bereikte hem. Deze stortte op de knitën. Dit zag, van den hoogen muurrand af, zijn bruid een zachte schreeuw een in het maan licht bliksemend stalen voorwerp de witte gestalte zakte op den muur ineen. Niemand had het opgemerkt als de maagden die haar opvingen. Vorst Kjartan echter was slechts van ijdele vrees op de knieën gezonken. En zijn lafheid had hem gered. Want nu was de vreeselijks houw des reuzen misgegaan, en tot een tweeden kwam hij niet. Van alle kanten door speeren omringd, die den vorst dek ten, wierp Hardbrand plotseling het schild op den rug, brak zich door de aanvallers achter hem heen met een suisenden cirkelvormigen zwaardslag, en vloog in wilde sprongen duin en rots over op den burcht los. Op het enge pad trad hem Dagfred tegemoet. Waarheen?* »Naar haar!* »Wat wilt ge?« »Haar dood kussen tusschen deze armen. Zoo lang houdt de ijzeren poort wel. Dan met haar in de vlammen. Laat mij door!* In plaats van te antwoorden velde Dagfred zijn speer; dadelijk vloog hij uit zijn hand, ver splinterd door een toornigen houw van den reus de zwaardkamp tusschen de beide mannen begon. XVI. Ondertusschen overweldigden de Angelsaxen onder aan het strand den laatsten tegenstand der nog levende knechten. De strijd was ge ëindigd. Vorst Kjartan hief weer den gouden veldheersstaf op, wees er meê op den burcht en besteeg den weg er heen. Halverwege verschrok hij hevig; hij stiet op den goeverneur. Doch hij vatte moed en zag toe; de reus lag dood op zijn schild met een zwaardstoot in den keel. De mooie vorst ijlde met vjjftig Angelsaxen achter zich, wederom bergopwaartsch. Hij vond den ijzeren burchtpoort wijd open; twee knechten lagen op den drempel met hunne lansen aan de voeten. Hg trad nu in den burchthof en besteeg de kleine steenen trappen aan de binnenzijde van den muur en kwam boven op den muur. »Halla, riep hij, geliefde bruid! Waar zgt ge? Kom, ik heb overwonnen -ik heb u bevrijd. Geen antwoord. Maar bij de eerste schrede om den muurhoek zag de bruidegom de bleeke bruid de volle maan scheen thans zeer hel der, in de armen van een der maagden lig gen. Nevens haar stond op een bloedig zwaard geleund, een man met een adelaarshelm. »Halla! Bij alle goden Wie heeft haar getroffen Toen sprak die met den adelaarshelm: »Zg zelve. Zij meende, dat gij gevallen waart in den heldenstrijd gevallen voor haar. De trouwe bruid wilde den bruidegom niet over leven. Zij sterft om u; uit trouw jegens u; hoort ge Kjartan?* »Ik hoor het. Maar wat kan ik daaraan doen?* Toen hief Halla het schoone hoofd op met gespannen aandacht, de zachte blauwe oogen wijd geopend, nu eens op vorst Kjartan, dan weer op den Scalde. »Gij hebt het gehoord, en leeft nog? Ik zeg udit meisje hier het sterft om u. En nog leeft gij?* Zoo dreigend werd dit woord gesproken, dat de bruidegom een schrede terug trad. Weet gij, wat liefde is?« Zeker! een liefelijke roes.* »Neen! Leer het thans. Liefde o Halla! Ook gij weet het niet.* Thans verhief ze zich een weinig op den lin ker arm, wendde het aangezicht van Kjartan af, richtte de oogen vol diepe uitdrukking op den Scalde en fluisterde: »Toch wel, Dagfred! Mij is het thans weet ik het. Ik heb het geleerd in dit uur mijn laatste.* Liefde, fraaie knaap, is leed, is brandend verlangen. Ook gloeiende lust van goddelijk ge luk: Of.Uw bruid wordt de uwe niet; zij sterft om u! Door u met dezen dolk, die nog in haar wond steekt, of gij hebt haar nooit bemind. En dan dan dood ik u.« Woest tradt hij op hem toe. »Mij zei ven dooden! Welk een woeste daad. Nooit Met één sprong was hij op den muurtrap en verdween. »Ziet ge, Halla daarvoor voor zulk eenen! moest ik u toch behoeden! Nu geef hiernu mengt zich toch uw zoet bloed met het mijne.* En hij trok den dolk uit haar blanken boe zem en stiet hem zich in de borst. Hij zonk naast haar neer en stak haar de NIEUWSBLAD Het Land van flensden en Altena, de Langstraat en de Wat is het? Wat wil het? Wat doet het? Kan er iets worden aangevoerd ten gunste der vaandels, muziekkorpsen, optochten en andere geruchtmakende middelen waarvan het Leger zich bedient? Al deze dingen vinden hun opheldering en rechtvaardiging in dat, wat de beweging vóór alles beoogt, om namelijk de aandacht der menigte tot zich te trekken. Voedt het leger zijne rangen ten koste der kerken in den omtrek, door leden dier kerken tot zich over te halen. Neen, wij spreken het openlijk uit, dat wij niemand als lid wenschen aan te nemendie tot eene der kerken behoort. Wij geven de voor keur aan de verwaarloosden, dezen wenschen wij tot ons te trekken. Met wapperende vaandels vooruit! VAN 8)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1