M 663.
GENOT.
FEUILLETON.
1888.
ZATERDAG 10 MAART.
voou
Uitgever: L. J. YUURMAU, Heusden.
Buitenland.
thuis verwacht, beweerde hij'langen adjudant heeft;* voltooide dfi ffronf
O
Tot de weinige herinneringen, die we allen
gemeen hebben, mag zeker wel deze behooren,
dat we stonden aan moeders schoot, dat we
vol liefde en geloof tot haar opzagen en de
woorden herhaalden, die zij ons voorsprak,
misschien wel deze:
Ik ben een kind,
Van God bemind,
En tot geluk geschapen
en hoe ook tal van zielebeelden in later leef-
tjjd werden verdrongen en op den achtergrond
geraakten, om op den voorgrond plaats te maken
voor beelden, die meer pasten bij dat alles, waar
mee onze geest was gestoffeerd, dit bleef ons
immer bewust, dat we er op aangelegd zijn om
gelukkig te wezen en ik voor mij geloof vast,
dat hij, die niet gelukkig is, het doel van zijn
leven mist: dat leven hetzelfde woord is als
gelukkig zijn. En als ge me nu tegenvoert, dat
toch niet alle menschen gelukkig zijn, dan be
weer ik, dat van dezen niet gezegd mag wor
den, dat ze leven; hoogstens zou men kunnen
zeggen, dat ze het leven ondergaan, dat ze de
lijdende voorwerpen zijn van leven, en dus ge
leefd worden.
Is dat de schuld van het leven? - Ik
't niet! 't Is voor het grootste deel hun eigen
schuld en voor een ander deel de schuld van
hunne omstandigheden, dat is van dat, wat om
hen heen staat en dus niet tot het leven be
hoort. Maar ook voor een groot deel is het de
schuld van hunne opvoeding. Genieten, het leven
te genieten, moet geleerd worden.
De natuur is vol schoonheid in alles, zelfs in
dit barre jaargetijde; schoonheid, die we maar
voor 't grijpen hebbenmaar de mensch moet
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs-
verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Due Hérold, Parijs.
een ziel hebben om een weinig met de natuur
mee te levende zonnestraal moet hem zooveel
zijn als een hemelsche groet aan zijn adres, als
een glimlach, die voor hem bestemd is. Hij moet
in het open veld en de naakte hagen, die zich
gehuld hebben in een rein wit kleed, nog wat
anders kunnen zien dan kale akkers met wat
dor hout en sneeuw. De natuur moet in één
woord tot hem spreken en hij moet haar stem
alom en altijd verstaan. En dat moet geleerd
worden.
De kunst is zelfs in haar eenvoudigste uiting
vol bezieling; maar de mensch moet door haar
in beweging gebracht kunnen worden; ze moet
iets in ons kunnen wakker makendaar moeten
bij ons aanknoopingspunten voor haar zijn.
Veler leven is arm aan genot, omdat het
klavier van hun geest niet goed gestemd is
dat is misschien een verontschuldiging voor
hunne dorheid, maar 't is ook misschien een
Advertentiën 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken
tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur.
geloof
beschuldiging voor allen, die op zich namen
hun geest te stemmen, toen dat nog gemakke
lijk geschieden kon, voor ouders in de eerste
plaats en dan ook voor opvoeders, geestelijke
leiders en anderen.
We zijn 't er vrij wel over eens, dat het kind
geleerd moet worden in zijn gaan, eten, slapen;
in zijn denken, wat zijn gevoel voor 't ware en
goede betreft en we werken daaraan, voor zoo
ver 't onze taak is, met nauwgezetheid, lust en
ijver; we zouden niet gaarne iets, dat we op
dat gebied kunnen doen, verzuimen; - maar ik
geloof, dat hier een akker is, die, ik wil niet
zeggen braak ligt, maar die toch beter bewerkt
kon worden.
Ieder mensch streeft naar genot; maar niet
allen doen 't in dezelfde richting en dat is
billijk. Ieder streeft naar dat, wat voor hem
genot is; en ook dat is billijk! Maar als we
nu zien wat voor velen genot is, dan zeggen
wedat is niet billijk.
't Is b. v. een genot ware poëzie en schoone
romantische werken te lezenmaar dat velen zich
moê rapen aan looze aren, ontsproten op dorren
grond, of nog erger, gretig verslinden de ver
giftige vruchten gegroeid aan een slechten
boom, - dat moest geen genot zijn.
't Is een genot goede schouwburgen te be
zoeken. Het tooneel, heeft Gorter gezegd, is de
plaatswaar een volk kan en moet leeren hoe
schoon en edel zijn taal, hoe krachtig en gezond
zijn onbedorven zeden, hoe rijk en hartverhef
fend zijn historie is. Alleen als een volk in
slavernij geboren is en met vreemde spraak
klanken wordt groot gebracht, als 't voor zjjn
historie behoort te blozen, moet het verstandige
deel der natie de sluiting van den schouwburg
eischen, zende de regeering hare strengste die
naren met sloten en grendels. - Maar dat is
Goddank bij ons niet het geval, en daarom zeg
ik't is een genot een goeden schouwburg te
bezoeken- - maar als er de zeden bedorven wor
den door den wansmaak, die ons voortdurend
op vertalingen en bastaardbegrippen onthaalt;
als we moeten hooren naar de holle declamatie
van een galmenden acteur, die eenvoudige waar
heid niet voelt en 't eenvoudig gevoel niet waar
vindt - - dat moest geen genot zijn.
't Is een genot vrij en blij te wandelen dooi
de schoone schepping: hier te zien en daar te
hooren naar kleuren en tinten en vormen en
tonen en zich zoo geheel vrij man te gevoelen
ja zelfs is 't een genot om in 't schoone jaar
getijde eens voor een paar dagen waarlijk lui
te zijn in de vrije natuur; om met een paar
vrienden te dwalen b. v. door Arnhems schoone
omstreken en te liggen en te droomen onder
schaduwrijke boomen zoo'n ganschen lieven dag
langom daar op dat tluweelen met lichtspran-
kon bezaaide en met geuren doortrokken mos
tapijt braak te liggen. Waarlijk voor hen
die altijd moeten rondloopen in den rosmolen
van 't alledaagsche en in dep. woelenden draai
kring van 't eentoonig allerlei is zulk »braak-
liggen«, als ze eens een paar dagen kunnen
uitbreken, de beste bezigheid en waarachtig niet
onvruchtbaar, al was 't maar alleen, omdat ze
dan den tijd hebben om de herinneringen van
't verledene met de bloemen, die ze nog van de toe
komst hopen tot een schoonen ruiker saam te
binden en geheel zich zelf te zijn. Ik voor mij
heb me altijd na zoo'n rustig verblijf in de na
tuur gesterkt gevoeld met nieuwe kracht voor
de oude taak; maar rondloopen en weer
rondloopen, met den neus naar den grond, al
maar den eenen voet voor den anderen te zetten,
dat moesten we maar overlaten aan diegenen
onzer medeschepselen, die met vier voeten ge
zegend zijn.
Men meldt uit Konstantinopel, d.d. 6 Maart,
dat de Ministerraad gisteren besloot tot aanne
ming van het voorstel van Rusland, betreffende
het onwettig verklaren van de troonsbeklimming
van Vorst Ferdinand. Een irade van den Sultan
bevestigt dit besluit en aan Stambouloff is ken
nis gegeven van de onwettige regeering van
den Vorst.
o
De Soleilmeldt, op grond van particuliere
berichten uit Sofia, langs indirecten weg ont-
igen, dat vele officieren van Oost-Rumelische
regementen een samenzwering hadden gesmeed
om de Republiek uit te roepen. Zij werd ver
raden en 40 saamgezworenen zjjn gevangen ge
nomen.
o
Het Indische Gouvernement heeft weer een
bankroetje van een kwart millioen aan het ver
gaan van de Jan van IIaaften«, die zeer na
bij de reede van Macassar een goedaardige*
schipbreuk heeft geleden, zooals de Celebes
Courant« dat uitdrukt. Goedaardig, ja, voor-
EGBERT CARLSEN.
8)
Mevrouw von Pleiszenbach vond het niet pleizi-
rig, dat haar man op dit oogenblik binnenkwam.
Men praatte zoo aangenaam met den heer von
Martens, hij beviel haar uitmuntend; aan be
schaafde manieren paarde hij naar haar mee
ning grondige vorming. En als ze nu de twee
vrienden naast elkander zag staan, haar kleinen
lichtblonden man met het vriendelijke maar on
beduidende gelaat en Marten's flinke gestalte
met het, wel is waar, niet zoo mooie, maar
meer geestvolle en geestkrachtige uitzicht, toen
ondervond ze voor het eerst, dat haar lieven Max
een zeker iets ontbrak, wat ze niet bepaald kon
noemen, maar toch ongaarne in hem miste.
De vrienden groeten elkander en Martens zei,
terwijl hij zijn plaats weer innam: waarde
Pleiszenbach, ik wil je nu bekennen, dat ik met
een zeer groot verzoek tot je kom. Ik ben van
plan je voor dezen middag en avond van je
vrouw weg te voeren.
»En als ik hem daartoe geen verlof gaf?«
vroeg Georgine schertsend, terwijl ze lachend
opstond, als of de gedachten, die daar zoo even
bij haar was opgekomen, van zich wilde schudden.
Hoe besluiteloos, ja bijna schroomvallig dat
geweest, als haar Max kortweg gezegd had:
»met of zonder verlof, lief kind, heden laat ik
me niet terug houden.Maar dat gebrek aan
beslistheid, dat uit al zijne woorden sprak, ergerde
haar, waardoor ze onvriendelijker dan ze eigen
lijk bedoelde, aanmerkte
»Hünsius zou de photographiën van de schil
dergen meebrengen, waarover hij gisteren sprak.
Maar hij kan ze ook hier laten en je kunt ze
later bezien.
»Misschien ben ik tegen dien tijd ook terug,
viel Max snel in, en zich tot Martens wendende
voegde hij er bij: inderdaad, waarde vriend, den
namiddag wil ik u geven, maar den avond.
»Neen, neen,« viel Georgine in, »ik wil je
niet terug houden, ook den avond moet je aan
je vriend geven; ge hebt elkander zoo lang niet
gezien en zult wel veel te praten hebben.
»Dat is zeker waar,* stemde Pleiszenbach in,
zeer verblijd, dat hij zoo gemakkelijk het ge-
wenschte verlof kreeg; »we hebben elkander veel
;e vertellen, en als het je dus goed is, lieve
Georgine, dat ik je zoolang alleen laat, blijf ik
ook van avond weg.*
Martens had naar het scheen voor zich neder
gezien, maar van onder de half' gesloten oog
leden meer dan één vorschenden blik op Geor-
gines gelaat geworpen. Duidelijk had hij daarop
de afwisselende gedachten en gevoelens gelezen,
welke het zoo duidelijk weerspiegelde. Thans
boog hij zich lachend, terwijl hij haar zei: »u
moet bekennen, genadige vrouw, dat u een
uiterst galanten man hebt. Zelfs aan een oud
vriend schenkt hij eerst dan een uur als hij u
om verlof gevraagd heeft.
O, ik kan ook zeer ongehoorzaam zijn,riep
Pleiszenbach. »Als ik eens iets in 't hoofd heb,
volbreng ik 't ook, Georgine mag zeggen wat
ze wil.«
We willen niet beslissen of de lichte zucht,
die over de lippen der jonge vrouw gleed, voort
kwam uit de wensch haar man werkelijk eens
zoo vast besloten te zien, of dat ze daarmee
klaagde over de eigenzinnigheid van haar man.
zei»ja, ja, mijn man kan inderdaad afschuwe
lijk hoofdig zijn; maar mannen, die zich bij elke
gelegenheid om den vinger laten winden, zijn
geen mannen n'est-ce pas?
De woorden waren tot Martens gericht; deze
begreep zeer goed dat ze een vingerwijzing naar
den al te volgzamen echtgenoot waren. Mevrouw
von Pleiszenbach scheen overigens dat onder
werp liever te willen loslaten, want zonder ant
woord af te wachten, voer ze voort: »maar wat
zullen de heeren van middag doen?*
»Ik wilde Pleiszenbach een wandelrit voor
slaan. Men kan daarbij zoo genoegelijk praten
en bovendien leer ik zoo op de aangenaamste
manier den omtrek der stad kennen.*
Nog eenigen tijd sprak men over het karak
ter van deze omgeving, toen vertrok Martens
met het bewustzijn niet slechts een goeden in
druk gemaakt te hebben op mevrouw von Pleis
zenbach, maar ook een diepen blik geworpen te
hebben in de verhouding der twee jonge echt-
genooten.
V.
Oostburger studies.
De dag verliep volgens 't programma, dat
Martens 's morgens had gemaakt. Hij reed met
Pleiszenbach en dineerde daarna met zijn vriend
in een restauratie, waar de deftige heerenwereld
van Osburg bijeenkwam. Daar maakte hij ken
nis met verscheidene kameraden van Pleiszen
bach, een kennis die in 't cirkus werd voortge
zet, waar Martens door zjjn grondig oordeel over
paarden en ruiters den bijval der cavalleristen
verwierf.
Na de voorstelling sloeg een oud-ritmeester,
graaf Zeek, voor, in het officiers-cassino te sou-
peeren. De Ostburger kurassieren stonden er
voor bekend, dat ze moeilijk vreemdelingen in
hun kring opnemenmaar Martens, die door
een vriend werd binnengeleid en niet het doel
een landgoed aan te koopen in Ostbuig was ge
komen, werd zooals van zelf spreekt op de vrien
delijkste wijze uitgenoodigd zich bij hen aan te
sluiten. Luitenant Pleiszenbach verontschuldigde
zichhij werd
maar Martens voldeed met groote bereidwillig
heid aan de uitnoodiging.
Het cassino der kurassieren was een aanzien
lijk gebouw, overeenkomstig de voornaamheid
en den rijkdom van het regiment. De prachtige
eetzaal was met eikenhout gemeubileerd en ver
sierd met de levensgroote afbeeldingen van den
keizerlijken veldheer, den beheerscber van een
naburig rijk, den chef van het regiment en van
eenige beroemde generaals, welke in betrekking
stonden tot het regiment. Daarnaast waren twee
nette speel- en conversatie-kamers en een groote
biljartkamer.
Evenwel werd het cassino niet druk bezocht,
behalve op het eetuur, wanneer de ongehuwde
officieren hier bijeen kwamen, en op de vastge
stelde regiments-avonden verkeerden hier slechts
de oudere leden van het corps. De jongere le
den bezochten liever andere elegante lokalen,
waar ze ook nog ander gezelschap aantroffen.
Ook heden vonden de uit het cirkus komende
heeren in de ruime, prachtig ingerichtte en
prettig verwarmde vertrekken slechts een enkelen
gast: de regiments-adjudant von Walsing, die
wegens zijn in 't oog vallende lengte door zijn
kameraden »de lange Israël werd genoemd.*
»Had vroegerr de eerr, met een heerr van
uwen naam in 't rregiment te staan,ratelde
deze met een Berlijnsch dialect, toen hij aan
Martens was voorgesteld, >misschien familie van
u geweest?«
2 Bij welk regiment was dat?«
»Vierrde kurrassierrs.«
Vergis ik me niet, dan stond mijn neef vóór
twee jaar bi; dat regiment.*
»Nu ja, 't was omstrreeks dien tijd. Was
vroeger bij de Hannoversche lijfwacht geweest,
blonde snorr, niet heel groot.
»Dat komt alles overeen.*
»Walsing houdt alle menschen voor klein,
die niet zoo lang als hij zijn,* wierp graaf Zeek
er tusschen.
»Dat kan ik niet toestemmen, maarr...*
Ieder regiment kan trotsch zijn als 't zoo'n
Het Land van
en iütena,
He
en de
SiMSHAtm.
NAAll HET DUITSCH.
VAN
j. Middag en avond,zei Pleiszenbach twijfe
lend, waarbij hij vorschend zijn vrouw aankeek,
»dat is zeker een lange tijdmaar als ik je
van nut kan zijn, waarde vriend, Georgine,
je kunt heden dan ook wel zonder mij proffessor
Hiinsius ontvangen, niet waar, lieve vrouw? dat
laat zich wel schikken.
alles ook klonk Het ware G eorgine veel liever
Haar woorden doelden op het laatste, toen ze