M tw.
Dig
FEUILLETON.
ïïl
Id Langs
VOOR
UitgeverL. J. YEERMAH, Heusden.
Dit biad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs-
verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue Ilérold, Parijs.
Adrertentiën 1(5 regels 00 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advert en tiè'a worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken
tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur_
Nimmer heeft het goud, 't welk de aarde
oplevert, aan de behoeften van een naar goud
dorstend menschdom kunnen voldoen. Hoe zeld
zamer het was, des te sterker was de trek naar
zijn bezit. Die trek bracht in de eerste eeuwen
van onze jaartelling het menschdom op de ge
dachte, door kunst goud te maken. Men ge
loofde aan de mogelijkheid onedele metalen,
b.v. koper, ijzer enz., in edele, goud en zilver
om te scheppen en deze kunst is het, die later
den naam alchemie ontving.
Het geloof hieraan beheerschte langen tijd het
geheele menschdom. Vijftien eeuwen lang heb
ben de menschen onverpoosd aan de oplossing
van het vraagstuk, hun door de alchemie ge
steld, gearbeid, doch tevergeefs. Desniettemin is
de geschiedenis van dit vruchteloos werk niet
zonder belang.
Ofschoon van een dwaalbegrip uitgaande, is
toch de alchemie, aan welke onder vele andere
edele geesten, ook Luther, Kepler en Spinoza
geloofden, de moeder onzer huidige scheikunde
geworden. De scheikunde is niet, zooals men
soms meent, een nieuwe wetenschap. Haar ouder
dom telt bij eeuwen. Ontelbare proeven zijn
noodig geweest eer de menschen tot het bereiden
van wijn, het bakken van brood, het afzonderen
der metalen uit ertsen, tot de kunst stoffen te
verven kwamen. Deze
proeven,
niet met een
wetenschappelijk doel, doch alleen uit noodzaak,
om aan behoeften te voldoen, genomen, waren
de eerste stappen der chemische wetenschap.
Haar tegenwoordige vlucht danken we aan den
arbeid der alchemisten. Iedere wetenschap is in
den aanvang zeer erbarmelijk geweest. Eer men
pyramid en en domkerken bouwen kon, moest
men in steengroeven afdalen en in den grond
de fondamenten uit ruwe steenen gelegd worden.
De geschriften der alchemisten zijn vol on
zinnigheden. Bedriegers en hebzuchtige dwazen
schaarden zich onder de echte navorschers. De
alchemie ontaarde in den loop der tijden steeds
meer, totdat ten slotte de oude en nooit haar
doel bereikt hebbende kunst aan de verachting
en den spot prijs gegeven was. Wat evenwel
echt was in haar werken en streven, dat is de
wetenschap der scheikunde ten goede gekomen.
Het is het lot van alle menschelijk streven, dat
het zelden of nooit langs den rechten weg tot
zijn doel nadert, en slechts langs omwegen tot
de waarheid komt. De groote vorderingen der
wetenschap bestaan in het wegruimen der dwa
lingen, die in een vroeger tijdperk als waarheid
golden.
Het staat vast, dat reeds in de 4de eeuw
na Chr. in Europa alchemisten werkten en daar
de Grieksche schrijvers van dien tijd van de
alchemie als een bekende spreken, is ze onge
twijfeld veel ouder. Haar oorsprong heeft ze uit
Egypte en als haar voorganger erkenden de
alchemisten een Egyptisch koning Hermes Tris-
megistos, van v. ien veel wonderbaarlijks verteld
wordt. Dat hem de staatszaken niet zeer druk
ten, blijkt daaruit, dat hij meer dan 80-duizend
boeken over alle wetenschappen geschreven moet
hebbenToen Alexander de Groote op een
krijgstocht het graf van dezen vorst bezocht en
het liet openen, kwam er een tafel van smaragd
te voorschijn die een opschrift droeg, waarin
de groote meester het geheim der alchemie in
neergelegd had. Die tafel is verloren gegaan,
doch het inschrift is behouden, 't Is te betwijfelen
of van dit voorval iets waar is; van smaragd
althans kan ze niet geweest zijn, daar deze steen
in die grootte niet voorkomt. De alchemisten
hebben er veel mee op gehad en'tal van uit
leggingen gegeven om in het duistere schrift
eenigen gezonden zin te leggen, 't Is hun echter
niet gelukt, ja hun stijl is steeds in denzelfden
trant geweest, onverstaanbaar en zonder zin
of slot.
De tekst mag echter gelden voor de oudste
c5 O
alchemistische oorkonde en luidt als volgt
f let is ontegenzeggelijk waar: het onderste
is als het bovenste. Alles ontstond door toe
neiging uit één ding. De vader daarvan is de
zon, de maan de moeder. De wind heeft het
in zich gedragen en de aarde het gevoederd.
Het is de oorzaak van alle voleinding in de
wereld. Zijn kracht is het sterkst, wanneer het
tot aarde wordt. Het stijgt van de aarde tot
den hemel omhoog en het daalt wederom tot
de aarde af en ontvangt kracht zoowel van
boven als beneden. Zoo hebt gij het heerlijkste
dat de wereld geven kan en alle duisternis zal
van u wijken. Het is het allersterkste, dat alle
lichamen doordringen kan. Daarom noemt men
mij Hermes den driemaal grooten, die drie deelen
van alle wetenschappen heeft. Dit is het groote
werk der zon.«
Op dit stramien hebben de alchemisten aller
lei uitleggingen geweven en te vergeefs naar
eenigen gezonden zin gezocht. Het nuchtere
verstand van een 19de-eeuwer ziet er een aan
duiding in op distellatie, die den Egyptenaren
bekend was. Doch vroeger zag men er veel
meer in en verstond b.v. onder voleinding de
Veredeling der metalen en onder het allersterkste,
dat wat alle lichamen doordringt, »een algemeen
o
oplossingsmiddel.Dit laatste is ij verig gezocht.
Men trachtte het door distellatie te verkrijgen
en kwam zoo tot de ontdekking der zuren. Het
werk der zon vertaalde men door bereiding
van goud«, want de zon beduidde goud, de
maan zilver.
De leer der alchemisten, die later spottender
wijze de kunst om goud te maken genoemd
werd, laat zich in drie grondslagen samenvatten.
1. Het is mog lijk uit dingen, die geen goud
bevatten, door kunst goud te maken. Het mid
del daartoe is de steen der wijzen, het
groote elixer of de roode tinctuur.
2. Het is mogelijk uit lichamen, die geen
oude alchemisten nauwkeurige beschrijvingen,
die echter onderling aanmerkelijk verschillen.
Een hunner zegt: hij is van zeer sterke substantie,
helderrood als robijn en doorzichtig gelijk kris
tal, daarbij buigzaam als hars en toch breekbaar
als glas; tot poeder gemalen, gelijkt hij op
saffraan.
steen der tweede orde weet men
het moet een glanzend wit poeder
(Slot volgt.)
den
Van
zeer
geweest zijn.
zilver bevatten, door kunst zilver te maken.
Het middel is de steen der tweede orde, het
kleine elixer of de witte tinctuur.
3. Hou preparaat, 'fe welk de metalen veredelt
en goud te voorschijn brengt, is tegelijk een
wonderbaarlijk geneesmiddel.
De steen d e r w ij zen verdient dus wel
dat we wat nader met hem bekend zoeken te
worden. Hij verman- alle metalen in goud om
te zetten. Die omzetting
geschiedt door
gesmolten metaal.
hem te
Hij kan in
Die van de
goud maken van meer
werpen op het
verschillende sterkte bereid worden,
beste kwaliteit kan zelfs
gewicht dan het metaal woog, 't welk men
bezigde, kan dus goud uit niets scheppen. Een
Engelschman in de vorige eeuw verzekerde, dat
volgens zijn recept uit één deel kwikzilver dertig
deelen goud te maken zijn.
Van het uitwendig voorkomen des steens geven
't geheel zeer
Buitenland.
De Duitsche bladen zijn over
ingenomen met het manifest van den nieuwen
Keizer; inzonderheid is dit het geval met de
nationaal-liberale, die meenen te bemerken, dat
de conservatieven minder dan onder Wilhelm den
boventoon zullen voeren. De »Nat. Zeit.« wijst
er op, dat Friedrich wel zijn zegel hecht aan den
vrede, tusschen den Staat en de Katholieke kerk
gesloten, maar ook zich tegen het drijven der
partij van den hofprediker Stöcker verklaart.
Trouwens reeds als Kroonprins gaf de Keizer
nadrukkelijk zijn afkeer te kennen van deStöcker-
sche Jodenjacht.
De »Kölnisehe« vestigt inzonderheid de aan
dacht op hetgeen de Keizer zegt over het on
derwijs en de sociale hervormingen en het zui
nig beheer. Over al deze onderwerpen, zegt het
blad, schijnt de Keizer een, op grondige studie
gevestigd, zelfstandig oordeel te hebben, ook al
blijkt uit zijn woorden nog niet in bijzonderhe
den welke hervormingen hij bedoelt; daarom
blijft de vraag open, in hoever de Ministers, die
nu aan het hoofd staan van deze Departementen,
genegen zijn deze hervormingen voor te berei
den.
In den eersten tijd zal men echter van de
verandering niet veel bemerken, indien zij al
komt. Men is in Pruisen zoo afkeerig van Mi
nister-verandering als men in het Westen daar
van steeds alle heil verwacht, om al te dik
werf met een kluitje in 't riet gestuurd te worden.
Duizend» vreemdelingen zijn reeds te Berlijn
ngekomen om het lijk des Keizers te zien en
de begrafenis bij te wonen. Trots sneeuwjacht
en koude verdringt zich eiken dag de menigte
nj den Dom. Dat er aan niemand, ook niet aan
de Afgevaardigden ingevolge hun verzoek kaar-
EGBERT CA RL SEN.
10)
Niettegenstaande den korten afstand, vond
Martens het beter zijn begeleider bij den arm
te nemen, want zijn gang was zeer onvast.
Deze liet zich dit dan ook rustig welgevallen
en werd op die manier »de witte arende binnen
gebracht. Daar waren nog eenige late gasten.
Martens zette zich met zijn begeleider aan een
leegstaand tafeltje en bestelde twee glazen punch.
»Hoe komt het toch, dat je thans vrij van
dienst bent?* vroeg de grenswachter, »'t is nu
toch de tijd niet, waarop de uitgediende soldaten
ontslagen worden.
»'k Heb verlet gehad,* antwoordde Martens
kort.
»Hm, hm, zeker een kleine insubordinatie?*
Martens lachte. »Juist geraden. De duivel
zal die kerels balenze plagen je zoo lang, tot
je 't geduld verliest. Zoo ging 't mij ook;
daarvoor moest ik drie maanden brommen en
daarenboven dien tijd nadienen.*
»'t Was zeker zoo'n melkmuil van een luite
nant, waarmee je 't te kwaad had?«
»Niet eens't was een tweede wachtmeester,
Yon Virzowski heet de vent; eeuwig is hij
dronken, en dat was hij ook toen ik 't met
hem aan den stok kreeg.
Virzowski? Hm, hm, dat is een slecht ras,
die ken 'k ook nu, prosit.*
Bij die woorden greep de grenswachter het
eene der dampende puncbglazen, welke de
waardin juist bracht en stiet met zijn bege
leider aan.
herinner me nog den brand van vóór tien
»Zijn handelwijs met me was te slechter,*
ging Martens voort, >daar ik niet hem uit
dezelfde streek ben.*
»Zoo, kom je ook uit het Eilendorfsche
Zeker. Ik ken ook het slot Wolno heel goed
en
jaar of 't gisteren was.«
Martens sprak dat op onverschilligen toon,
maar liet een scherpen blik glijden langs bet
gelaat van zijn gezel.
Vreemde trekkingen kwamen op dat gelaat.
De grenswachter goot de rest van zijn punch
naar binnen en zei»In 't Eilendorfsche ben ik
ook bekend. Hoe heet je dan? Misschien ken
ik je familie.
Karei Schulze,* antwoordde Martens, kortaf.
En jij?*
»Mijn naam is Mirski. Frederik Wilhelm
Mirski, gepensioneerd koninklijk grenswachter
en vroeger opperjager bij 't vierde bataillon
jagers. Hm, hm, zoo, beetje Schulze? Die naam
is vrij algemeen, maar in Eilendorf herinner
ik me dien niet. Is je vader boer?*
»Neen; hij was aan den spoorweg. Nu is
hij dood.«
Martens bestelde nog een glas punch voor
zijn makker en toen dichter bij hem schuivend
fluisterde hij hem in 'toor: aan die Virzowski
heb ik een ellendigen hekel.
»'k Kan 't denken,bromde Mirski.
»Als ik me aan den kerel kon wreken,ging
Martens voort.
»Hm, hm, de wraak is zoet.«
»Je kunt niet gelooven hoe die vent me ge-
tergd heeft.
»Ja, dat kunnen de Virzowski's
De waardin zette een ander glas punch vóór
Mirski. Martens stiet met hem aan en zei daarop:
»Je spreekt, als had je ook wel eens met hen
te doen gehad.
De grenswachter dronk zijn glas bijna in één
teug h eg, en het vreemde trekken van zijn mond
werd nu een duivelsche grijns. »Ze hebben 't met
mij te doen gehad; ik heb ze genoeg gegeven,
voor levenslang. Hm, hmha, wat flikkerden
de vlammen en wat schreeuwden de kinderen.
Ja, de kinderen, ha, ha!«
Hij keek op, greep haastig naar zijn glas of
eigenlijk naar 't bijna nog volle glas van Mar
tens, dat deze ongemerkt met het zijne verwis
seld had en dronk het heg. Toen maakte hij
een wankelende beweging om op te staan, maar
Martens legde de hand op zijn arm en drukte
hem met weinig moeite op zijn plaats terug.
»Blijf nog wat zitten, koui, we drinken nog een
glas; zoo spoedig komen we niet weer bijeen.
»Het is al laat,« meende Mirski, »maarvoor
mijn part nog één glas, maar dat is 't laatste.
Martens gaf de waardin een wenk, twee andere
glazen te brengen, waarbij bij baar influisterde
de punch sterker te maken, hij wilde gaarne
dubbel betalen. Tegelijk drukte hij haar een
blanken daalder in de hand, dien de waardin
fluisterend opstak. Rook je niet, landsman?*
vroeg Martens.
»Wel zeker, als 'k wat te rooken heb.«
Martens bestelde ook een half dozijn sigaren,
waarvan Mirski er een aanstak en de anderen
op aandringen van zijn vrijgevigeu gezel bij zich
stak. Als nu de dampende puncbglazen weder
verschenen, geproefd en goedgekeurd waren, zei
Martens half fluisterend: »Hoe was 't toch met
die geschiedenis van den brand van Wolno. Zijn
niet de beide kinderen daarbij omgekomen?*
»Ja, alle twee,« grijnsde Mirski, »en de ouders
stierven kort daarop van verdriet.
Juist, en toen kwaur de tegenwoordige tak
op 't slot.*
»Ik wou, dat ik die vervloekte troep er weer
uit kon jagen,vloekte Martens, terwijl hij met
de gebalde vuist op tafel sloeg.
»Fsf, niet zoo luid,waarschuwde Mirski, en
lachte daarbij in zijn vuistje, >stil en heimelijk
moet je 't aanpakken, dan kan 't lukken.
»Zoo, weet jij een weg? Stoot aan lands
man de wraak zal leven
»Lang zal ze levenstorterde Mirski en nam
weer een flinken slok van 't sterke brouwsel,
terwijl Martens maar eventjes proefde. »Ik weet
wel een weg, storterde hij, maar als die welke
thans op Wolno zitten er uit gejaagd werden,
kwamen er anderen in, die ik 't nog minder gun.«
»Je kunt die anderen niet zoo erg haten, als
ik de tegenwoordige.
sHlo hojonge man, wat weet jij daarvan?
Wat heeft de jonge Virzowski je dan gedaan?
Drie maanden heb je door hem moeten brom
men -ba, wat is dat tegen het vernietigde
geluk van een heel leven
»Zoo als de oude Virzowski dat jou gedaan
heeftvoegde Martens er bij.
Daarvoor heb ik ook het zijne vernietigd,
grijnsde de grenswachter nauwelijks hoorbaar.
»0 hij had de kinderen zoo lief, vooral den
jongen zoo lief en dande rest
ging verloren in een onduidelijk gegrom, zoo
dat zelfs Martens scherp oor niets meer ver
staan kon.
»De knaap was de eigenlijke erfgenaam van
Wolno
Mirski ontwaakte als uit een droom.
De erfgenaam? Ja, hij is de erfgenaam.*
»Als hij 't bewijzen kan.«
Bewijzen? Wat, bewijzen? als 't anders niets
isbromde de grenswachter verachtelijk- »Doku-
rnenten konden er te voorschijn komen, maar ik
wil 't niet, ik de grenswachter Frederik Willem
Mirski wil 't niet en daarom moet de edelman
Virzowski de
gebrom verloren.
Drink uit, landsman,riep Martens, »de
lunch wordt anders koud; hé, vrouw, nog een
glas
Maar niet voor mij,« weerde Mirski stotte
rend af, ik kan niet meer.
»Wat, mijnheer Mirski, anders hou je't toch
anger vol,* sprak de waardin op een wenk van
Martens. »Nog een glas?*
Nu dan, voor mijn part, één glas nog« sta
melde de grenswachter. De waardin verbeet zich
van 't lachen, toen ze vertrok op een wenk van
Martens, waarop deze zijn gezel toefluisterde:
8»we moeten nog eens klinken op onze wraak.
rest ging weder in een dof
en
az&smmmtmmmtsmimtsmjK WWIWI«vsntraaaewu «■KiWiiMaianiu'in"
m mïtrmwKtK i «tfweariMiimwMi
iMITI i>. II mnmy/wwiiMUiMiumwiw1 .m '\i »n <m w )i f m I I .ie I 'QIK Iia m«iiimnn n immeünwiii11r iMi lEfTl
I SI eiSTOR
O
NAAK HET HUITSCH.
VAN
o
Toen kwam eerst de tegenwoordige tak op
't slot.«
O O