M 670. WAT E R. FEUILLETON. u K0NI8GSIAR 1 1888 Uitgever: L. J. YEEBMAÏÏ, Heusden, VOOR Dit bind verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs- verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue Ilérold, Parijs. Advertentié'n 16 regels 60 ct. Elke regel meer 10 et. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken tot Maandag- en Donderdagavond 8 uur. (SLOT.) Goed water kan in 't groot alleen door wa terleidingen tot ons komen. Dat is reeds lang begrepen. Amsterdam ging voor. Den Haag, Dordrecht, Rotterdam, Groningen, Leiden, Delfs- haven, Gouda, ja zelfs dorpen volgden. Elke waterleiding moet natuurlijk putten uit de groote waterbronnen, die de natuur aanbiedt. Toch zijn er leidingen van verschillenden aard, b. v. van welwater, zooals te Weenen en te Frank fort aan de Main. De ondervinding, die men daar opdeed, was gunstigop andere plaatsen echter is dit water te hard voor technisch ge bruik. Het Amsterdamsche duinwater sluit zich hierbij aanvan rivier-waterleidingen kan dit niet gezegd worden, terwijl dat water na filte ring zich tot alle doeleinden laat gebruiken. Van de andere soorten van waterleidingen, men brengt ze meestal tot zes soorten, heeft voor ons de leiding van rivierwater met kunst matige filtreering het meeste belang; vooreerst omdat ze in ons land het talrijkst zijn, maar ook omdat, moge al het rivierwater niet aan alle eischen, die de strenge wetenschap stelt, kunnen voldoen, men toch nog nimmer bij be hoorlijke filtreering over nadeelige gevolgen heeft te klagen gehad. Bij de tegenwoordig ge bruikelijke manier van filtreering kan het niet alleen aan alle eischen van reinheid, maar ook aan de meeste van gezondheid en van technisch gebruik beantwoorden. werkt zulk een waterleiding op In 't lcorfc de volgende wijze. Uit den stroom wordt het water gelaten in hoog kan komen als het in het reservoir staat, evenals b.v. de thee even hoog in de tuit staat als in den trekpot. Voor de gezondheid komt hier natuurlijk alles aan op den filter; zonder filtreering geeft een waterleiding alleen gemak. de bezinkbassins, waarin het zóó lang blijft, tot En dit is niet weinig: ten allen tijde, bij dag het genoegzaam helder isvan daar wordt het en nacht, op alle verdiepingen, in de slaap- boven op den filter gepompt; deze is een ge- kamer, in de bestekamer steeds water voorhan- metselden kom, van onderen gevuld met stee- den te hebben, zonder dat gij zelf of uwe nen ter grootte van een vuist, waarop men la- dienstboden het er behoeft te brengen, bij 't gen gebracht heeft van kleinere steenen, eerst ontstaan van brand steeds over een genoeg- ter grootte van een noot, dan van een hazel- zame hoeveelheid water ter blussching te kunnen noot, dan grof grint, fijn grint, weer grof grint, beschikken; ter besproeiing van uw tuin, voor dan weer fijn grint, zeezand en bovenop rivier- j fabriek-inrichtingen, bierbrouwerijen en zooveel andere doeleinden altijd een voldoende hoeveel heid water vlak bij de hand te hebben, waarlijk, dat zegt niet weinig't Gaat er mee als met zoovele andere zakeneerst als men ze bezit begrijpt men niet, hoe men 't er zoolang buiten heeft kunnen stellen. Daarbij komt, dat de ondervinding leert, dat de plaatsen, die in zand. Door al deze lagen moet het water, dat men er bovenop gepompt heeft, zakken, zonder eenigen druk dan zijn eigen gewicht; het komt nu in den voet van den filter, waaruit het door pompen naar den reinwaier-kelder wordt gevoerd. Deze manier van filtreeren wordt tegenwoordig alge- 's-Gravenhage b.v. gebruikte in 1884 in ronde cijfers 3 millioen kubieke Meter water, dat is 7500 meen gevolgd; ze heeft de vroegere, de gravitatie- 't genot van een waterleiding zijn, een veel methode, waarbij de verschillende lagen naast ruimer gebruik maken van water dan andere, elkander waren aangebracht, bijna geheel ver- iets dat weer gunstig terugwerkt op de ge drongen. Men heeft van tijd' tot tijd de bovenste zondheid. laag rivierzand slechts te ververscken. Uit den rein water-kelder wordt het water, dat nu voor 't gebruik geheel gereed is, opgepompt naar het reservoir, de kop van den watertorendeze is meest van ijzer; zijn hoogte hangt af van de hoogte waarop het water in de huizen gebracht moet wordenzijn grootte van de hoeveelheid water, die geleverd moet worden. Die, welke de reizigers op onze rivier te Gorinckem en Sliedrecht zien, is omstreeks o M. hoog en kan 300 kubieke Meter of 300 dui zend liter rein water bevatten. Uit dien kop, dat reservoir, gaat het water door buizen naar de woningen, waar het even Ms. per dag, of 60 liter daags per in woner; en in 1875 slechts 15 liter per dag per inwoner. In dat jaar 1884 leverde de duin waterleiding te 's-Gravenhage een zuivere winst op van ruim 38 duizend gulden. En dit voert ons van zelf tot een andere quaestie: de geld quaestie, niet voor de onder nemers, maar voor de verbruikers. Natuurlijk heeft men nieis zonder geld; maar ons dunkt dat de klachten der waterverbruikers meer voort komen uit liet denkbeeld, dat ze vroeger het water slechts voor 't halen haddenalsof dit niet in rekening gebracht moet worden. Elke administratie zal zich steeds beijveren zoo goed koop mogelijk te werken; ook besturen van waterleidingen moeten dit doenhoe goedkooper het water gesteld wordt en hoe gemakkelijker de toetreding gemaakt wordt, des te meer ver bruikers zullen er komen, des te grooter zal ook de winst zijn. Aan 'teind van onze oppervlakkige beschouwin gen dezer gewichtige zaak vatten we nog eens bijeen wat we achtereenvolgens trachtten aan te toonen. Rein water is de groote vijand van besmet telijke ziekten. Rein water is altjjd voor den mensch een eerste levensbehoefte. Water, zoo als de natuur het levert, moge vroeger voldoende geweest zijn, thans is 't dat niet meer; dit geldt van bronwater, regenwater en rivierwater. Waterleidingen alleen kunnen in die behoefte voorzien. Voor ons land zijn rivier-waterleidingen, be halve voor streken die dicht bij de duinenreeks liggen, eene dringende behoefte. Dat rivierwater moet gefiltreerd zijn. Het moet zoo goedkoop mogelijk geleverd worden, opdat het onder ieders bereik zij. Maar daartoe is 't ook noodzakelijk, dat zoo velen mogelijk er gebruik van maken. Ten slotte: Elk die hierin iets doen kan, elk die 't wel meent met de plaats zijner inwoning en die belang stelt in de volksgezondheidelk die zijn eigen gezondheid lief heeft, doe wat hij kan, opdat zoo mogelijk zelfs kleinere plaatsen niet verstoken blijven van wat wij volmondig noe men li.J EGBERT CARLSEN. 15) Afkeurend schudde de opperkellner het hoofd s>Al noemen ze hem ook zoo, dat wil zeggen de heeren zijne vrienden, dan is 't nog niet noodig dat jij je zulke vrijheden veroorlooft. Mijnheer von Walsing is dus de vijfde; je heer de ba ron de zesde; wordt misschien nog iemand anders verwacht »Dan was er juist het heilig getal zeven, lachte Eduard. De onderkoning van 't hotel van Pruisen, schudde weer berispend het hoofd, terwijl de huisknecht met het lachen van Eduard instemde. Toen werd het dekken van de tafel vlug, zeker en zwijgend ten einde gebracht, waarop de opper kellner tot Eduard zei: Mijnheer de baron sprak nog van tafelservies. Het was een oud familiestuk. Weet je waar het staat Eduard opende ook de tweede deur van 't buffet en nam een met vloeipapier zorgvuldig omwikkeld voorwerp er uit. Het scheen zeer zwaar te zijn, want de kleine man had blijk baar moeite het op tafel te zetten. Toen het omhulsel er af was, zag men een uit zilver ge dreven afgehouwen boomstam, waarop een marter loerend en als gereed om te springen zat. De opperkellner plaatste dit servies in 't mid den op tafel, nadat hij 't vooraf met kennersblik had beschouwd. »Wat zou dat voor een dier zijn?» vroeg hij, voor een vos is 't te klein. »Toen de baron het onlangs zijn vriend Carolin het zien,« zei hij, »dat het een koningsniarter was, het wapen dier van zijn familie. Ziet ge, hieronder staat het wapen,ging bij voort en wees daarbij op het aan den voet des booms aangebrachte schild, dat een met de adellijke kroon gesierde helm bedekte, »liieronder staat het wapen en daarin ook zoon beest als boven op den boom zit. Mijn baron vertelde toen ook nog, dat het servies een geschenk was van een koning, den naam ben ik vergeten - - aan zijn vader, die opperjagermeester geweest is.« »Opperjacht meester,verbeterde de opperkell ner, »opperjachtmeester, dat is een zeer hooge betrekking en de rechthebbende op dien titel wordt zelfs excellentie genoemd, even als een minister of generaal, waar je wel op letten moogt. Het tafelservies is inderdaad prachtig en waard het geschenk van een koning te zijn.« Hij sloeg nog een be wonderenden blik op het kunststuk, eer hij zich omkeerde. Maar wij willen in 't midden laten of die blik even be wonderend zou geweest zijn, zoo hij had gewe ten, dat het zoogenoemde koninklijk geschenk en familiestuk eerst voor eenige weken door Martens in de residentie besteld en ook niet zoo als 't scheen van massief zilver maar van zwaar verzilverd nikkel gemaakt was. Terwijl de opper kellner zich omkeerde, vroeg hij den jongen Eduard: »Is anders alles in orde? Hoe ziet het er in de andere kamers uit? Ik hoop dat je e tijd goed gebruikt hebt?« De bediende opende ijlings de deuren, die van de eetzaal naar het salon voerden, terwijl hij zei: Overtuig u zelf, mijnheer.Ook haastte bij zich de gaskronen midden in 't plafond aan te steken en evenzoo de naaste kamer te verlichten, waarin de speeltafeltjes waren klaar gezet. »Zoo, zoo, dat zijn ook een paar nette ver rekken,» sprak de opperkellner, terwijl hij on- erzoekend in de rondte zag, en op den vleugel wijzend, die midden in 't salon stond, voegde hij er bij: »speelt uw heer ook piano »Neen,« antwoordde Eduard, hij zelf raakt geen toets aan; de vleugel staat eigenlijk maar voor den heer Carolin hier, welke altijd, als hij lier komt, er op speelt. »En hij Carolin komt zeker dikwijls, die mijnheer s>Bijna eiken dag. Niemand bezocht ons zoo hijzelfs luitenant von Pleiszen- dikwijls als bach niet.« »Hm, lim,« zei de opperkellner, terwijl hij weer een weinig verwonderd met het hoofd schudde, toen wierp hij nog een onderzoeken den blik op alles, plaatste een fauteuil anders, en schikte de kandelaars op di speeltafeltjes. »Zoo, nu is alles in orde; nu kunnen we gaan; je moet ook meekomen, en den huisknecht hel pen om alles over te dragenhij moet anders tweemaal loopen en we kunnen hem in 't hotel niet zoo missen. »Daarover heeft mijnheer ook reeds gespro ken,» gaf Eduard ten antwoord en volgden den opperkellner naar den corridor, waar hij hem zijn overjas hielp aantrekken. Toen verlieten ze met hun drieën de woning. Eenige oogenblikken bleven de verlichte, nette vertrekken ledig; eerst zoo wat na een half uur werd van buiten een sleutel in de corridordeur gestoken en omgedraaid. De deur opende zich en een slank man trad binnen, 't Was de be woner van dit huis, mijnheer von Martens. Hij sloot de deur weer achter zich en ging direct in zijn slaapkamer, waar hij zijn hoed en overjas neerlei. Dan stapte hij door de andere vertrekken en beschouwde tevreden, hoe alles voor het komende gezelschap was in orde ge bracht. Vooral op het tafelservies met het wa penschild en den koningsmarter rustten zijne blikken met blijkbaar welgevallen. In de speel kamer teruggekeerd legde by op elk der tafeltjes twee spellen kaarten, maakte de fiesjesdoozon in orde en was juist van plan de waskaarsen aan te steken, toen de bid aan de deur der voorzaal een schrillen toon van zich gaf. Martens lette niet verder op dit teeken; toen het echter kort daarna voor de tweede maal klonk, bromde hij »Waar blijft Eduard? O, hij zal reeds naar het 't hotel gegaan zijndan moet ik wel besluiten zelf te openen. Toen hij de corridordeur opende, stond hij tegen over een kleinen heer, gekleed in een zwaren reispels, waarvan de kraag was opgeslagen. Een daarbij passende pelsmuts droeg de vreemdeling diep over 't voorhoofd getrokken, zoodat men van zijn gelaat nauwelijks iets meer zag dan een witten baard en twee levendige zwarte oogen. Dit weinige was echter voor Martens genoeg. Het scheen bijna dat hij licht ineen kromp en zijn hand omvatte de deurknop vaster, maar zijn stem klonk geheel onbevangen, toen hij zei: »ha, is u daar, doctor Adam; als altijd verrast ge door uw komst. Mag ik u verzoeken binnen binnen te komen De vreemdeling volgde met een droog »goeden avonden trad voorbij Martens de voorzaal binnen, waarvan deze de deur achter zich sloot. Toen Martens zich omwendde had zijn gast reeds pels en muts afgelegd en was juist voornemens ze aan den kleederstander op te hangen. Martens opende voor hem de salondeur. »WiIt ge niet plaats nemen?» vroeg hij. Maar de vreemde antwoordde kort: »later,« ging in 't salon heen en weer en bezag opmerkzaam elk afzonderlijk meubelstuk en de schilderijen aan de muren. Toen wierp hij een blik in de speel- en eetkamer, welker deuren nog openstonden. Gij verwacht bezoek vroeg hij. Zeker. Wie?« Eenige kennissen. »De namen?» »'t Zijn officieren van 't garnizoen alhier,» antwoordde Martens, terwijl hij achteloos in een fauteuil plaats nam. »De namen herhaalde de vreemdeling nog op zijn korten, bepaalden toon. »Er zal wel geen kennis van u bij zijn, heer doctor,lachte Martens en aan dat spottend lachje was het waarlijk niet te zien, hoeveel toorn en drift daaronder wegschool. Onverschillig met een kwast van de fauteuil spelend, ging hij voort: »Maar daar gij er zooveel belang in stelt (Ie namen van mijn gasten te weten, wil ik die Zijdie bij den aanvang van dit nieuwe kwar taal eenige nummers gratis ter ken nismaking wenschen te ontvangen, worden verzocht zich hiertoe bij den uitgever aan te melden. een dringende behoefte. NAAR HET MJITSCir. VAN Hij zette het lucifersdoosje weer neer en ging.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1