I
Het Tooneel.
FEUILLETON.
M 673.
ZATERDAG 14 APRIL.
1888.
Uitgever: L. J. YEEHMAU, Heueden.
18)
Hij ging de families m ill welkJi nuil
VOOl!
en lena,
k
en <le
Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG.
- Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs-
verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue Hérold, Parijs.
tot
Advertentiën 1regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte.
Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken
Maandag- en Donderdagavond 8 unr.
iiiMimn ii,1. jiumwimi 'liwumffl
wao^psastmatsmsssm
Wanneer klokke acht, in het groote, prach
tige ruim van den schouwburg het ongeduldige
publiek vóór het groote scherm zit, de kunste
naars en kunstenaressen zich in hunne afzon
derlijke kamers gekleed hebben voor het aan
gekondigde stuk, de directeur op zijn lessenaar,
de souffleur in zijn kast zit en de regisseur alle
optredende personen hun plaats aanwijst en
gelijk een kapitein »alle man aan dek« roept
in zoo'n oogenblik is het tooneel een ongenaak
baar heiligdom, en wanneer het geheimzinnige
scherm zich eindelijk opheft, staat het daar voor
ons als een spiegelbeeld van natuur en kunst,
de beide groote lijsten, waarin alles wat leven
heet, gevat is.
En welk natuurtooneel, welke kunstgestalte
kan zich heden ten dage aan nabootsing op de
planken onttrekken? Geen enkele. Over de
golven der zee rookt de vuurspuwende berg,
over woud en vlakte schemert het alpengloeien
zóó bedriegelijk, dat men naar den tooneelkijker
grijpt om het wonder te aanschouwentusschen
rotswanden schemert de opkomende maan en
over de eindelooze woestijn gaat in volle majes
teit de zon op, gelijk honderden van toeschouwers
het nimmer gezien hebbenvan de markt blikt
men in de lange straten der stad en in het
park verlustigt een rijke bloemenschat het oog,
terwijl daarboven de blauwe wolkjes statig
heendrijven. Ja, nog meer, de lucht betrekt,
de bliksem verlicht de natuur, de donder rom
melt, de wind huilt en regen of sneeuw dalen
op 't aardrijk neer. Of we zien de zee onstuimig
worden en hare met schuim bedekte golven het
ranke vaartuig teisteren tot het vergaat.
Dat alles is het werk van twee groote tooneel-
machten: decoratie en machinerie.
Indien ge, na een avond in de opera door
gebracht te hebben, den volgenden morgen het
tooneel opzoekt met het doel achter de geheime
nissen van bet vak te komen, zult ge nooit in
uw leven grooter teleurstelling ondervonden
hebben. Ge vindt daar een onoogelijke mengel
moes van dingen, die ge den vorigen avond
bewonderd hebt en nu ter nauwernood herkent.
In plaats van opheldering te krijgen, zult ge
u mismoedig afwenden en de aanblik zal u een
deel van 't gesmaakt genot ontrooven.
Toch is een wandeling op het tooneel van
een grooten schouwburg zeer interessant. We
zullen beproeven te schetsen wat daarop te zien
is, wanneer alles netjes aan kant en 't toonee.
gereed is om naar believen voor een of ander
stuk klaar gemaakt te worden.
Plaatst men zich in gedachten bij het souffleurs
hokje, dan overziet men het, precies zooals de
toeschouwers dit doen. In vroeger jaren kon
men dan tusschen de schermen doorkijken, doch
dat gaat thans in de meeste stukken niet meer,
daar in alle tooneelen die een kamer voorstellen
de zijcoulissen afgeschaft zijn en het toonee'
door drie geheele wanden in een kamer her
schapen is. Als we 't wel hebben is dat hier
te lande ingevoerd op 't voetspoor van de
Meiningers. Bij boschpartijen en tuintooneelen
evenwel kunnen de zijschermen niet gemis
worden. Daar deze te groot zijn om gehanteerc
te worden, staan ze bij groepen van vijf of zes
naast elkaar en loopen op rolletjes in rails,
zoodat de benoodigde in een oogwenk vooruit
geschoven kunnen worden.
Op den achtergrond stuit het oog tegen een
groot doek, waarachter op een afstand van een
paar meters een tweede doek hangt, terwijl
achter dit nog een groote ruimte overblijft, dat,
indien 't gevorderd wordt, eveneens bij 't tooneel
kan getrokken worden. De diepte van een tooneel
in een flinken schouwburg komt de diepte van
het toeschouwersruim al zeer nabij.
Denkt men zich de zijcoulissen en achter
schermen weg, dan schijnt het alsof op den
achtergrond een regen van ijskegels uit de
hoogte neerdaalt, zooveel dikke koorden met
gewichten voorzien hangen van hoven neer om
de achterschermen op en neer te laten. Tusschen
deze bestendige regenstralen in verheffen zich
de machinegalerijen, waarvan de eerste ter
hoogte van de tooneelzoldering, daar waar dwars
over het tooneel linnen strooken hangen. Van
de eene zijde dezer galerij naar de andere loopen
zeer lichte looppaden, noodig tot verlichting der
tooneelzoldering. Ook worden hier de verras
singen klaargemaakt, die 't publiek zoo bemint.
Tot de boven galerij en komt uien langs ladders.
Wanneer men op een der hoogere galerijen staat,
men vindt er soms vier, kan men zich verbeelden
op een schip verzeild te zijn, zoo'n massa
touwen hangen van boven neer, om de in ramen
gevatte, monsterachtig groote achterschermen
omhoog te halen, 't Is alles van latwerk in
elkaar getimmerd en tot in den nok doorzichtig.
We verlaten deze lattenbruggen om weder
op vasten bodem te komen. Vaste bodem?
Men is geen stap zeker op het tooneel. Het
is zoo vervaardigd, dat de machinemeester u
elk oogenblik in de diepte kan doen verdwijnen.
Daartoe zijn onder het tooneel windassen en
walsen met dikke touwen geplaatst, waarmee
gedeelten van den tooneelvloer kunnen neer
gelaten of naar boven geheven worden.
De verlichting is een zaak van groot belang.
De voetlichten, de lampen daarboven, onzicht
baar voor 'tpubliek, de lichten aan de zijschermen
bevestigd en de groote kroon in het ruim van
den schouwburg, moeten met weinig moeite
naar believen elk afzonderlijk kunnen getemperd
of versterkt worden. Ook is het mogelijk de
eene zijde van het tooneel in 't donker te zetten
en de andere hel te verlichten. De man dien
dit toevertrouwd wordt heeft ook de bliksem
stralen in zijn macht, terwijl voor de rest van
het onweer de machinist zorgt.
Wanneer zoo op het tooneel een storm los
breekt en een onweer in aantocht is, hoe ver
schrikkelijk schijnt dat in het toeschouwersruim
en hoe gemoedelijk neemt men het achter de
coulissen op! Het wordt duister en de wind
verheft zich. De machinisten n.l. plaatsen eerst
roode, clan blauwe glazen of gazen schermen
voor de zich meer en meer terugtrekkende gas
vlammen en steeds dichter wordende donkere
gazen doeken voor tie bovenlichten, totdat de
donderwolken zwaar neerhangen, terwijl een
onschuldige werkman een soort trommel draait
waaraan gepunte latten bevestigd zijn, die langs
gespannen stukken zeil heenstrijken. Al naar
gelang men deze machine langzaam of vlug
draait, hoort men het suizen en huilen van den
wind, preeics zooals de dichter het voorgeschre
ven heeft. Het publiek schrikt van dit woeden
der elementen en het minder zenuwachtige
chellinkje, dat wel van storm houdt, applau-
isseert. Daar rommelt de donder in de verte.
Joch 't geschiedt zeer nabij, op een tafel, die
in plaats van een blad een trommelvel heeft.
Boven deze tafel verheft zich een toestel, waaraan
tal van kleine en groote met leer overtrokken
houten ballen hangen. Deze ballen op de tafel
te laten dansen is het werk van den onweer-
fabrikant. Met een paar trommelstokken bewerkt
hij zijn toestel en al naardat hij op de tafel
zacht strijkend, sterker trommelend of dapper
er op los slaande te werk gaat, naar die mate
komt het onweer uit de verte steeds nader,
totdat het losbreekt met groote felheid, terwijl
het welbekende rollen van den donder zoolang
duurt als de houten kogeltjes op de tafel
op-en-neer huppelen.
Doch het onweer verlangt ook gezien te
worden. Niets eenvoudiger, daar men op het
duistere tooneel, slechts een klein brandend
pitje voor een ommezien tot een groote vlam
op te draaien heeft en weer te blusschen, om
een juiste voorstelling van den bliksem te geven.
Door dit meermalen achter elkander te doen,
wordt het onweer verschrikkelijk en moet het
nu op het uiterste aankomen, moet de bliksem
inslaan, dan trekt de man aan een koord, dat
naar een houten kast geleid en bevestigd is aan
een dwarsplank, waarop een massa kiezelsteenen
liggen. Deze vracht stort omlaag, doch wordt
in haar val telkens gestuit door boorden, die
ter halver breedte der kast om beurt links en
rechts in de kast aangebracht zijn. De uitwer
king van dit eenvoudig toestel is in verband
met de bliksemstralen en 't rommelen van den
donder verschrikkel k. Nu moet het ook regenen,
eerst zacht, dan hard, tot het water giet en ook
dat geschiedt, zonder dat iemand een vinger er
bij nat maakt. Men heeft daarvoor een kast
met een dozijn boorden, van gaten voorzien.
Een paar vijfkoppen erwten van bóven ingegoten,
maken op hun geruismakende reis naar be
neden den natuurlijksten regen dien men wen-
schen kan. Zijn ze beneden aangekomen en
moet de regen voortduren, dan keert men de
kast eenvoudig om. Een plasregen maakt men
door de erwten om te draaien in een blikken
trommel.
Heeft de natuur uitgewoed, dan worden de
regen- en donder-machines op zijde gezet, men
laat de gasvlammen langzaam weer onver
hinderd stralen, verwijdert de gazen wolken
is» soumist,
NAAK HET DUITSCH.
VAN
EGBERT CARL SEN.
Snel vlogen de volgende jaren voor den geest
van den eenzamen man in het huis bij de Apos
telkerk te Ostburg voorbij, even als ze voor Erich
ook snel en aangenaam waren verstreken. Waar
hij kwam, ontving men hem met open armen,
want overal ging de roep voor hem uit, dat hij
een verstandig, talentvol jongmensch was, van
goede familie en van vermogen, dat hij bemin
nelijk in gezelschap en zeer werkzaam was.
Voorbij
Menig mooi meisjeskopje kwam op voor Mar
tens' herinnering, menig paar stralende oogen,
menig roode mond met een lieftallig lachje.
Voorbij
Hij had met allen gespeeld, had met haar ge
schertst en gestoeid, had de roode lippen gekust
en over de tranen gelachen, die uit de schoone
oogen vloeiden, als hij ze voor anderen verliet.
Voor hem was het slechts een tijdverdrijf ge
weest, zijn hart bleef koud. Wat hinderde het
hem dat door zijn spel meer dan één levensge
luk verstoord, meer dan één meisjeshart vergif
tigd werd? Daarvoor had hij slechts een koel
lachje over!
Ook het tweede examen stond Erich met het
beste gevolg door. Toen hij echter daarna zijn
vermogen naging, vond hij zijn klein kapitaal
zeer ingekrompen. Hij verwonderde zich daar
echter niet over, w'ant hij wist zelf het beste,
waaraan hij zijn geld had uitgegeven. Het was
wel sneller gegaan Jan hij iii 't begin had be
rekend leefde hij öP dezelfde wijze als tot nu
toe voort, dan was het binnen een jaar opge
teerd en van een toereikend inkomen zou dun
nog wel geen sprake zijn. Martens nam een snel
besluit. Het was toen de tijd, waarin overal in
Duitschland, door zwendelarij, nieuwe onderne
mingen dapper en luchtig opschoten. Jonge,
vlijtige juristen, rijk aan kennis, waren daarbij
zeer gezocht en werden er schitterend betaald.
Deze gelegenheid om vooruit te komen liet Erich
zich niet ontsnappen. Hij verliet den staatsdienst
en trad als raadgevend advocaat in dienst bij
een actiënmaatschappij te Mainz, waarbij hij met
de rest van zijn klein kapitaal aandeelhouder werd.
Na eenigen tijd trad hij bij een te Wiesbaden ge
vestigde actiënmaatschappij als directeur op en
maakte nu, zijn aandeelen enz. meegerekend, een
inkomen dat het inkomen van zijn vroegeren
chef den minister van justitie zeer nabij kwam.
Maar hij had zoo'n inkomen ook noodig. Een
elegante woning, een deftige equipage, een paar
rijpaarden, sport en spel, kortom het gansche
leven in de weelderige, internationale kringen,
welke men te Wiesbaden aantreft, verslond ge
heel wat Martens ontving, ja 't was nauwlijks
voldoende; en gewaagde beursspeculaties en zulke
eigenaardige handelingen, waarvoor de nieuwste
rechtswetenschap den naam balansvervalsching«
heeft uitgevonden, moesten meer dan eens de
noodige sommen verschaffen.
Hoe kort de bloeitijd van den zwendel duurde,
is bekend. De uitbarsting kwam en daarmee
barstte ook de actiën-maatschappij uiteen aan
welker hoofd Martens als directeur stond. Voor
de nu komende magere jaren had hij in de vette
jaren niets gespaard; integendeel moest hij, om
zijn verplichtingen aan de beurs na te komen zijn
krediet tot het uiterste spannen. Nog had hij
waarlijk krediet, en om dat tj behouden moest
hij zijn weelderige leefwijze voortzetten. Hoe
daartoe echter thans cle middelen te vinden?
Nu, van beursspeculant tot speler is maar éen
schrede. Tot heden had hij het spel als uitspan
ning bemind, nu werd hij speler van beroep.
En daar liet geluk hem vaak den rug toekeerde,
ging hij spoedig een schrede verder -en verbe
terde het geluken werd valsche speler.
Hoe zwak de grondslag was, waarop thans
zijn geheele, uiterlijk zoo glansend, bestaan rustte,
wist niemand beter dan Martens zelf. Ook ont
brak het hem niet aan een waarschuwing. Een
jong, als invalide gepensioneerd officier, een
landsman van Erich en van verre met hem ver
maagschapt, van goede familie en groot vermo
gen, was Martens aanbevolen. Hoewel de man
van zijn zware in 't ruitergevecht bij Mars-la-
Tour ontvangen wonden slechts langzaamaan
herstelde en juist voor zijne geheele herstelling-
het zachte klimaat van Wiesbaden had uitge
kozen, zag Martens er toch geen kwaad in, hem
zoo diep mogelijk in de lichtzinnige vermaken
der Jeunesse dorée van de mooie badplaats te
wikkelen. Vooral trachtte hij hem tot het spel
over te halen, en dat gelukte hem ook volkomen.
Spoedig bracht de jonge Hanno /eraan nacht aan
nacht aan de speeltafel door en groote sommen
verhuisden uit zijn zak in dien van Martens.
Dit wekte het wantrouwen van den officier; hij
ging Martens scherp na en meende op zekeren
avond een verdachte handeling van hem op te
merken. Het kwam tot een hevige woordenwis
seling en als een gevolg daarvan den volgenden
dag tot een duel. Martens tegenpartij had het
eerste schot, maar de jouge man, die door zijn
ziekte jaren lang geen pistool in handen had
gehad, schoot uiis. Koelbloedig hief Martens nu
zijn wapen op en schoot zonder met de oogen
te knippen. Dadelijk daarop stortte zijn offer in
't hart getroffen, neer. De brekende blik van
zijn offer rustte met een vreeslijke aanklacht op
Martens, maar deze wendde zich met een koel
schouder ophalen om. De roofdiernatuur was
thans in hem volkomen ontwikkeld.
Maar dit voorval had veruitstrekkende gevol
gen. Zelfs met het bloed van den ongelukkige
kon hij de verdenking, welke de officier had
uitgesproken, niet geheel afwasschen. Iets ervan
bleef aan hem klevenweliswaar waagde nie
mand het uit te spreken, maar Mariens voelde
het wel aan 't gedrag zijner kennissen. Ook
over zijn geldelijke omstand UbwLu verspreidden
zich ongelukkige geruchten, zijn talrijke schuld-
eischers drongen aan op betaling en slechts op
de hardste voorwaarden kon hij uitstel van hen
krijgen. Daarenboven was thans zijn vrucht
baarste bron voor hem uitgedroogd. Met wan
trouwende blikken bespied, durfde hij den eer
sten tijd niet meer »het geluk te verbeteren«
en hij moest zich tevreden stellen met hetgeen
de luimige geluksgodin hem vrijwillig gaf. Dat
waren echter magere brokken, want Martens
behoorde niet tot de gelukkige spelers.
Erichs scherp verstand en koelbloedig en helder
oordeel begreep zijn toestand volkomen. Hij kon
het met zijn sehuldeischers schikken, indien hij
hun overliet, wat hij bezat. Ze moesten daar
mee tevreden zijn, hoe gering de procenten ook
waren, die hij kon uitbetalen; dan kon hij zich
in een kleine Hannoversche landstad als advo
caat vestigen en daar op nieuw beginnen. Deze
weg was zoo weinig uitlokkend voor Martens
verwende smaak, dat hij hem geheel niet in
aanmerking nam. Maar wat dan? Zich een ko
gel door den kop jagen, dat was de tweede weg,
maar die stond altijd voor hem open. En de
derde weg? Een rijk huwelijk! Dat was den ge-
makkelijksten weg, welke de beste kansen aan
bood, en dezen besloot Martens te bewandelen.
Hij had altijd geluk bij de vrouwen gehad; hoe
dikwijls waren zijn vrienden naijverig op hem
geweest! Al was hij ook juist niet mooi te noe
men, zoo had hij toch een aristocratisch voor
komen, gemakkelijke manieren en een verstand
waardoor schoonheid meer dan vergoed werd.
Dit moest hij zich bekennen, dat het hem thans
niet meer zoo licht zou vallen een goede partjj
te maken als voor twee jaar, toen hij nog direc
teur van de actiën-maatschappij was en in den
roep stond een niet onbeduidend vermogen te
bezittenmaar toen had hij er de voorkeur aan
gegeven de zoetheden der liefde te genieten zon
der zich te binden. Zoo licht zou 't hem thans
niet meer vallen, meende hij, maar moeilijk
kwam hem de zaak toch ook niet voor en hjj be
sloot dadelijk aan 't werk te gaan.