FEUILLETON. tu De pers aan de overzijde. Aim WOENSDAG 2?, MEI. 1888. Uitgever: L. J. VEERMAN, Heusden. m .M 684. YOl Hi h Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden 1.00. Franco per post zonder prijs- verhooging. Agent voor Frankrijk: Wester en Co., 20 Rue Hér old, Parijs Ad verten tien I -6 regels 00 et. Advertentiën worden tot Dinsdag- Olke regel meer bi c tot Maandag en Donderdagavond 8 uur. Oroote letters naar plaatsruimte, en Vrijdagmorgen ingewacht. Ingezonden stukken Wivyww JUli iCT.WWVrWenf.'WfWKB Verleden week vond men onder de berichten uit Amerika dit: van een geachte familie was een der leden, zoon des huizes, vermoord. Niet temin deed de vader des vermoorden daarvan geen aangifte bij het gerecht, uit vrees voor de manier waarop de Amerikaansche pers derge lijke zaken behandelt en uitpluist. Nog liever liet hij zijn zoon ongewroken ten grave dalen dan weken lang stol' te leveren tot schandaal. Natuurlijk heeft het gerecht zich daarbij niet neergelegd maar een on de "zoek bevolen. In- tusschen geeft dit bericht een kijkje op een echt Amerikaanschen toestand, het ligt een tipje op van den sluier, die vanwege den verren afstand, hangt over de maatschappelijke toestanden in de grooie republiek. Het doet ons vermoeden dat de Amerikanen een zeer br'zonder begrip hebben omtrent de roeping der pers en zegt tevens dat deze bij de fatsoenlijke lui in geen al te best blaadje staat. Of daartoe redenen bestaan zal den lezer duidelijk worden na lec tuur van dit schetsje. In Amerika is een stad, ook al bestaat die uit niet meer dan een paar bazars, herbergen, een school en een kerk, omringd door eenige wijd verspreide boerderijen, volkomen ondenk baar zonder dag- of weekblad. De vrije Ameri kaan leeft mee in de politiek en wil zijn stem doen hooren, hij verlangt, waar hij zijn palen opslaat, een orgaan, dat hem op de hoogte houdt, hem amuseert en waarin hij zeggen kan wat hij wil. De stad behoeft niet veel grooter te zijn of er is behoefte aan een tweede orgaan, dat vierkant tegen het eerste overstaat. In de republiek n.l. mankeert het niet aan partijen, en in ieder plaatsje, hoe klein ook, dienen althans de hoofdpartijen, republikeinen en democraten hun eigen blad te hebben. Merkwaardig is 't dat er steeds iemand bij de hand is aan de nauwlijks uitgesproken be hoefte te voldoen en een blad op te richten. En niet alleen dit, maar 't ook te schrijven, te zetten en te drukken. Hij neemt alles op zich en draagt alleen de verantwoordelijkheid. In den regel is hij zijn loopbaan begonnen als zettersjongen en heeft op drukkerijen in de groote steden eenige kennis opgedaan. Of hij was vroeger omnibus-conducteur of portier, tot dat de speculatiegeest hem op deze meer voor name loopbaan bracht. Indien hij kans ziet met een andere zaak meer stoffelijk voordeel te be halen, legt hij, bewegelijk als deze zonen van 't Westen zijn, de pen neer en gaat handel drijven of wordt machinist. Intusschen moet gezegd dat vele thans in aanzien staande man nen, hun carrière op dezelfde wijs begonnen zijn, en met meer of minder genoegen op hun redacteurschap uit vroeger dagen terugzien. Die redacteurs hebben allen dit met elkaar gemeen, dat ze een titel voeren. Geen wet ver biedt het hun en daar 't goed staat, zetten de meesten Dr. voor hunnen naam. Velen noemen zich ook kapitein, om den tegenstander eenigen eerbied in te boezemen. Dat klinkt martiaal en daar 't soms op klappen uitdeden aankomt, kan zoo'n militaire term geen kwaad. En hunne bladen hebben dit gemeen, vooreerst dat ze op slecht papier gedrukt worden en er over 't geheel armoedig uitzien en ten andere, dat in hunne kolommen het persoonlijk element den boventoon voert. Men spreekt daarin op den man af en houdt om der beleefdheids-wille geen woord terug. Bij ons kunnen de bladen elkaar dikwijls ongezouten de waarheid zeggen, speldeprikken onder water geven, duchtig- doorhalen maar 't geschiedt steeds of bijna altijd in de vormen, met handschoenen aan en de personen, die de pen voeren, blijven buiten spel. Niet alzoo in Amerika. Men spreekt daar, om hij dit beeld te blijven, nadat men niet alleen de handschoenen, maar ook den rok uitgetrokken heeft. Het woor denboek van een Amerikaanschen redacteur schijnt een afzonderlijken rubriek termen te bevatten voor 't debat van man tegen man. De geheele schat der Engelsche taal vermeerderd met den aanzienlijken aanwas van Amerikaanschen oorsprong, rijkt dikwerf niet toe om uitdrukking te geven aan des redacteurs politieken haat en vijandschap. Zooals reeds opgemerkt is deze termen richten zich niet tegen 't blad, maar steeds tegen den persoon des redacteurs »den gemeenen hond kap. E. Tailor, die dat vuile blad van den over kant uitgeett«, dat is een van de meest gewone aanhalingen. Een blad in Nevada heeft het te kwaad met zijn concurrent en publiceert nu het volgende niet onvermakelijke staaltje van schrijfkunst: «Wij hebben heden opgemerkt, dat Mr. B. (de red. van 't andere blad), een nieuwen jas aangetrokken heeft. Indien we ons niet bedrie gen, is een poos geleden een confectiemagazijn uitgebrand, bij welke gelegenheid twee jassen, die men zeker weet dat brandvrij geborgen wa ren, verloren gegaan zijn. Natuurlijk onthou den we ons van gevolgtrekkingen en het valt ons ook niet in te zeggen, dat Mr. B. thans een van die vermiste kleedingstukken aan heeft; daarvoor beware ons de hemelWij constatee- ren alleen maar het eene feit zoowel als het andere. Een ander wil zijn lezers eens duidelijk zeg gen, wat voor kerel die schrijver van 't andere blad is, en ontwerpt tot dat einde dit portret: »De vent toont op 't eerste gezicht een door draaier te zijn en is gewoonlijk in de herberg te vinden, niet alleen in den tijd der verkiezin gen, maar jaar in, jaar uit. Hij speelt met de politiek, zooals hij met valsche kaarten speelt of iemand de keel zou afsnijden. Zijn haar draagt hij als roovers en boksers kort geknipt, opdat hem in de hitte van 't gevecht niemand te pakken zou krijgen. Zijn hersens zitten hem achter de ooren en zijn gelaat is een ronde vleeschklomp, waarin steeds het eene oog de sporen draagt van de laatste kloppartij. Blin delings kan hij wiskey van jenever onderschei den en bij gebruikt eiken dag een pond pruim tabak. Zijn geld verteert hij met vrouwen van twijfelachtig allooi en hij stelt er een eer in, nooit zijn schulden te betalen. Natuurlijk laat de tegenpartij 't hier niet bij, en schrijft er niet minder vinnig op los en zoo gaat 't over en weer, tot groot genoegen van alle lezers, die 't blad niet zouden inzien, wan neer 't niet een of ander schandaal had opge nomen. Zie hier een staaltje van debat. De red. van zeker blad schrijft van zijn collega van 't andere blad»Mr. P. is een aartsleuge naar, en we zullen hem dit in 't aangezicht zeggen, waar en wanneer we hem ontmoeten. Hierop antwoordt P. in het volgende nummer van zijn blad: »Zoo, meent u dat, Mr. S? Ont houd dan ditde eerste maal, dat ge uw voor nemen uitvoert, zal aanleiding geven tot een begrafenis, waarbij de fam. S. als de meest ge troffene achter de baar loopt.Dit laat aan duidelijkheid niets te wenschen over. Een redacteur doelende op zijn collega, roept uit: »eer zal een gekookte peen de Alpen door boren, eer dat, een vonk gezond menschenverstand door zijn dikke hersenkas naar binnen dringt«. En een ander, die tot zijn spijt een drukfout gemaakt heeft, verontschuldigt zich en schrijft dat hij zijn collega niet monkey (aap) maar donkey (ezel) heeft willen noemen. Eenmaal maakte een redacteur een uitstapje naar de bergwerken aan den Columbiastroom. Terzelfder tijd leest men in het daar uitkomende weekblad«goudgravers en bergwerkers past op Onder andere dieven, roovers en moordenaars bevindt zich ook zekere S. B. hier, die tegen woordig de rol van weekbladredacteur speelt. Wij gelooven dat hij op reis naar de mijnen is en waarschuwen ieder op zijn hoede te zijn«. Een week later schrijft een ander blad: »S. B. is onze streek gepasseerd, zonder dat ergens iets vermist wordt Het is licht te begrijpen dat dergelijke per soonlijkheden, we hebben opzettelijk de min fatsoenlijke verzwegen, niet zelden tot handtas telijkheden overslaan. Het blijft meestal bij een gewone kloppartij, maar Joopt ook wel uit op een geweldige afstraffing, op verwonding en doodslag. Deze vriendschappelijke verhouding tusschen de mannen der pers werkt aanstekend op het publiek. Nergens ter wereld wordt zoo goed begrepen dat ad verteeren, reclame maken on ontbeerlijk is in zaken. Vandaar ook dat er zoo ontzaglijk veel bladen bestaan. In die adver tentiën vecht, ieder voor zijn zaak en op eigen manier. Zoo kondigt b.v. een hotelhouder de opening zijner zaak volgenderwijze aan: «Concurrentie is de ziel van de nering! maar wanneer ik u in de handen krijg, bedelaar, oude schoft, (dat is aan 't adres van zijn con current,) dan sla ik u den schedel stuk, reken daarop. Een nieuw tijdperk is aangebroken Komt naar het ...hotel en ziet zelf. Alle ge makken die den mensch verlangen kan, zijn in ii NAAK HET DUl'TSCH. EGBERT CARLSEN. 29) Verbaasd en verward liet Wanda dezen brief vallen. Dat was dus de man van wien Adam had gezegd, dat niets dan het naakste eigen be- O O lang hem leidde; dat hij steeds het geluk, ja het leven van anderen voor zijn voordeel had opgeofferd; dut was de man, die zich met Etbelreda slechts verloofd zou hebben omdat ze rijk was, en haar verlaten had zoodra hij be merkte, dat ze arm was? En deze man voelt zich nauwelijks bevrijd van de knellende ver plichtingen die hij in de jaren van jeugdige op gewondenheid had aangegaan, of hij is reeds bezield van de gedachte Etbelreda op te zoeken en zijn gegeven woord in te lossen! »Neen,« klonk het uit Wanda's hart «doctor Adam heeft dien man onrecht aangedaan, 't zij dan opzet telijk 't zij onwetenddeze man is geen egoïst, geen bedrieger, geen gelukzoeker, voor wien 't noodig is mijn hart te sluiten. Hij denkt ook in 't, geheel niet aan mij; hij denkt slechts aan Etbelreda, om naar mijn zuster te vernemen, en wel met de beste bedoelingen der wereld, is hij gisteren avond bij me gekomen, en ik was zoo onbeleefd, ja lomp tegen hem. O, hoe be schaamd voel ik me!« Zij las den brief nog eens opmerkzaam van 't begin tot 't eind. »In elk geval moet ik antwoorden,zoo zette zij haar alleenspraak voort, «maar hoe en wat? Over Etbelreda ben ik gauw gereedzij is gebonden, voor altijd ge bonden. Als Erich haar thans weer naderde, zou het slechts zijn om de pas gesloten wonde op nieuw open te rijten. Maar wat zal ik hem van mij schrijven? Hoe zal ik mijn gedrag van gisteren verontschuldigen, een gedrag dat eigen lijk niet te verontschuldigen is?« Ze ging naar haar schrijftafel en greep de pen. De eerste zijde was nauwelijks af, toen ze hoofdschuddend de pen neerlei en zich met de armen over elkander in haar stoel terugschoot'. En toen verscheurde ze het papier en nam een ander blad om opnieuw te beginnen. Maar ook thans kwam ze niet verder. Weder zat ze nadenkend achter in haar stoel tot de klok der naastbij zijnde kerk met langzame, dreunende slagen verkondigde, dat het tien uur was. »A1 tien uur,« riep Wanda, uit hare over denking opschrikkende, »over een kwartier moet ik naar de repetitie en heb nog geen besluit genomen. Ze legde de ellebogen op de tafel en leunde het schoone kopje daarop. Toen nam ze een derde blad, waarop ze slechts weinige woorden schreef. Ze luidden «Ik verwacht u om de bewuste zaak in orde te maken heden middag te vijf uur.« De manier, waarop Erich des namiddags Wanda begroette, was zoo koel en vormelijk, als mogelijk was. Dat zijn brief naar wensch gewerkt had, zag hij uit de uitnoodiging van Wanda; om die werking nog te versterken, hield hij 't voor uitmuntend, den gekrenkte te spelen. Het jonge meisje gevoelde die koelheid zeer diep en des te meer beijverde zij zich, zoo als Erich ook had berekend, om haar afwijzing van gisteren door dubbele hartelijkheid weer goed te maken. «Ik kon u niet schriftelijk, maar ik moet u mondeling voor uw brief danken,zei ze met warmte; »het heeft me zeer goed ge daan, dat ge Ethelreda niet vergeten zijt.« Erich antwoordde daarop slechts met een stomme buiging, zoodat Wanda gedwongen was voort te gaan: «helaas ik kan uw vraag niet gunstig beantwoorden; Ethelreda heeft reeds de verbindende gelofte afgelegd en kan niet meer terug. Als ge weer haar opzoekt, kan het resul taat van dien stap slechts zijn, dat ge de arme op nieuw een strijd te genioet voert, waarin ze nauwelijks den zege heeft behaald. «Ge denkt daarbij slechts aan uwe zuster, sprak Erich met een koel schouderophalen, «en van dat standpunt hebt ge misschien gelijk. Ik echter moet ook aan mijzelf denken. De om standigheden, waaronder ik mijn bruid moest verlaten, zijn zoo eigenaardig, dat de deur daar door wijd werd opengezet voor den laster. Mijn vijanden --en ik heb talrijke en machtige vijanden, wier aantal nog aanmerkelijk is toe genomen sinds ik me van mijn vroegere ketenen heb bevrijd mijn vijanden zijn niet kieskeu rig in hun wapenenleugen en laster zijn voor hen gewone zaken en ik mag hun de gelegen heid niet gunnen mijn plotseling verdwijnen uit Wiesbaden op zulk een wijze uit te leggen. Dat verbiedt me mijn eer en mijn naaui.« «Dus was het niet de oude liefde voor Ethelreda, die u tot schrijven bewoog maar de gedachte aan uw eigen eer?« vroeg het jonge meisje met bevende stem. «Zelfs op 't gevaar af u wankelmoedig te schijnen, moet ik deze vraag toestemmend be antwoorden, sprak Erich, terwijl hij Wanda heden avond voor 't eerst in de oogen keek. «Er is in mijn gevoel voor Ethelreda een ver andering gekomenik bid u niet van me te eischen, dat ik de gronden daarvoor opgeef; misschien is Ethelreda zelf daaraan niet geheel onschuldighaar gebrek aan vertrouwen en vol harding heeft me diep gekrenkt; maar hoe dat ook zij: het gevoel heeft hier niet te beslissen, maar mijn gegeven woord. Een jaar lang heb ik gestreden om de vrijheid te verwerven mijn woord in te lossen; thans ben ik vrij en beslo ten mijn gelofte na te komen. «Het is onmogelijk,fluisterde Wanda, «Ethel reda kan de uwe niet meer worden. «Dan zal ze ten minste ondervinden,riep Erich, «dat niet ik het ben, die onze vereeni- ging onmogelijk maak.« Dat zal zemaar laat de mededeeling er van aan mij over,« bad het jonge meisje. »De oude wond zal minder smartelijk schrijnen als mijne hand haar beroert en niet de uwe.« «Ik twijfel er aan of uwe tusschenkomst juist de meest gewensckte is, miss Alma,« antwoordde Erich koel. «Waarom twijfelt ge daaraan «Omdat ik overtuigd ben, dat de laster bij u reeds beproefd heeft me te benadeelen en, zooals de avond van gisteren mij geleerd heeft, niet zonder vrucht. In pijnlijke verlegenheid zag het jonge meisje naar den grond. »'t Is waar, ik was giste ren avond recht onbeleefd tegen u,« fluis terde ze. «En 't is ook waar,« ging Erich met klim mende aandoening voort, «dat men u gezegd heeft, dat ik een eerloos mensch, een avonturier of iets nog erger ben. Antwoord me, miss Alma, men heeft u dat gezegd »Ja,« dit woord kwam nauwlijks hoor baar over haar lippen. «En gij hebt het geloofd. O, Alma, Alma, dat heeft me onuitsprekelijk veel leed gedaan Een zware zucht scheen zich uit zijn borst te wringen en Wanda's oogen vulden zich met tranen. «Vergeef me,« bad ze met trillende stem, «dat ik den lasteraar geloofde, en wees overtuigd, dat het me niet gemakkelijk viel hem te gelooven. Ook ik heb geleden, smartelijk geleden. Bij de laatste woorden ontmoette haar be traande blik zijn oogen, die haar met gloeien- den hartstocht aanzagen. - «Alma, 't was u niet onverschillig hoe men over me sprak? vroeg hij. «Het deed u pijn te hooren, dat ik een slecht mensch was?« Sprakeloos knikte /.ij met het hoofd, terwijl hij voortging«En in uw hart klonk een stem neen, 't is niet waar, wat ze kwaads van hem zeggen, het warme gevoel in mijn hart bedriegt me niet, hij is een braaf, een edel man Alma hief haar blik tot hem op, en in dien blik lag een veel sterker bevestiging dan woor den die hadden kunnen geven. »Dan,« ging Erich jubelend voort, «dan Alma, is dat gevoel in je hart ook liefde en zoo als ik

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1