Een wakend «oar. FEUILLETON. m lisisiitm ,M 696. WOENSDAG 4 JULI. 1888, Uitgever: Ll. J. YEERMAÏÏ, Heusden. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden f 1.00. Franco per post zonder prijs verbooging. Agent voor Gorcum en Omstreken Advertentiën 16 regels GO ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor Frankrijk: Wester Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Het ontbreekt tegenwoordig niet aan voor schriften voor de lichamelijke ontwikkeling onzer dochters. Doctoren en gymnastici hebben te ha ren opzichte vele vooroordeelen uitgeroeid en men is het thans daarover eens, dat een meisje niet minder dan een jongen behoefte heeft aan oefe ning der spieren, aan beweging dus en harding van 't lichaam. Met alle bescheidenheid echter herinneren we dat met wat gymnastiek, wandelen, zwemmen enz. lang niet alles gedaan is. De meeste moeders zullen tegen deze lichaamsoefeningen geen be zwaren hebben, daar 't loon toch: een krachige, welgevormde dochter de wereld in te zenden, de kroon zet op het werk der opvoeding. De lichamelijke opvoeding althans. De zaak heeft nog een andere, hoogere zijde. Wanneer onze dochters naar het lichaam flink ontwikke len, mag men ook vragen of ze gezond en helder denken en of in haar gezond lichaam tevens een gezonde ziel huist? Geest en gemoed hebben ook hunne eischen en 't is voor den geheelen mensch van weinig nut, indien zijn innerlijk niet in evenredigheid staat tot het uiterlijk, hoofd en hart een con trast vormen met het lichaam. Dit is een onderwerp van breeden omvang; we willen er iets van aanroeren en waarschu wen voor een worm, die aan de jonge boezems knaagt, die ze in tweestrijd brengt met zichzelf en 't leven, nog vóór ze den ernst hebben leeren kennen, die ze drijft van 't levenslot zooveel te verwachten als maar zelden een mensch geschon ken wordt en die eindelijk de reinheid van 't hart, veel meer dan men wel denkt, reeds in den knop verstikt. Deze worm was de romanlectuur. Een meisje leest gaarne en veel. Terwijl haar broeder zich in de buitenlucht beweegt of aan den arbeid is, beijvert ze zich in 't huishouden en besteedt haar vrijen tijd in den regel geheel naar welbehagen. Waarom zou ze dan niet le zen? De moeder ziet 't ook gaarne, liever dan dat ze buiten loopt, alleen maar vindt ze 't minder aardig dat haar helpster soms als met het boek zamengegroeid schijnt en de heele wereld ver geet, »er niet af te slaan« is, zooals ze zegt. Op zichzelf is dit niet berispelijk. Het is een groot genoegen voor een aankomend meisje zich in de poëtische wereld van ongekend leed en verondersteld geluk te bewegen en daarover mee te droomen, maar weinigen genieten dit genot ongestraft. Dat ouders verzuimen op dit punt hun waakzaam oog open te houden, komt, wijl ze niet inzien welke groote schade een meisje lijdt uit lectuur, in vliegenden haast gelezen, welke haar verbeelding onnatuurlijk vroeg aan zet en de ontwikkeling van haar gezond ver stand tegenhoudt. Geen moeder zal toestaan dat haar kind zich in slecht gezelschap ophoudt, maar in onbegrij pelijke gedachteloosheid laat ze haar jaren lang onbewaakt in misschien nog verderfelijker gezel schap van boeken, die ja de ouderen niet zullen schaden en die ook niet onder de bepaald zede- looze te rangschikken zijn, doch die niettemin de reinheid eener jonge ziel bedenkelijk kunnen aangrijpen. Wel hebben ze eenig vermoeden dat de lectuur niet voor hun dochter past en zijn zich duister bewust hierin tusschenbeiden te moe ten komen, maar daarbij blijft het en de waar schuwende stem smoren ze met de gedachte dat het kind toch niet begrijpt wat het leestWaartoe dan het lezen toegestaan, mag men vragen en ook, zal het kind langs dien weg niet spoedig te weten komen wat het nog voor 't oogenblik nog niet vatten kan? Nog eens, we doelen hier niet op onzedelijke boeken, maar op romans, gelijk ze elk jaar dozijnen bij dozijnen uit het Fransch, Duitsch en Engelsch vertaald en in leesgezelschappen rondgezonden worden. Die deugen niet voor de jeugd. Wanneer de mond gewoon is zoetigheid te eten, wil ze geen gezond voedsel meer tot zich nemen en de jongelui die niets heerlijkers kennen dan over een roman heen zit te huilen om een ongelukkige liefde, hebben geen smaak meer in leerzame, degelijke lectuur. Daar is echter nog meer. De romans van den tegenwoordigen tijd hebben een bedenkelijk ka rakter. Om een held of heldin genade te doen vinden in de oogen van een publiek, dat lezens- moede is, wordt zooveel scherp kruid gebezigd, als met mogelijkheid aan te brengen is. En de jeugd, die in 't geheel geen peper noodig heeft bij de spijs, ondergaat door de lectuur een hoogst schadelijke prikkeling. Wanneer thans het meisje een roman meeneemt naar haar slaapkamer en bij 't nachtlichtje de lectuur voortzet met glin sterende oogen en gloeiende wangen, dan is dat niet om te weten of haar heldin uit de handen der roovers verlost wordt, ook niet of hij haar en zij hem krijgt, die voor elkaar als geschapen zijn, neen, in den modernen roman wordt op een veel minder stramien geborduurd en al komt daarin ten slotte alles terecht, zoodat de deugd de overwinning behaalt over 't lage, de weg tot deze overwinning, loopt meestal langs wegen, waarop 't niet geraden is zijn kroost uit wan delen te zenden. In den modernen roman is de echtbreuk schering en inslag en de geheele ge schiedenis draait om de vraag of hij, (een ge trouwd man) er in slagen zal de liefde van haar (niet zijn vrouw) te verwervenook wel of hij (een jonkman) al of niet ongestoord op intiemen voet met de dame zjjner keus (die met een ander gehuwd is) zal blijven ver koeren. Zulke lectuur wordt door ouderen van dagen zonder gevaar verorberddie er veel neemt, loopt kans zijn geestesmaag te overladen en er genoeg van te krijgen, iets ergers is er niet te vreezen. De jeugd echter mag van deze kost niets ge nieten. Het is misschien nog minder nadeelig ze een werk in handen te geven waarin veel leelijks behandeld wordt, maar dat dan ook als leelijk aangeduid wordt, dan ze in gezelschap te brengen van schijnbaar deftige en fatsoenlijke lieden, die gedreven worden door hoogst onzede lijke begeerten. Een meisje dat dergelijke lectuur naar harte lust genieten kan, verliest haar onbevangen blik op 't leven en stelt zich dat geheel anders voor dan 't werkelijk is; het komt zaken te weten, die niet voor haren leeftijd passen en 't leert het groote euvel onzer zamenleving kennen in een vorm die eer aantrekt dan afstoot. We hebben nooit kunnen begrijpen hoe zelfs opvoedkundigen den raad konden geven dag bladen als lectuur in handen van kinderen te geven, een lectuur, die bepaald gekozen wordt met het oog op volwassenen en voor kinderen vele voetangels en klemmen verbergt. Van de jeugd moeten we weg doen al wat de reinheid des harten kan bezoedelen. De we reld zal er toch spoedig genoeg haren bezoede lenden adem over heen laten gaan. En zoo als de ouders een waakzaam oog houden op de vrienden hunner kinderen, is het ook hun dure plicht te waken over de lectuur. Het is zeer lastig en tijdroovend voor een moeder eerst kennis te nemen van de boeken, die hare dochter in de uren van rust leest, maar 't werk der opvoeding is nu eenmaal geen zaak van gemak en we meenen dat het hooge belang van haar kind deze moeite dubbel waard is. We hebben wel eens gedacht, ziende hoevele vereenigingen er worden opgericht om te dansen, te zingen, te breien, te babbelen, zou 't zoo on gerijmd zijn voor jonge dames een kransje op te richten om te lezen? Goed lezen is een van de heerlijkste en genotvolste kunsten, daarbij on kostbaar en gemakkelijk te leeren, daar men slechts heeft voort te bouwen op gelegde grond slagen. Hoe komt het dat zoo weinig vrouwen vlot en met uitdrukking lezen? Alleen uit ge brek aan oefening. En dat is jammer, want 't is voor 't familieleven van onschatbare waarde, wanneer de leden de kunst verstaan de gedach ten van anderen aantrekkelijk voor te dragen. Men vereenigt zich wel oni samen te zingen, waarom zou men dan niet samen lezen Het is veel natuurlijker dat men eerst goed spreken leert vóór men zingt, daargelaten dat goed spre ken eeu eerste eisch is voor een zangeres of zanger. We geven dit idee ter overweging en bevelen het onderwerp, de lectuur voor de jeugd, in de aanhoudende zorg van alle ouden aan. Buitenland. Koningin Victoria- heeft het patronaat aan vaard over de ontworpen viering in Engeland van den driehonderdsten gedenkdag van de ver nieling der onoverwinnelijke vloot in 1588. De chef der Spaansche artillerie is door de regeering belast, bij Krupp, te Essen, vijf stuk ken geschut te koopen, voor de kleinigheid van 1,920,000 francs. Zij zijn bestemd voor de kust verdediging. EGBERT CARISEN. 41) XXII. Thaddiius von Carolin ging voort met zijne papieren te rangschikken, toen Martens hem ver laten had. Maar zijne innerlijke beweging was te machtig; met sidderende handen iegde hij alles in de laden van zijn schrijftafel, door elkan der en over elkander. Daarbij kreeg hij ook Pleiszenbach's schrijven weer in handen; met een plotselinge beweging wilde hij het door mid den scheuren, maar eensklaps hield hij op, vouwde het zorgvuldig ineen en stak het in de borst zak van zijn rok. «De brief is te belangrijk, fluisterde hij daarbij. »Als ik hem thans vernie tigde, zou men later niet gelooven, hoe belee- digend de man me behandeld heeft en hoe zeer bij een voorbeeldige straf heeft verdiend. Eu nu rust,* voegde hij er bij, terwijl hij opstond en beide handen tegen de borst drukte als kon hij zoo zijn wild kloppend hart tot rust bren gen, »rust, voor alles rust, opdat mijn hand niet beeft in 't beslissende oogenblik. Ik heb nog een goed half uur, de frissche lucht zal me goed doendus naar buiten, om het heete bloed af te koelen. Iiij greep naar zijn paletot; daar werd aan zijn deur geklopt en nog eer hij »binneu!« kon roepen, werd ze geopend. Het was Hugo von Yirzowski, dire binnentrad. Kijk, al terug,riep Carolin heui toe; «dat is even onverwachts als uw vertrek »Neeni mei niet kwalijk, dat ik u van die twee gewichtige gejbeurtenissen niet behoorlijk in ken nis heb gesteldlachte Hugo. Daarvoor zal je thans evenwel de eerste mensch in Ostburg zijn, die het ware doel en de uitkomst van mijne reis verneemt. »Een groote eer. «Dat misschien minder dan een groote ver rassing, want verrassen zullen mijn tijdingen je zeker, daar je van mijn vroegere vermoedens niets wist. Maar ik zie, dat je van plan bent uit te gaan; laat me je niet ophouden, ik zal je een eind begeleiden. »0 neen; zoo erg dringt het niet,« antwoordde Carolin, »wees zoo goed, neem bedaard plaats. Een klein half uurtje heb ik nog voor voor je over. Wil je niet rooken?« Hugo nam een der aangeboden sigaren en stak langzaam aan. Toen begon hij, terwijl hij zich behagelijk in zijn stoel zette: mijne mee- deelingen betreffen een goed vriend van je, mijn heer von Martens. Carolin zag verbaasd op, terwijl Hugo voort ging «je weet, dat ik hem den laatsten tijd niet vertrouwde; je laehtet me daarover uit. Nu heeft echter je vriend in korten tijd zoo vaak mijn wegen gekruist, dat ik me gedrongen zag, zijn verleden nauwkeurig te onderzoeken. Daartoe ben ik naar Wiesbaden gegaan om te vernemen of de tegenwoordige Martens en de heer van wiens heldendaden de president vou Hainfeld on langs sprak, dezelfde persoon is. En de uitkomst- is inderdaad bevestigend. Die avonturier, die val- sche speler, dat mensch, dat zijn zieken lands man in een duel neerschoot, omdat deze hem wegens zijne bedriegelijke handelingen aan de kaak kon stellen, is niemand anders dan de in Ostburg zoo voorkomend opgenomen en zoo hooggevierde heer Erich von Martens. »Heb je daarvan de bewijzen vroeg Carolin in spanning. De zekerste bewijzen b.v. deze photographie van den Martens uit Wiesbaden. Wat meen je? Gelijkt ze den onze niet op een haar?« Zeker. Van wien heb je dat portret »Van zijn vroegere bruid, die in 't- klooster is gegaan nadat hij haar had verlaten. «En die zeker nog boos op hem iszoo'n ge tuigenis is niet te vertrouwen. »0, ik heb nog andere bewijzen. In Wiesba den zijn zijne daden algemeen bekeud. Overigens heb ik er geen belang bij ze ook hier algemeen bekend te maken. Ik ben integendeel bereid ze te verzwijgen, als Martens twee voorwaarden na komt, die ik hem zal stellen. Want niet in 't belang van de goede Ostburgers, die zelf maar moeten zien hoe ze 't met dien man stellen, ben ik naar Wiesbaden geweest, maar in mijn eigen belang. Onder al die menschen is er geen een voor wien ik me wil warm maken, jij alleen uitgezonderd. Ik hield 't daarom voor mijn plicht je te waarschuwen, maar verzoek je, bij niemand van mijn waarschuwing gebruik te maken. Want alleen als ik Martens beloof te zullen zwijgen, ben ik in staat hem over te halen mijn voor waarden na te komen. «Was je toch twee uur vroeger hier gekomen, dan zou 't misschien nog mogelijk geweest zijn een groot ongeluk te voorkomen, dat nu niet afgewend kan worden. »Een ongeluk? Dat jou dreigtvroeg Hugo, terwijl hij zijn vriend verbaasd aanzag. «Mij of een uwer vrienden. Lees dezen brief. Carolin gaf Hugo het bewuste schrijven van Pleiszenbach. De jonge officier doorliep het en zei toen hoofdschuddend«als ik Pleiszenbach's hand niet kende, zou ik nooit gelooven, dat hij dat kattebel geschreven heeft. Hij is, wel is waar, niet erg slim, maar toch een goedhartig mensch en moet wel geheel buiten zich zelf van drift geweest zijn, toen hij dit schreef. Waardoor heb je hem zoo vreeselijk verstoord »Weet ik het? Zoo zorgvuldig mogelijk heb ik steeds vermeden in mevrouw von Pleiszen bach door wat dan ook de gedachte wakker te maken, dat ze me niet geheel onverschillig is. Toen kwamen de levende beelden. «Juist. Ge hebt levende beelden opgevoerd Ja gisteren tot slot van 't groote carous- sel. Mevrouw von Pleiszenbach heeft me daartoe aangezocht en onnadenkend heb ik toegestemd Faust toen zij Gretchen, en Tasso toen zij Eleo- nore was, voor te stellen. Anderen en vooral von Pleiszenbach hebben de zaak anders opge vat daarbij kwam nog, dat zijn vrouw in den cottillon mij een ordeteeken brachtdat voltooide de zaak.« »Maar dat zijn toch alle kleinigheden. Daarvoor hield ik ze ook, en heb, zooals ik zei, er niet de minste waarde aan gehecht, tot Martens me van morgen dezen brief bracht.* »Ha, heeft Martens je dien brief gebracht?* «Ja; maar hij was zelf uiterst verontwaardigd, toen hij den inhoud vernam.* «Zoo. Heeft hij dien niet vroeger geweten?* «Neen. Hij verzekerde dat.« «Dat is voor mij een bewijs te meer, dat hij den brief opgesteld of ten minste gedicteerd heeft. En wat heb je na dien brief gedaan «Den luitenant uitgedaagd. «Door Martens »Ja.« «En heeft Pleiszenbach de uitdaging aange nomen?* «Ja. Nog heden zullen wij duelleeren.* »Dat is buitengewoon haastig.* «Ik had geen lust de zaak uit te stellen, en Martens' bemoeiingen hebben die snelle schik king mogelijk gemaakt.* «Altijd weer MartensHij zal zeker ook je secondant zijn?« »Ja.« «En wie is Pleiszenbach's secondant?* «Mijnheer von Walsing.* «Ook een vriend van Martens. En waar zal 't duel zijn?* »In Martens' woning. «Natuurlijk. -Martens zal ook de voorwaar den vastgesteld hebben?* »Met Walsing samen, zooals den secondanten toekomt. «Wie heeft het eerste schot?* «Ik als beleedigde.« «En je zult je best doen met het eerste schot een eind aan de zaak te brengen?* «Zeker. Of meen je, dat die lompe houding van von Pleiszenbach verschooning verdient? Of denk je, dat ik in de lucht zal schieten, om/ NIEUWSBLAD VOOR Het Laid vai Langstraat en <le Bosch Broes van Dort. naar het duitsch. VAN De jager van den Koningsmarter.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1