FEUILLETON. I0N1S1AÏ II JU 697 ZATERDAG 7 JULI. 1888. voou Uitgever: L. J. YEEEMAK, Heusden. Dit blad verschijnt WOENSDAG en ZATERDAG. Abonnementsprijs: per 3 maanden ƒ1.00. Franco per post zonder prjjsverhooging. Agent voor Gorcum en Omstreken: Bosch Broes van Dort. Advertentiën 1G regels 60 ct. Elke regel meer 10 ct. Groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën worden tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen ingewacht. Agent voor FrankrijkWester, Co., 20 Rue Hérold, Parijs. Het mag in deze dagen overbodig heeten de menschen op de schoonheid der natuur opmerk zaam te maken en aan te sporen in hunne wo ningen een plaatsje af te zonderen voor hare lieftallige kinderen. Er zijn thans maar weinig woningen, die hare deuren voor deze weinig vragende en veel vreugde gevende gasten geslo ten houden; zelfs in de magere buurten der steden ziet men tot voor de hoogste verdiepin gen bloemen voor de ramen, die door de bewo ners met zorg behandeld en ïuet liefde gekweekt worden. Het is een heerlijk genot met deze kinderen om te gaan, ze 's morgens en 's avonds van 't noodige te voorzien, op te merken hoe ze groeien en bloeien, soms zelfs onder zeer ongunstige om standigheden, hoe ze de vreugde van onze vlee- schelijke kinderen uitmaken, die in hare tegenwoor digheid alle ruwheid en onbezonnenheid alieggen, hoe ze in vele buisgezinnen tusschen ziekte en kommer van allerlei aard, een straaltje licht wer pen, dat veel wat droevig is, verzoet. Hoe zou 't ook anders zijn kunnen, daar hun Jeven in zoo menig opzicht 't, onze gelijkt. Ze hebben gelijk wij, een kindschheid in knop, ont vouwen zich in jeugdige schoonheid en kracht, geven op hun tijd vrucht en verwelken. Gelijk de mensch tusschen de dagelijksche zorgen om 't dagelijksch brood strijdt om daarin niet onder te gaan maar zijn ideaal in 't oog houdt, zoo beuren ook zij 't hoofd op en zoeken steeds 't licht. En gelijk hun leven tusschen 't worden en verwelken langzaam toeneemt om daarna even langzaam uit te dooven, zoo wisselt ook hun levensenergie op eiken afzonderlijken dag. Wan neer de zon opkomt, ontwaken ze als wij, bloeien vroolijk den dag door en sluiten 's avonds als vermoeid de oogen, hun bloemen vouwen zich toe en ze slapen. Te verwonderen is 't niet dat men reeds in den ouden tijd in de bloemen meer zag dan er werkelijk in zit. Een Grieksch wijsgeer kende haar een ziel toe, in de beteekenis die wij aan dat woord hechten. Juist dat ontwaken en slapen der planten heeft de vrienden der natuur op 't denkbeeld gebracht, dat hier meer achter steekt dan eenvoudig plantenleven, en ze hebben de lie velingen der menschen tot zich opgeheven en beschouwd als wezens van een hooger orde, iets 't welk door de wetenschap als onhoudbaar is verklaard. Niettemin is die slaap der bloemen een interes sant onderwerp voor bloemenliefhebbers. Wanneer de dag ten einde is, de schaduwen langer worden en de lucht afkoelt, wanneer alle schepseltjes die met hun gezang en gegons den dag verlevendigen onder den zachten schemer- sluier ter ruste gegaan zijn, verdwijnen ook de open, lachende bloemengezichten, die in bont gewemel den heelen dag met elkaar speelden en met hun heldere oogen de zon zochten, aan welke hun leven hing. Hier en daar vindt men nog een opene of half gesloten bloem, maar de meeste slapen voor de nacht komt. Ze hebben hunne gekleurde bladen toegevouwen en de buitenwe reld vaarwel gezegd. Ze zijn tot den knopvorm teruggekeerd, precies als de ïhensch inden droom tot de kinderwereld terug gaat. Sommigen zoeken de rust op een andere wijze: ze laten haar bloemkopje hangen of vouwen hare bladeren naar onderen saam, of ook wel steken ze haar kopje onder de bladeren, gelijk een kind rust zoekt bij de moeder. Zoo is niet alleen 's nachts het bosch en de bloementuin in slaap verzonken, ook aan onze voeten, in velden en weiden, heerscht rust! De ranonkel heeft zijn bloemkroon samengevouwen, de duizenden madeliefjes hun witte kransen over het gele hart gebogenalleen de doove netel en de vergeet-ruij-niet en dergelijke, wier kroon uit één stuk bestaat, kennen geen rust en blij ven dag en nacht open. De korenbloem heeft haar blauwe kroon toegevouwen, de winde haar zilveren beker gesloten, de witte krans der ka mille staat loodrecht omhoog. Zelfs in 't water zoeken de planten de rust op. De sierlijke witte en gele waterleliën (plompen), die overdag zich rustig op de oppervlakte wiegden, hebben zich daaronder ter rust begeven en blijven gedurende den nacht onzichtbaar. De morgen breekt aan en de zon komt op. En zoo spoedig niet treffen hare stralen de sla- penden, of ze ontwaken. Al naar den tijd, waar op ze in slaap vielen, waken ze thans weer op, de een vroeger, de ander later, en bloeien den ganschen dag door. Althans wanneer de zon zich niet verschuilt achter donkere regenwolken. In dat geval zien ze de aanbrekende duisternis voor den invallenden nacht aan en vallen in zachten sluimer. Zoo kan men op regenachtige dagen de bloemen herhaaldelijk zich zien ope nen en sluiten. Ze zijn kinderen van 't licht en indien het licht schuilen gaat, trekken ook zij zich terug, alsof ze hun pracht wilden bewaren tot betere tijden. Onder deze dagbloemen zijn er, wier leven met één enkel openen en sluiten afgeloopen is. Geen schooner gezicht in de lente dan een bloeiend vlasveld de duizenden en nogmaals dui zenden hemelsblauwe bloempjes vormen één over heerlijk kleed. Toch houdt niet één dezer bloem pjes het langer uit dan één dagze gaan in de vroegte open en kort na den middag zijn ze uitgebloeidniet hun dagen, maar hun uren zijn geteld. Dat niettemin zoo'n veld dagen lang een schoon gezicht oplevert, komt omdat iede- ren dag slechts een deel der ontelbare knoppen zich opent. Men heeft opgemerkt dat behalve 't licht ook de warmte invloed oefent op dit kenmerk van leven bij de planten. Te groote warmte doet sommige planten reeds inslapen vóór de avond aanbreekt. Dat planten overdag bloeien, is in ons oog geen bijzonderheid. Het spreekt van zelf dat met het zonnelicht ook de heerlijkheid der bloe men zich ontvouwt. Evenzoo natuurlijk is 't dat ze zich, wanneer de nacht komt, sluiten. Toch is dat zoo natuurlijk niet als 't wel schijnt, want er zijn planten, die door dit »van zelf sprekeneen streep halen en door haar bestaan bewijzen, dat over het bloeien het laatste woord misschien nog in lang niet gesproken is. Daar zijn b.v. onze nachtschoonen, die rijk aan knoppen zijn, doch waarvan er geen enkele, zoolang de zon schijnt, zal open gaan. Eerst wanneer de schemering valt, ontplooien ze zich en vertoonen zich gedurende den nacht in hun witte, gele of paarse kleuren. En de koningin der bloemenwereld, de Victoria Regina, hier te lande alleen te zien in enkele plantentuinen, ook zij bloeit alleen gedurende den nacht, 't Is een prachtig gezicht, over de oppervlakte van 't water bekken tusschen bladeren van 12 d.M. middellijn, de Victoriabloem trillend en schokkend zich uit den knop te zien ontwikkelen tot een roos van reusachtigen omvang en een geur uitstralend, met geen onzer bloemengeuren te vergelijken. Den volgenden dag is ze tot haren knopvorm terug gekeerd, om in den nacht nog schooner dan den vorigen te ontwaken. Was ze den eersten nacht smetteloos wit, nu vertoont ze zich roze rood en geheel afwijkend van den roosvorm. Even na middernacht is haar einde daar. De bloem sluit zich, duikt langzaam onder en ver dort. De geheele verschijning is met niets in onze bloemenwereld te vergeljjken en maakt den toeschouwer begrijpelijk hoe de eerste Europeaan, de natuuronderzoeker Haenke, toen hij voor 't eerst deze plant op den Amazonenstrooru ont dekte, vol bewondering op de knieën viel en 't Opperwezen voor dat voorrecht dankte. De nachtbloemen zijn de nachtegalen van het plantenrijk. Gelijk de laatsten in tonen, zoo ver heugen de eersten ons door hare geuren. »Geuren« zegt Heine ergens, »zijn de gevoelens der bloe men. Zooals het menschenhart in den nacht, wanneer het zich eenzaam en onbespied weet, dieper gevoelt, zoo schijnen ook deze bloemen eerst de omhullende duisternis af te wachten om zich geheel aan haar gevoel over te geven en dit uit te storten in zoete geuren. 't Is bekend, dat het donker ook invloed heeft op de dagbloemen. De jasmijn en de vlinder bloemen geuren 's avonds sterker dan over dag en zelfs geplukte bloemen nemen door hare ge durende den nacht uitstroomende aroma's nog wraak op de jonkvrouw, die ze brak om haar slaapkamer op te sieren. De wetenschap, dat verschillende bloemen hun eigen uur van openen en sluiten hebben, bracht reeds Linnaeus op 't idee van een bloemenklok. Alleen voor de middaguren ontbreken exemplaren. Praktisch is zulk een uurwerk niet en precies loopen mag men er niet van verwachten. Maar 't is aardig gevonden. De natuurvorscher vraagt echter niet naar aardigheden. Hem interesseert meer het hoe en waarom van dat openen en sluiten en liever spoort hij de oorzaken van 't verschil tusschen de eene en de andere plant op. i JU t» EGBERT CARLSE.N. 42) Hugo legde beide handen op Carolin's schou ders en zag hem vast in de oogen. Beste vriend, zei hij, »laat je niet door je hartstocht verblin den om de stem van een trouwen waarschuwer te verachten. Wat is het toch wat ik van je verlang? Een uur uitstelEn in de andere schaal ligt een menschenleven, ja, ligt ook het geluk van je geheele levenwant je kunt geen geluk kig oogenblik meer hebben als je in spijt van mijn waarschuwingen onschuldig bloed vergiet. En onschuldig is Pleiszenbach, ten minste in zoo verre als een door Martens in hem opgewekte valsche waan zijn handelingen uitlokte. Laat mij dezen waan verstoren en je zult zien dat hij be rouw heeft over zijn handelingen en zich haas ten zal zijn overijling weer goed te maken. »Je spreekt nog al met vertrouwen. »Ik zou het niet doen, als ik niet zoo zeker was van mijn zaak. Slechts een uur uitstel »Nu, wat mij betreft is 't goed.« »En je belooft me dat je tot op mijn terug komst je kamer niet zult verlaten »Ja.« »Dat je ook niemand zult binnen laten, noch Martens, noch Walsing, noch Pleiszenbach zelf?« »Als je dat wenseht, zal ik me tot op 't be wuste uur onzichtbaar maken. »Goed, dan nog één vraag. Je spraakt straks van een kotillon-ordeteekeu, dat mevrouw Pleis zenbach aan je bracht. Met wien heeft die dame den kotillon gedanst Daarop móet ik me eerst bedenken. Hm ja zoo is 'f, met Martens. Dat bevestigt mijn vermoedens. Dus tot weerziens Blijf niet te lang weg. Ik heb je maar een uur toegestaan. »Wees zonder zorg. Ben ik in een uur niet terug, dan kan je doen wat je wi!t.« Het sloeg kwart voor 7 uur, toen Hugo uit het huis trad, waar Carolin woonde. »Het is hoog tijd, als ik Pleiszenbach nog thuis wil treffen,mompelde hij, en ging met haastige schreden de lange Adolfstraat door tot hij Pleis- zenbachs' woning bereikte. Toen hij naar den luitenant vroeg, antwoordde de bediende met een eigenaardig verlegen gezicht, dat zijn heer niet te spreken wastegelijk echter opende ook mevr. von Pleiszenbach de salondeur en Hugo's uniform ontdekkend, ijlde ze op hem toe met de woor den: »Ge komt van mijn man; ik bezweer u, wat is er met hem gebeurd? Ik ben in de groot ste zorg. »Die is onnoodig, genadige vrouw. Wilt ge me een paar minuten gehoor geven »Wees zoo goed en kom binnen. »IJ weet niet, waar uw echtgenoot is?« vroeg Hugo, nadat hij in 't salon had plaats genomen. »Neen, dat is 't juist, wat me zoo beangstigt, antwoordde Georgine, met tranen in de oogen. »Als de ochtend immer voortschreed en hij nog altijd niet kwam, zond ik naar de kazerne; maar ik kreeg tot antwoord, dat hij daar niet was.* »Had mijnheer von Pleiszenbach het plan zich naar de kazerne te begeven »Dat niet. 't Is een zonderlinge geschiedenis. Max had gisteren bij het ruitersfeest zich erg moeten inspannen, daarbij de opwinding; mis schien heeft hij ook wat haastig gedronken, kort en goed, u zult me wel begrijpen »De wijn is hem naar 't hoofd gestegen,viel Hugo lachend in. »Ja, zoo was 't,« ging Georgine voort; »zijn toestand veroorloofde hem niet naar huis te gaan men zei me, dat men hem in het bed van een vriend, die in de kazerne woont, had moeten brengen. »Wie zei u dat, genadige vrouw Mijnheer Martens. »En van morgen wist men in de kazerne er niets van dat uw echtgenoot daar den nacht had doorgebracht »Neen, dat is 't juist. Waar mag hij toch geweest zijn? Waar mag hij thans zijn? Waar om verbergt hij zich voor me? Den ganschen avond van gisteren hebben we slechts enkele woorden met elkander gewisseld, nog voor 't souperlater heb ik hem niet weer gezien en moest alleen naar huis rijden, toen mijnheer von Martens me het noodlottige nieuws bracht. Maar waarom komt Max ook thans niet thuis Blijkbaar gaat er iets om, dat men voor me verbergt. O, mijn God! ik ben vreeslijk angstig. Mijnheer von Pleiszenbach zal spoedig terug- keeren en zelf u meedeelen, wat er is voorge vallen verlaat u daarop, genadige vrouw. Een ongeluk is er niet gebeurdmisschien had het kunnen gebeuren, maar 't gevaar is voorbij. Veroorloof me nog één vraag: u hebt gisteren avond met den heer von Martens den kotillon gedanst »Ja zeker. Heeft de heer von Martens u misschien aan gezet, mijn vriend Carolin een ordeteeken te brengen »Dat heeft hij gedaan. Maar wat brengt u tot die vraag »Dat kleine ordeteeken speelt in de gebeurte nissen van den nacht geen onbeduidende rol. Maar ook dat zal uw man u verhalen. Ik heb de eer uw gehoorzaamste dienaar te zijn, en bid u nog eens niet bezorgd te wezeu. U hebt daartoe werkelijk geen grond meer.* XXIII. Intusschen was op de elegante pendule van den heer Martens de wijzer tot half elf voort gegaan, zonder dat Thaddaus von Carolin zich tot de afgesproken ontmoeting had aangemeld. »De jonge inan schijnt met zijn voldoening geen groote haast te hebben,geeuwde mijn heer von Walsing. »Als hij maar komt!« spotte von Pleiszen bach. »Dat zal hij zeker,sprak Martens, »eenig toeval zal hem hebben opgehouden. Stiptheid is juist geen deugd van kunstenaars.* De wijzer ging weer vijf minuten voorwaarts en nog eens vijf minuten. »Hij komt niet meer,« riep Pleiszenbach, »hij heeft zich uit de voeten gemaakt, en drommelsmisschien niet al leen misschien »Gij gaat te ver in uw wantrouwen, vriend, viel Walsing den spreker in de rede. »Ge zijt zoo opgewonden, dat het u onmooglijk is de zaken onpartijdig in te zien. Ik verzoek u dringend te bedarenuw tegenwoordige toestand is niet zeer geschikt voor het doel, dat ons hier bijeen brengt.* Pleiszenbach wierp Walsing een niets minder dan vriendelijken blik toe, terwijl hij een glas zwaren portwijn ledigde. Martens kwam hem voor met het antwoord, terwijl hij den adjudant toe voegde: »Geen vuur zonder rook. Hoe kunt ge verwachten, dat zulke hevige gemoedsbewegingen ook niet uiterlijk merkbaar zijn? Niet elk is zulk een hoogen graad van zelfbeheersching toebe deeld. Als echter onze vriend Pleiszenbach eerst maar het wapen in de hand heeft, zal de bedaard heid wel terug keeren en hij zal zijn doel weten te treffen.* Martens had nog niet uitgesproken, of men hoorde een rijtuig naderen. Erich ijlde naar 't venster, maar die in 't rijtuig zat was reeds bin nen gegaan, en dus niet meer te herkennen. Dadelijk daarop klonk de heldere toon van de bel der voorzaal. »Daar is hij,* zei Martens, diep adem halend. In de laatste minuten toch was de vrees bij hem opgekomen, dat zijn goed beraamd plan nog op 't laatst zou mislukken. »Daar is hij,* herhaalde Pleiszenbach de vuist ballend, terwijl de adjudant verdrietig voor zich zag. Den laatste was het veel aangenamer ge weest dat Carolin was weggebleven en dus het duël niet was doorgegaanwant Pleiszenbach's hartstochtelijke, alle maat te boven gaande en voor geen verstandige toespraak vatbare opwin- f NIEUWSBLAD en Alteiia, De Langstraat en de Kinderen inNatuur." F) O naar het duitsch. VAN De Koningsmarter trekt zich terug.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard | 1888 | | pagina 1